ECLI:NL:RBDHA:2013:3590
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van openbaarheid van documenten door Bureau Financieel Toezicht op basis van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak heeft eiser op 4 juli 2012 een verzoek ingediend bij Bureau Financieel Toezicht (BFT) om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek betrof specifieke interne memo's en documenten met betrekking tot de berekeningsmethodiek en het klachtenbeleid van BFT. Op 13 juli 2012 heeft BFT het verzoek tot openbaarmaking afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 3 oktober 2012 ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroepsprocedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 12 februari 2013 de zaak behandeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft betoogd dat de documenten noodzakelijk zijn voor inzicht in de werkwijze van BFT en dat de weigering om deze documenten openbaar te maken in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. BFT heeft de weigering van openbaarmaking onderbouwd met verwijzingen naar de relevante artikelen van de Wob, waarbij werd gesteld dat de documenten persoonlijke beleidsopvattingen bevatten die niet openbaar gemaakt kunnen worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de documenten zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat openbaarmaking zou afbreuk doen aan de toezichthoudende functie van BFT. De rechtbank oordeelde dat de weigering om de documenten openbaar te maken op grond van artikel 10, tweede lid, en artikel 11, eerste lid, van de Wob gerechtvaardigd was. Eiser's argumenten over het gelijkheidsbeginsel en de noodzaak van openbaarmaking werden door de rechtbank verworpen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 februari 2013, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.