4.3.1De rechtbank stelt vast dat verdachte de onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten - met uitzondering van zijn rol bij [bedrijf 1] - heeft bekend. Nu de verdediging ten aanzien van deze feiten, met uitzondering van door [bedrijf 1] gepleegde feiten, geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank met betrekking tot deze feiten ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals vermeld onder 4.3.2.
Terzake het verweer van de verdediging over verdachtes betrokkenheid bij [bedrijf 1] overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren - en later ter terechtzitting van 1 juli 2013 - ten aanzien van [bedrijf 1] verklaard dat - nadat op 30 maart 2012 de partij drank door de FIOD in beslag was genomen – hem werd gevraagd om zich met deze zaak te bemoeien, zodat de ‘vergunning geregistreerde geadresseerde’ voor [bedrijf 1] niet zou worden ingetrokken. Verdachte heeft vervolgens een verhaal verzonnen over de wijze waarop de in beslaggenomen partij drank in de loods aan de [adres] te Den Haag terecht was gekomen. [belanghebbende 1] was directeur van [bedrijf 1] en volgens verdachte de katvanger voor deze vennootschap. Achter de schermen was een groep mensen, die verdachte aanduidt als ‘de Engelsen’, verantwoordelijk. Gevraagd naar zijn betrokkenheid bij het opzetten van een nieuw kantoor aan de [adres] in Rotterdam heeft hij verklaard dat hij daar de business heeft opgezet en dat hij, zodra het bedrijf functioneerde en hij het verhaal voor de inbeslagname van [bedrijf 1] had verzonnen door de Engelsen ‘er tussenuit’ is gehaald. Dat was, omdat hij een nieuw bedrijf, [afzender], moest opzetten. Iemand anders ging toen de dienst uitmaken bij [bedrijf 1] Verder heeft verdachte verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat er bij [bedrijf 1] op papier zendingen bier en alcohol zouden worden ontvangen. Hij wist verder dat per bedrijf maar ongeveer vijf weken lang misbruik van het EMCS kon worden gemaakt, omdat daarna zou zijn bemerkt dat er geen aangiften waren gedaan.
Uit het dossier blijkt voorts het volgende over de betrokkenheid van verdachte bij [bedrijf 1] vanaf de inbeslagname op 30 maart 2012.
Op 3 april 2012 belde verdachte naar [belanghebbende 1] en vroeg hij [belanghebbende 1] om een nieuw wachtwoord bij de belastingdienst aan te vragen. Op 16 april 2012 belde verdachte met [belanghebbende 1] en zei tegen hem dat hij het wachtwoord nog steeds niet had ontvangen en dat hij het dringend nodig had voor het werk en de aangifte. Verdachte zei in het telefoongesprek ook dat hij met [belanghebbende 1] mee zou gaan naar het belastingkantoor om tot een oplossing te komen. Op 25 april 2012 hebben douaneambtenaren een bezoek gebracht aan het nieuwe vestigingsadres van [bedrijf 1] aan de [adres] te Rotterdam. Tijdens dit bezoek waren [belanghebbende 1] en verdachte aanwezig, waarbij [belanghebbende 1] verdachte als zijn adviseur voorstelde. [belanghebbende 1] heeft aan de douaneambtenaren gevraagd hoe je een zending drank afmeldt en een douaneambtenaar heeft dit vervolgens uitgelegd. [belanghebbende 1] heeft toen in het bijzijn van de douanemedewerkers en verdachte een zending afgemeld.
