Op 9 april 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2001. Het verzoek tot verlenging was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die zich zorgen maakte over de communicatie tussen de ouders van de minderjarige. De ouders, mevrouw A en de heer B, hebben beiden hun verweer gevoerd tijdens de zitting, waarbij de moeder zich verzette tegen de hulpverlening van Bureau Jeugdzorg en de vader aangaf dat zij nu rechtstreeks met elkaar communiceren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun onderlinge problemen, inzien dat zij in het belang van hun kind moeten samenwerken. De kinderrechter concludeert dat er geen voldoende gronden zijn voor verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat er geen kindsignalen zijn die dit zouden rechtvaardigen. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging af en stelt dat de ouders in staat zijn om de positieve ontwikkeling in hun communicatie voort te zetten. De beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.