ECLI:NL:RBDHA:2013:8199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
AWB-12_9356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering benoeming tot notaris en ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die verzocht om benoeming tot notaris te Rotterdam, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser was tot 19 januari 2011 notaris, maar is uit dat ambt ontzet. De staatssecretaris heeft op 8 februari 2012 meegedeeld dat het verzoek om benoeming niet in behandeling wordt genomen en heeft het bezwaar van eiser op 30 augustus 2012 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat ingevolge artikel 8, vierde lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep openstaat tegen de weigering van benoeming tot notaris, tenzij de verzoeker een ambtenaar of dienstplichtige is. Eiser viel niet onder deze uitzonderingen, waardoor de rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft de eerdere beslissing van de staatssecretaris vernietigd en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 944,-, te betalen door de staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 12/9356
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2013 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
(gemachtigden: mr. F. Spijker en mr. B.A.J. Haagen),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigden: mr. D.W.M. Wenders en J. Vos).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2012 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn verzoek om benoeming tot notaris te Rotterdam niet in behandeling wordt genomen.
Bij besluit van 30 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 1 mei 2013 is aan partijen verzocht zich uit te laten of eiser ontvankelijk is in zijn beroep gelet op het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Partijen hebben bij brieven van 7 en 8 mei 2013 gereageerd op deze vraag.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2013. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Tot 19 januari 2011 was eiser notaris te Rotterdam. Met ingang van
19 januari 2011 is hij uit dat ambt ontzet.
2.
Bij brief van 7 mei 2013 heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij ontvankelijk is in zijn beroep. Daartoe voert hij aan dat uit de wetsgeschiedenis van de Wet op het notarisambt (Wna) volgt dat tegen de weigering van het verzoek om benoeming beroep openstaat.
3.
Verweerder stelt zich bij brief van 8 mei 2013 op het standpunt dat eiser niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn bezwaar. Volgens verweerder was eiser geen ambtenaar op het moment waarop hij zijn verzoek indiende tot benoeming als notaris.
4.
Artikel 8, vierde lid, aanhef en onder d, van de Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden.
Artikel 8, derde lid, van de Wna bepaalt dat een benoeming uitsluitend kan worden geweigerd indien aan één of meer van de in de artikelen 6 of 9 genoemde voorwaarden niet is voldaan of wanneer, gelet op de antecedenten van de verzoeker, er een gegronde vrees bestaat dat hij in strijd zal handelen met de voor het notarisambt geldende regels, of uit anderen hoofde de eer en het aanzien van het notarisambt zal schaden. Een beschikking tot weigering van een benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
In de memorie van toelichting op artikel 7, derde lid, van de Wna (TK 1993-1994, 23706, nr. 3 p. 20) inzake de weigeringsgronden voor benoeming is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(..) Tegen een weigering van het verzoek om benoeming kan verzoeker in beroep gaan. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is geen reden om af te wijken van de gewone beroepsgang in bestuursrechtelijke zaken. (..)”
Artikel 7, derde lid, van de Wna komt naar aard en strekking overeen met het ten tijde van het bestreden besluit van toepassing zijnde artikel 8, derde lid, van de Wna.
5.
De rechtbank overweegt als volgt.
6.
Anders dan eiser betoogt is de rechtbank van oordeel dat een besluit tot benoeming als bedoeld in artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb zowel de inwilliging als de weigering om benoeming tot notaris betreft. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiser, gelet op het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder d van de Awb, geen beroep in kan stellen tegen het bestreden besluit. Vast staat immers dat eiser geen ambtenaar is zoals bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet noch een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht. Eiser valt dan ook niet onder de in het voornoemde artikel genoemde uitzonderingen.
7.
De door eiser aangehaalde memorie van toelichting behorend bij artikel 7, derde lid, van de Wna kan aan het voorgaande niet afdoen. Er is immers geen wettelijke bepaling opgenomen in de Wna waaruit volgt dat beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot weigering van de benoeming van een notaris. De enkele toelichting op een wetsartikel, dat naar aard en strekking overeenkomt met het thans van toepassing zijnde artikel 8, derde lid, van de Wna, is onvoldoende om de tekst van artikel 8:4, aanhef en onder d, van de Awb opzij te kunnen zetten. De door eiser gemaakte vergelijking met de Gerechtsdeurwaarderswet gaat niet op nu, anders dan in de Wna, in die wet uitdrukkelijk is geregeld dat beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld tegen een besluit omtrent benoeming. Nu de uitzondering van de beroepsmogelijkheid bij de bestuursrechter omtrent een benoemingsbesluit uitdrukkelijk in de wet dient te zijn geregeld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een omissie van de wetgever, noch dat de systematiek van de Wna meebrengt dat beroep bij de bestuursrechter openstaat. De door eiser beoogde rechtsbescherming dient dan ook te worden ingeroepen bij de civiele rechter.
8.
Nu geen beroep mogelijk is, is gelet op artikel 7:1, eerste lid, van de Awb ook geen bezwaar mogelijk. Verweerder heeft het bezwaar dan ook ten onrechte ontvankelijk verklaard. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, en doende hetgeen verweerder behoorde te doen, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren.
9.
Het beroep is gegrond.
10.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 472,- en een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 30 augustus 2012;
  • verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.S.M. Lubbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Woldring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.