ECLI:NL:RBDHA:2013:8210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
441954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 17 juni 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2007 en 2009. De verzoekschriften zijn ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland, die zich bekommert om de belangen van de minderjarigen. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent, heeft in het verleden niet de nodige stabiliteit kunnen bieden, wat heeft geleid tot de huidige situatie waarin de kinderen bij pleegouders verblijven. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften, de indicatiebesluiten van Bureau Jeugdzorg en de verklaringen van de betrokken partijen tijdens de zitting.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om een veilige en stabiele omgeving voor de kinderen te creëren. Ondanks eerdere kansen om onder begeleiding te wonen met haar kinderen, heeft zij deze niet benut. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de kinderen goed gedijen in het pleeggezin en dat de pleegouders in hun behoeften voorzien. De moeder heeft verweer gevoerd, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen tot 18 juni 2014, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. Deze beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen, die momenteel de structuur en stabiliteit ontvangen die zij nodig hebben. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-1087
Zaaknummer: C/09/441954
Datum beschikking: 17 juni 2013

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op de op 24 april 2013 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats 1];
2.
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2009 te [geboorteplaats 2];
kinderen van:
[mevrouw],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[mijnheer],
de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
In deze procedure worden tevens aangemerkt als belanghebbende:
[pleegouder A] en [pleegouder B], de pleegouders van de minderjarigen, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De minderjarigen verblijven feitelijk bij de pleegouders.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • de verzoekschriften, met bijlagen;
  • de indicatiebesluiten van Bureau Jeugdzorg d.d. 22 april 2013, met de daarbij behorende aanvragen;
  • de brief van mr. C.J. Berghout, inhoudende het verzoek om aan een stagiaire bijzondere toegang te verlenen tot het bijwonen van de zitting.
Op 17 juni 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [mevrouw A], namens Bureau Jeugdzorg;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.J. Berghout;
  • de pleegouders;
  • een stagiaire van mr. Berghout.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 juni 2012 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 18 juni 2012 tot 18 juni 2013.
Voorts heeft de kinderrechter bij voormelde beschikking de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging om voornoemde minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 18 juni 2012 tot 18 juni 2013.

Verzoek en verweer

De verzoekschriften strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 18 juni 2014, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarigen tot 18 juni 2014. De grond voor de verzoeken is blijkens de inhoud van de verzoekschriften gelegen in de omstandigheid dat de moeder niet in staat is de minderjarigen een stabiele woon- en leefomgeving te bieden, waarin de veiligheid van de minderjarigen wordt gewaarborgd. Kansen die de moeder in de afgelopen jaren heeft gekregen om onder begeleiding met diverse kinderen in moeder-kind huizen te wonen, heeft zij niet gegrepen. De moeder is onvoldoende bereikbaar gebleken voor de hulpverlening. Hoewel de moeder van mening is dat zij zorg kan dragen voor al haar kinderen, is Bureau Jeugdzorg van mening dat de minderjarigen voor hun opvoeding en verzorging aangewezen zijn op een verblijf in het pleeggezin. Het gaat goed met de minderjarigen in het pleeggezin. De pleegouders bieden hen wat zij nodig hebben, hetgeen hun gedrag en functioneren ten goede komt. De moeder heeft zich niet betrouwbaar getoond bij het nakomen van afspraken om de minderjarigen te bezoeken en toont zich wispelturig in de wens de minderjarigen weer zelf op te voeden en te verzorgen.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch is niet verschenen.
Onder verwijzing naar de inhoud van de verzoekschriften heeft [mevrouw A] de verzoeken gehandhaafd. Zij heeft naar voren gebracht dat de moeder moeilijk bereikbaar is voor de hulpverlening en dat zij afspraken om de minderjarigen te bezoeken geregeld niet na is gekomen. Sinds enige tijd is wel weer sprake van begeleide bezoeken aan de minderjarigen. De moeder toont weinig inzicht in de behoeften en belevingswereld van de minderjarigen. Voorts heeft [mevrouw A] aangegeven dat de moeder overbelast is als zij al haar vijf kinderen tegelijk ziet. Zij verblijft thans met één kind in een opvanghuis. Tot slot heeft [mevrouw A] aangegeven dat er in de komende periode duidelijkheid zal moeten komen over het perspectief van de minderjarigen. Het perspectief van de minderjarigen ligt naar de mening van Bureau Jeugdzorg bij de pleegouders, aldus [mevrouw A].
De pleegmoeder heeft medegedeeld dat het verblijf van de minderjarigen in het pleeggezin goed verloopt en dat de minderjarigen in het pleeggezin mogen opgroeien.
Mr. Berghout heeft betoogd dat de moeder zich ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling refereert aan het oordeel van de kinderrechter. Mr. Berghout heeft verzocht het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Zij heeft daartoe betoogd dat de moeder zelf de zorg voor de minderjarigen op zich wil nemen en dat zij thans ook voldoet aan de voorwaarden om dit te kunnen doen, aangezien zij thans een eigen woning heeft, zij schuldhulpverlening krijgt en zij heeft aangetoond dat zij met hulp ook de zorg voor haar jongste kind aan kan. Nu de moeder de minderjarigen een stabiele woonomgeving kan bieden, behoort zij de kans te krijgen om hen, zij het met hulp, thuis op te voeden en te verzorgen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat het in het belang is van de minderjarigen dat zij voorlopig in het pleeggezin verblijven, alwaar zij de structuur, rust en stabiliteit krijgen die zij nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. De moeder wordt thans niet in staat geacht de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. De zorg voor haar jongste kind vormt reeds een hele belasting. De kinderrechter wijst Bureau Jeugdzorg op het belang van een spoedige beslissing over het al dan niet verzoeken van een verderstrekkende maatregel, nu dit voor alle partijen tot duidelijkheid zal leiden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen van 18 juni 2013 tot 18 juni 2014 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland verleende machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 18 juni 2013 tot 18 juni 2014, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van de aangehechte indicatiebesluiten d.d. 22 april 2013;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2013, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.