ECLI:NL:RBDHA:2013:8209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
09-441954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 17 juni 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2005. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland, die betrokken was bij de zorg voor de minderjarige. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, is niet in staat gebleken om een stabiele woon- en leefomgeving te bieden. De kinderrechter heeft eerder, op 13 juli 2012, de ondertoezichtstelling al verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing gegeven. De minderjarige verblijft feitelijk bij pleegouders, die hem de nodige structuur en veiligheid bieden.

Tijdens de zitting op 17 juni 2013 is de situatie van de minderjarige besproken. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de moeder moeilijk bereikbaar is voor hulpverlening en dat zij niet in staat is om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen. De pleegouders hebben aangegeven dat de minderjarige zich positief ontwikkelt in hun zorg. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft verweer gevoerd, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om voorlopig in het pleeggezin te blijven.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 18 juni 2014, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij mr. M.I. Jansen als griffier aanwezig was. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-1085
Zaaknummer: C/09/441938
Datum beschikking: 17 juni 2013

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 24 april 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats];
kind van:
[mevrouw],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[mijnheer],
de vader, overleden.
In deze procedure worden tevens aangemerkt als belanghebbende:
[pleegouder A] en [pleegouder B], de pleegouders van de minderjarige, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de pleegouders.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 22 april 2013, met de daarbij behorende aanvraag;
  • de brief van mr. C.J. Berghout, inhoudende het verzoek aan een stagiaire bijzondere toegang te verlenen tot het bijwonen van de zitting.
Op 17 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [mevrouw A ], namens Bureau Jeugdzorg;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.J. Berghout;
  • de pleegouders;
  • een stagiaire van mr. Berghout.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 juli 2012 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 25 juli 2012 tot 18 juni 2013.
Voorts heeft de kinderrechter bij voormelde beschikking de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging om voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 25 juli 2012 tot 18 juni 2013.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 18 juni 2014, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige tot 18 juni 2014. De grond voor het verzoek is blijkens de inhoud van het verzoekschrift gelegen in de omstandigheid dat de moeder niet in staat is de minderjarige een stabiele woon- en leefomgeving te bieden, waarin de veiligheid van de minderjarige wordt gewaarborgd. Kansen die de moeder in de afgelopen jaren heeft gekregen om onder begeleiding met diverse kinderen in moeder-kind huizen te wonen, heeft zij niet gegrepen. De moeder is onvoldoende bereikbaar gebleken voor de hulpverlening. Hoewel de moeder van mening is dat zij zorg kan dragen voor al haar kinderen, is Bureau Jeugdzorg van mening dat de minderjarige voor zijn opvoeding en verzorging aangewezen is op een verblijf in het pleeggezin. Het gaat goed met de minderjarige in het pleeggezin. De pleegouders bieden hem veiligheid, rust, respect en structuur, hetgeen zijn functioneren ten goede komt. De minderjarige heeft aangegeven in het pleeggezin te willen blijven. Omdat de minderjarige zich, na diverse emotionele uitbarstingen van de moeder niet veilig voelt met de moeder alleen, heeft hij besloten de moeder slechts te willen zien met begeleiding. Bureau Jeugdzorg heeft de moeder ervan op de hoogte gebracht dat er een verzoek zal worden ingediend tot een verderstrekkende maatregel.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Onder verwijzing naar de inhoud van het verzoekschrift heeft [mevrouw A ] het verzoek gehandhaafd. Zij heeft naar voren gebracht dat de moeder moeilijk bereikbaar is voor de hulpverlening en dat zij afspraken om de minderjarige te bezoeken geregeld niet na is gekomen. Sinds enige tijd is wel weer sprake van begeleide bezoeken aan de minderjarige. De moeder toont weinig inzicht in de behoeften en belevingswereld van de minderjarige. Voorts heeft [mevrouw A ] aangegeven dat de moeder overbelast is als zij al haar vijf kinderen tegelijk ziet. Zij verblijft thans met één kind in een opvanghuis. Tot slot heeft [mevrouw A ] aangegeven dat er in de komende periode duidelijkheid zal moeten komen over het perspectief van de minderjarige. Het perspectief van de minderjarige ligt naar de mening van Bureau Jeugdzorg bij de pleegouders.
De pleegmoeder heeft medegedeeld dat de minderjarige zich positief ontwikkelt in het pleeggezin en dat hij welkom is in het pleeggezin op te groeien.
Mr. Berghout heeft betoogd dat de moeder zich ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling refereert aan het oordeel van de kinderrechter. Mr. Berghout heeft verzocht het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Zij heeft daartoe betoogd dat de moeder zelf de zorg voor de minderjarige op zich wil nemen en dat zij thans ook voldoet aan de voorwaarden om dit te kunnen doen, aangezien zij inmiddels een eigen woning heeft, zij schuldhulpverlening krijgt en zij heeft aangetoond dat zij met hulp ook de zorg voor haar jongste kind aan kan. Nu de moeder de minderjarige een stabiele woonomgeving kan bieden, behoort zij de kans te krijgen om hem, zij het met hulp, thuis op te voeden en te verzorgen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat het in het belang is van de minderjarige dat hij voorlopig in het pleeggezin verblijft, alwaar hij de structuur, rust en stabiliteit krijgt die hij nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. De moeder wordt thans niet in staat geacht de zorg voor al haar kinderen op zich te nemen. De zorg voor haar jongste kind vormt reeds een hele belasting. De kinderrechter wijst Bureau Jeugdzorg op het belang van een spoedige beslissing over het al dan niet verzoeken van een verderstrekkende maatregel, nu dit voor alle partijen tot duidelijkheid zal leiden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 18 juni 2013 tot 18 juni 2014 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 18 juni 2013 tot 18 juni 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 22 april 2013;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2013, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.