In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen A&D Logomat B.V. en Aegon Schadeverzekering N.V. over een brand in het bedrijfspand van Logomat op 23 januari 2009. Aegon, de verzekeraar, heeft gesteld dat de brand is ontstaan door brandstichting en dat de bestuurders van Logomat, [W] en [V], hierbij betrokken zijn geweest. De rechtbank heeft in een tussenvonnis Aegon toegelaten te bewijzen dat er sprake was van brandstichting. Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder deskundigen en betrokkenen van beide partijen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat Aegon niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. De deskundigen waren het erover eens dat de brand in het bedrijfspand is ontstaan, maar er was onvoldoende bewijs dat deze brand opzettelijk was aangestoken. De rechtbank heeft geen reden om aan de vakbekwaamheid van de deskundigen te twijfelen, maar er bleef gerede twijfel bestaan over de oorzaak van de brand. De rechtbank heeft ook overwogen dat, zelfs als er brandstichting zou zijn geweest, niet kon worden vastgesteld dat [W] en/of [V] hierbij betrokken waren.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat er geen bewijs was voor merkelijke schuld van de bestuurders van Logomat. Aegon heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de verklaringen van [W] en [V] onjuist waren of dat zij opzettelijk onwaarheden hebben verteld. De rechtbank heeft de vordering van Logomat toegewezen en Aegon veroordeeld tot nakoming van de verzekeringen, inclusief het uitkeren van schadevergoeding met wettelijke rente vanaf 8 juli 2009. Aegon is ook veroordeeld in de proceskosten.