Op 30 april 2012 belde verdachte naar medeverdachte [belanghebbende 2]. [belanghebbende 2]vroeg in dit telefoongesprek aan verdachte of hij de man van de loods al had gebeld, omdat er weer een maand was verstreken. [belanghebbende 2]gaf vervolgens aan verdachte het telefoonnummer van de verhuurder van de loods. Op 1 mei 2012 heeft [belanghebbende 2]contact met een onbekende man die vertelt dat het slot verwisseld zou gaan worden als er niet werd betaald. Dezelfde dag belde [belanghebbende 2]met verdachte en vroeg hem of hij de verhuurder al had gesproken. Op 1 mei 2012 belde verdachte naar [belanghebbende 2]en vertelde hem dat hij de volgende dag naar de verhuurder zou gaan om het probleem op te lossen. Op 7 mei 2012 belde verdachte naar [belanghebbende 2]en vertelde hem dat het papierwerk in orde was.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze handelingen willens en wetens de accijnsfraude, zowel het doen van afmeldingen in het systeem, als het niet doen van aangifte van afgemelde zendingen, zodanig heeft gefaciliteerd dat hij bij de uitvoering daarvan een onmisbare schakel was. Daarbij was de omvang van de fraude voor verdachte voorzienbaar en hij was er ook van op de hoogte hoe lang deze fraude kon voortduren.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] heeft gehandeld en dat zijn bemoeienis, hoewel in de voorfase, als uitvoeringshandelingen van de accijnsfraude dienen te worden aangemerkt. Verdachte heeft aldus zodanig nauw en bewust samengewerkt met degene die namens [bedrijf 1] accijnsfraude hebben gepleegd, dat hij als medepleger van de accijnsfraude moet worden aangemerkt. Het verweer dat hij bij de door [bedrijf 1] gepleegde accijnsfraude niet betrokken is geweest, wordt derhalve verworpen.
4.3.2Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde feiten
(1) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-035 van 2 november 2012, met bijlage;
(2) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-060 van 13 februari 2013, met bijlage;
(3) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-059 van 14 februari 2013, met bijlage;
(4) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-054 van 30 november 2012;
- Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-029 van 9 oktober 2012;
- Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-016 van 18 juli 2012;
(7) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-033 van 2 november 2012, met bijlage;
(8) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-061 van 13 februari 2013, met bijlage;
(9) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-034 van 2 november 2012;
(10) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-062 van 13 februari 2013, met bijlage;
(11) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-058 van 4 februari 2013, met bijlage;
(12) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-057 van 24 januari 2013;
(13) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met dossiernummer 50311 en codenummer V07-01 van 18 juli 2012;
(14) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met dossiernummer 50311 en codenummer V07-02 van 19 juli 2012;
(15) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met dossiernummer 50311 en codenummer V07-03 van 24 juli 2012;
(16) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met dossiernummer 50311 en codenummer V07-04 van 27 juli 2012;
(17) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [belanghebbende 3] met dossiernummer 50311 en codenummer V08-04 van 31 juli 2012;
(18) De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2013;
(19) Hetgeen in paragraaf 4.3.1 van dit vonnis is overwogen met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de door [bedrijf 1] gepleegde feiten;
(20) Een geschrift zijnde een factuur van [afzender] aan [bedrijf 3] van 22 juni 2012, D-037;
(21) Een geschrift zijnde een factuur van [afzender] aan [bedrijf 3] van 6 juli 2012, D-041;
(22) Een geschrift zijnde een factuur van [afzender] aan [bedrijf 3] van 6 juli 2012, D-039;
(23) Een geschrift zijnde een factuur van [afzender] aan Stigros van 29 juni 2012, D-045-1;
(24) Een geschrift zijnde een factuur van [afzender] aan Stigros van 29 juni 2012, D-038;
(25) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 0-AH-039 van 1 oktober 2012;
(26) Overzichtsproces-verbaal 2- OPV met dossiernummer 50311 van 11 december 2012 p. 63-71;
(27) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [belanghebbende 3] met dossiernummer 50311 en codenummer V08-05 van 3 december 2012;
(28) De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2013;
(29) Een geschrift zijnde een brief van de douane met kenmerk 12/379/5483 van 25 mei 2012, D-067;
(30) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-014 van 15 mei 2012;
(31) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-035 van 2 november 2012, met bijlage;
(32) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-060 van 13 februari 2013, met bijlage;
(33) Hetgeen in paragraaf 4.3.1 van dit vonnis is overwogen met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de door [bedrijf 1] gepleegde feiten;
(34) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-033 van 2 november 2012, met bijlage;
(35) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-061 van 13 februari 2013, met bijlage;
(36) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-034 van 2 november 2012, met bijlage;
(37) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-051 van 5 november 2012;
(38) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-062 van 13 februari 2013, met bijlage;
(39) De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2013;
(40) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-034 van 2 november 2012, met bijlage;
(41) Proces-verbaal van ambtshandeling met dossiernummer 50311 en codenummer 1-AH-062 van 13 februari 2013, met bijlage;
(42) De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2013;