ECLI:NL:RBDHA:2013:7399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
444000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in kinderbeschermingszaak met ernstige vermoedens van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2013 een beschikking gegeven in een kinderbeschermingszaak. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, die verblijven in een crisisopvang, en om een machtiging tot uithuisplaatsing. De minderjarigen, kinderen van de vader en moeder, vertoonden ernstige gedragsproblemen en er waren ernstige vermoedens van huiselijk geweld binnen het gezin. De ouders ontkenden de beschuldigingen, maar de kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de kinderen in het geding was. De kinderrechter stelde de minderjarigen voorlopig onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden en verleende de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. De kinderrechter benadrukte dat in kinderbeschermingszaken geen wettelijke bewijsregels gelden en dat de signalen van de kinderen zeer serieus genomen moeten worden. De Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht om rapport en advies uit te brengen voor een toekomstige zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-1403
Zaaknummer: C/09/444000
Datum beschikking: 11 juni 2013

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 3 juni 2013 ingekomen verzoekschrift van:

De Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarigen:
  • [minderjarige 1],geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats 1],
  • - 2.[minderjarige 2],geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats 2],
  • - 3.[minderjarige 3],geboren op [geboortedag 3] 2009 te [geboorteplaats 3],
kinderen uit het huwelijk van:
[mijnheer],
de vader,
en
[mevrouw],
de moeder,
beiden wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen verblijven feitelijk in een voorziening voor crisisopvang.

Procedure

Bij (mondelinge) beslissing d.d. 31 mei 2013 van de kinderrechter in deze rechtbank zijn de minderjarigen voorlopig onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (hierna: Bureau Jeugdzorg) van 31 mei 2013 tot 4 juni 2013 en is Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarigen voor gelijke duur uit huis te plaatsen. Vervolgens heeft de kinderrechter de voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken van 4 juni 2013 tot 12 juni 2013 en Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarigen voor gelijke duur uit huis te plaatsen; voor het overige is de behandeling van het verzoek aangehouden tot onderhavige terechtzitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 11 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • [mevrouw A] namens de Raad;
  • [mevrouw B] namens Bureau Jeugdzorg;
  • de vader en de moeder met hun advocaat, mr. L.M. Dragtenstein, kantoorhoudende te
Utrecht, alsmede een tolk in de Engelse taal, de heer A.M.C. Vader.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de periode van één jaar, met toepassing van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek alsmede tot machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang voor de periode van drie maanden.
De Raad is van mening dat de minderjarigen in hun ontwikkeling worden bedreigd nu er op dit moment sprake is van een zeer onveilige opvoedingssituatie. De ouders en de meerderjarige broer en zus lijken wrede straffen te hanteren om de minderjarigen te corrigeren. Zo is minderjarige sub 1 onlangs weggelopen van huis en naar de politie gegaan omdat zijn moeder, met hulp van zijn meerderjarige broer zijn mond, anus en zijn geslachtsdeel
met pepers zouden hebben bewerkt. Ambulancepersoneel heeft daarop bij de minderjarige een onderbroek vol met pepers aangetroffen. Volgens de minderjarige sub 1 is dat vaker gebeurd en wordt er thuis ook regelmatig geslagen. Het slaan wordt bevestigd door de minderjarige sub 2. Uit de voorhanden zijnde informatie blijkt voorts dat de minderjarige sub 1 op school extreem agressief gedrag laat zien, waarvoor hij onlangs een aantal dagen is geschorst.
De Raad acht een voorlopige ondertoezichtstelling geïndiceerd teneinde de benodigde passende hulpverlening te organiseren en te waarborgen. Tevens acht de Raad het noodzakelijk de kinderen tijdelijk uithuis te plaatsen om hun veiligheid te kunnen waarborgen en in alle rust verder onderzoek te kunnen doen. Met de kinderen gaat het relatief goed in de crisisopvang, aldus de Raad.
De raadsman heeft namens de ouders verweer gevoerd. Zij hebben op zichzelf niet veel bezwaar tegen een voorlopige ondertoezichtstelling, maar zij verzetten zich met klem tegen een uithuisplaatsing. Volgens hen is de situatie heel anders dan de Raad doet voorkomen. De minderjarige sub 1 vertoont al enige tijd ernstige gedragsproblemen en de ouders hadden daarvoor reeds een beroep gedaan op de vrijwillige hulpverlening. Omdat de moeder zich op enig moment geen raad meer met hem wist, heeft zij gember – en geen peper – in zijn anus gestopt; volgens de Ghanese cultuur zou dat een helende werking hebben. Het was de eerste keer dat het gebeurde en de minderjarige is wellicht zo geschrokken dat hij naar de politie is gegaan, die bij het gezin om de hoek zit. De ouders ontkennen niet dat er af en toe een corrigerende tik wordt uitgedeeld, maar zij ontkennen dat er sprake is van daadwerkelijk geweld tegen de kinderen. Er zitten in het dossier geen bewijsstukken, zoals politiedocumenten of medische geschriften die aantonen dat het om pepers zou gaan en dat de kinderen mishandeld zouden worden. De ouders zijn bereid om aan alle (ambulante) hulpverlening mee te werken. Zij begrijpen niet waarom een uithuisplaatsing noodzakelijk is en de lopende maatregel valt hen zeer zwaar.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de minderjarigen, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht worden gesteld.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. Er zijn ernstige vermoedens dat er sprake is van huiselijk geweld binnen het gezin. Daarbij merkt de kinderrechter op dat – in tegenstelling tot wat de advocaat van de ouders kennelijk meent – in kinderbeschermingszaken geen wettelijke bewijsregels gelden. De ernstige vermoedens worden ingegeven door het feit dat de minderjarige sub 1 zich genoodzaakt heeft gezien naar de politie te vluchten en ambulancepersoneel heeft geconstateerd dat zijn onderbroek vol zat met pepers. Ook de minderjarige sub 2 heeft verklaard dat er regelmatig wordt geslagen in het gezin. Daargelaten de vraag of er daadwerkelijk peper is gebruikt en de omstandigheid dat de ouders stellen dat hun wijze van opvoeden voortkomt uit hun cultuur, neemt de kinderrechter deze situatie en de geconstateerde kindsignalen zeer serieus. Zolang niet vaststaat dat de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie is gewaarborgd, acht de kinderrechter het noodzakelijk en in het belang van de minderjarigen dat zij gedurende het door de Raad nader te verrichten onderzoek voorlopig uit huis geplaatst blijven. De kinderrechter gaat er wel vanuit dat het onderzoek voortvarend wordt opgepakt – waaronder het tijdig regelen van de juiste tolken – en dat zo spoedig mogelijk de mogelijkheden voor contactherstel en/of thuisplaatsing worden onderzocht en benut.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt de minderjarigen van 11 juni 2013 tot 11 september 2013 voorlopig onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 11 juni 2013 tot 11 september 2013, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van de aangehechte indicatiebesluiten d.d. 6 juni 2013 (drie stuks) en verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nog nader te bepalen datum en tijdstip;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming tijdig voor voormelde zitting rapport en advies uit te brengen;
gelast de griffier tegen de nader te bepalen zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden;
  • de vader en de moeder en hun advocaat, mr. L.M. Dragtenstein, kantoorhoudende te Utrecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma , kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013, in tegenwoordigheid van mr. B. Laterveer als griffier.
Voor zover deze uitspraak betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage.