In deze zaak, die op 20 juni 2013 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiseres 2] gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] opgeroepen om te verschijnen in een kort geding. De eisers vorderden onder andere dat [gedaagde 1] medewerking zou verlenen aan de taxatie van een registergoed en dat hij het registergoed zou verlaten en ontruimen. Tevens vroegen zij om opheffing van een executoriaal beslag dat door [gedaagde 2] was gelegd op het registergoed. De rechtbank oordeelde dat het beslag onterecht was gelegd, aangezien [gedaagde 1] slechts een onverdeeld aandeel in de nalatenschappen van zijn ouders had en niet in het registergoed zelf. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, met uitzondering van de vordering tot doorhaling van het beslag door [gedaagde 2]. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat [gedaagde 1] binnen vierentwintig uur na betekening van het vonnis medewerking moet verlenen aan de taxatie en het registergoed moet ontruimen. Ook is er een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde 1] hieraan niet voldoet. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].