Uitspraak
Rechtbank Den Haag
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2013 in de zaken tussen
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
KamerstukkenII 2006-2007, 30 938 (Invoeringswet Wro), nummer 7 (nota naar aanleiding van het verslag, vastgesteld op 28 juni 2007), bladzijden 11 en 12.
.In dat kader acht de rechtbank van belang dat het Bro is vastgesteld op 21 april 2008, toen de in rechtsoverweging 6.1 bedoelde nota met daarin de visie van de regering op artikel 3.38 van de Wro reeds beschikbaar was
.
Staatsblad2008, nummer 145). Aan de bladzijden 62 en 63 van die nota ontleent de rechtbank het volgende:
.Ook heeft verweerder dit strijdige gebruik in het geval van eisers [eiser 16] en [eiser 19] gedoogd. Nu de rechtbank artikel 45.2, vierde lid van de Beheersverordening buiten toepassing laat, moet zij voor het overgangsrecht terugvallen op het eerste lid van dit artikel. Dat betekent in dit geval dat thans in het midden kan blijven of eisers hun huisjes in strijd met het voorgaande bestemmingsplan gebruikten. Immers, voor zover ervan moet worden uitgegaan dat het huisje wat betreft permanente bewoning dan wel recreatief nachtverblijf in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan werd gebruikt toen de Beheersverordening in werking trad, mag dit gebruik krachtens artikel 45.2, eerste lid, van de Beheersverordening worden voortgezet. Dat de gemeenteraad van Den Haag bij de vaststelling van de Beheersverordening niet heeft beoogd de permanente bewoning en het recreatief nachtverblijf op het park te continueren, kan aan het voorgaande niet afdoen, nu de door de rechtbank getrokken conclusie voortvloeit uit de keuze voor het instrument van de beheersverordening.