ECLI:NL:RBDHA:2013:8906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juli 2013
Zaaknummer
AWB-12_11766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en bewijsvoering van gemaakte kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de herziening van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009. Eiseres had een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag en ontving aanvankelijk een voorschot van € 7.245, dat later werd herzien naar € 2.792. De Belastingdienst stelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor de gemaakte kosten voor kinderopvang, wat leidde tot een beslissing op bezwaar die door eiseres werd bestreden.

Tijdens de zitting op 27 maart 2013 heeft eiseres aangetoond dat zij de gastouder contant had betaald, ondersteund door pinopnames en een verklaring van de gastouder. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de gastouder geloofwaardig was en dat de overgelegde overeenkomsten voldoende schriftelijke vastlegging vormden van de gemaakte afspraken. De rechtbank heeft de beslissing van de Belastingdienst vernietigd en het beroep van eiseres gegrond verklaard.

De rechtbank benadrukte dat het bewijs van gemaakte kosten voor kinderopvang op eiseres rustte, maar dat zij in dit geval voldoende bewijs had geleverd. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 12/11766
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van3 april 2013 in de zaak tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats] , eiseres,
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

12/11766
De bestreden beslissing op bezwaar
De beslissing van verweerder van 23 november 2012 op het bezwaar van eiseres tegen de herziene voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2009 van 18 september 2012.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2013.
Eiseres is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen
[A] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar;
  • herroept de beschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1.
Op 6 mei 2009 heeft eiseres een aanvraag kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 ingediend.
2
Bij beschikking van 22 mei 2009 heeft verweerder aan eiseres voor het berekeningsjaar 2009 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 7.245. Het voorschot is, na door eiseres ingediende wijzigingen, herzien uiteindelijk tot € 7.484.
3.
Bij brief van 22 oktober 2011 heeft verweerder eiseres verzocht een overzicht te verstrekken van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor kinderopvang over 2009. Eiseres heeft hierop gereageerd. Bij beslissing van 18 september 2012 is het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien naar € 2.792. Dit voorschot ziet op 642 uur gastouderopvang via gastouderbureau b4kids tegen een uurvergoeding van € 6,35 en betreft de periode augustus 2009 tot en met december 2009. Bij deze beslissing is het voorschot voor de periode januari 2009 tot en met juli 2009 gastouderopvang via het gastouderbureau [gastouderbureau] vastgesteld op nihil.
4.
Eiseres heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. Bij de bestreden beslissing heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep bij de rechtbank ingesteld.
5.
In geschil is of het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 terecht is herzien en is vastgestel op naar € 2.792.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ook in de periode januari 2009 tot en met
juni 2009 recht heeft op kinderopvangtoeslag omdat zij ook in die periode kosten voor kinderopvang op basis van een overeenkomst heeft gemaakt.
7. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden.
Kosten
8.1 In artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) is bepaald dat een ouder aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. De hoogte van de kinderopvang is op grond van artikel
7, eerste lid, van de Wko, afhankelijk van:
. de draagkracht, en
. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚ het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚ de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag,
bedoeld in het vierde lid, en
3˚ de soort kinderopvang.
De term “te betalen kosten”, zoals opgenomen in artikel 5 Wko, moet naar het oordeel van de rechtbank worden opgevat als: “daadwerkelijk gedane uitgaven, waardoor het vermogen van degene die de uitgaven heeft gedaan, wordt aangetast”. De kinderopvangtoeslag is immers een tegemoetkoming in de kosten, dat betekent dat een deel van de kosten door de belanghebbende zelf moet worden gedragen.
8.2
Uit artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres, als ontvanger van de kinderopvangtoeslag, om daartoe een deugdelijke administratie bij te houden (vergelijk uitspraak Raad van State,
29 augustus 2012,
www.rechtspraak.nlLJN:5927).
8.3 Verweerder heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat eiseres
