Op 17 juni 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2005. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland, die betrokken was bij de zorg voor de minderjarige. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, is niet in staat gebleken om een stabiele woon- en leefomgeving te bieden. De kinderrechter heeft eerder, op 13 juli 2012, de ondertoezichtstelling al verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing gegeven. De minderjarige verblijft feitelijk bij pleegouders, die hem de nodige structuur en veiligheid bieden.
Tijdens de zitting op 17 juni 2013 is de situatie van de minderjarige besproken. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de moeder moeilijk bereikbaar is voor hulpverlening en dat zij niet in staat is om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De pleegouders hebben aangegeven dat de minderjarige zich positief ontwikkelt in hun zorg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft verweer gevoerd, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om voorlopig in het pleeggezin te blijven.
De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 18 juni 2014, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij mr. M.I. Jansen als griffier aanwezig was. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.