773 opvanguren tegen een uurtarief van € 5,27 heeft te verantwoorden, in totaal € 4.073,71 (exclusief bemiddelingskosten van € 709,24). Eiseres is niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk een bedrag van € 4.073,71 aan de gastouder heeft betaald, aldus verweerder.
8.4
Eiseres heeft gesteld dat zij in 2009 in totaal een bedrag van € 5.000 aan de gastouder [gastouder] contant heeft betaald. Ter onderbouwing hiervan heeft zij het volgende overgelegd. Formulieren urenregistratie, een factuur van [gastouderbureau] van
26 mei 2009 betreffende de gemaakte kosten van januari 2009 tot en met juni 2009, bankafschriften van haar betaalrekening en een handgeschreven verklaring van de gastouder [gastouder] . In deze verklaring is het volgende opgenomen:
“Ik [gastouder] , geboren [geboortedag 1] 1986 te Vlaardingen heb opgepast op mijn nichtje (…) geboren op [geboortedag 2] 2008 te Leiden. Oppas periode januari 2009 tot en met juni 2009 via gastouder buro [website] .
Ik heb van mijn zus [B] en zwager [C] hiervoor geld gekregen. Dat was op
27 mei 2009 1000,-
4 juli 2009 3000,-
3 augustus 2009 1000,-
In totaal 5000,-
Hierbij onderteken ik mijn verklaring”.
Eiseres heeft ter zitting erop gewezen dat de kinderopvangtoeslag is uitbetaald op de bankrekening van het gastouderbureau [gastouderbureau] ; dat het gastouderbureau onder inhouding van de bureaukosten op 25 mei 2009 een bedrag van € 2.908,76 op de bankrekening van eiseres heeft gestort en dat zij de volgende bedragen van haar rekening heeft gepind, te weten op 27 mei 2009 een bedrag van € 1.000, op 4 juli 2009 een bedrag van € 3.000 en op 3 augustus 2009 een bedrag van € 1.000. Zij heeft aan de gastouder ook een vergoeding betaald voor extra kosten (luiers en speciale voeding).
8.5
Tussen partijen is niet in geschil dat in juli 2009 geen opvang via het gastouderbureau [gastouderbureau] is genoten.
8.6
De rechtbank is van oordeel dat eiseres heeft aangetoond dat zij een bedrag van
ten minste € 4.073,71 aan de gastouder heeft betaald. Eiseres heeft de contante betaling aan de gastouder ondersteund met de hiervoor genoemde pinopnames en de verklaring van de gastouder dat zij een bedrag van € 5.000 heeft ontvangen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de gastouder en kent daaraan gewicht toe. Verweerders stelling ter zitting dat deze verklaring mogelijk achteraf is opgemaakt nadat eerst op bankafschriften is gezocht naar pinbetalingen, vindt geen steun in de feiten. Dat eiseres de gastouder eerst in mei, juli en augustus 2009 heeft betaald en niet in maandelijkse termijnen vanaf januari 2009, doet de rechtbank niet anders oordelen. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat eerst nadat het gastouderbureau eind mei 2009 de kinderopvangtoeslag op haar rekening had gestort zij de gastouder contant heeft betaald en dat zij ook een vergoeding heeft betaald voor extra kosten. Deze verklaring komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Dat volgens verweerder het vreemd is dat eiseres meer heeft betaald dan is overeengekomen in de overeenkomst, doet de rechtbank niet anders oordelen, omdat eiseres voor het meerdere een overtuigende uitleg heeft gegeven.
Overeenkomst
9.1 Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 27 juli 2011 nr. 201011589/1/H2 (LJN: BR 3264) bestaat geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag indien geen sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wet Kinderopvang (Wko). Die overeenkomst dient ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang in ieder geval de gegevens te bevatten als de te betalen prijs per uur, en indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
9.2
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de in bezwaar en beroep overgelegde overeenkomsten niet voldoen aan de vereisten zoals gesteld in de Regeling. Daaruit blijkt niet het aantal opvanguren per kind per jaar, de te betalen uurprijs, het adres van het kind en de duur van de overeenkomst.
9.3 Eiseres heeft bij de toeslagregeling een overeenkomst tussen het gastouderbureau en gastouder van 13 januari 2009 overgelegd, welke overeenkomst alleen is ondertekend door de gastouder. Eiseres heeft in bezwaar drie overeenkomsten van 21 december 2008 overgelegd, te weten een overeenkomst tussen het gastouderbureau en de gastouder, een overeenkomst tussen het gastouderbureau en de vraagouder en een overeenkomst tussen de vraagouders en gastouders. Deze overeenkomsten zijn ook in beroep overgelegd.
9.4
De rechtbank is van oordeel dat de in bezwaar overgelegde overeenkomsten van
21 december 2008 in onderlinge samenhang bezien voldoende schriftelijke vastlegging vormen van de overeenkomst inzake gastouderopvang nu alle gegevens daarin zijn terug te vinden.
Tot slotsom
10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond verklaard.
11.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van
S. Kedar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
. de naam en het adres van de indiener;
. een dagtekening;
. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
. de gronden van het hoger beroep.