6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ook in de periode januari 2009 tot en met
juni 2009 recht heeft op kinderopvangtoeslag omdat zij ook in die periode kosten voor kinderopvang op basis van een overeenkomst heeft gemaakt.
7. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden.
Kosten
8.1 In artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) is bepaald dat een ouder aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. De hoogte van de kinderopvang is op grond van artikel
7, eerste lid, van de Wko, afhankelijk van:
. de draagkracht, en
. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚ het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2˚ de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag,
bedoeld in het vierde lid, en
3˚ de soort kinderopvang.
De term “te betalen kosten”, zoals opgenomen in artikel 5 Wko, moet naar het oordeel van de rechtbank worden opgevat als: “daadwerkelijk gedane uitgaven, waardoor het vermogen van degene die de uitgaven heeft gedaan, wordt aangetast”. De kinderopvangtoeslag is immers een tegemoetkoming in de kosten, dat betekent dat een deel van de kosten door de belanghebbende zelf moet worden gedragen.
8.2Uit artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres, als ontvanger van de kinderopvangtoeslag, om daartoe een deugdelijke administratie bij te houden (vergelijk uitspraak Raad van State,
29 augustus 2012,
www.rechtspraak.nlLJN:5927).
8.3 Verweerder heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat eiseres
773 opvanguren tegen een uurtarief van € 5,27 heeft te verantwoorden, in totaal € 4.073,71 (exclusief bemiddelingskosten van € 709,24). Eiseres is niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk een bedrag van € 4.073,71 aan de gastouder heeft betaald, aldus verweerder.
8.4Eiseres heeft gesteld dat zij in 2009 in totaal een bedrag van € 5.000 aan de gastouder [gastouder] contant heeft betaald. Ter onderbouwing hiervan heeft zij het volgende overgelegd. Formulieren urenregistratie, een factuur van [gastouderbureau] van
26 mei 2009 betreffende de gemaakte kosten van januari 2009 tot en met juni 2009, bankafschriften van haar betaalrekening en een handgeschreven verklaring van de gastouder [gastouder] . In deze verklaring is het volgende opgenomen:
“Ik [gastouder] , geboren [geboortedag 1] 1986 te Vlaardingen heb opgepast op mijn nichtje (…) geboren op [geboortedag 2] 2008 te Leiden. Oppas periode januari 2009 tot en met juni 2009 via gastouder buro [website] .
Ik heb van mijn zus [B] en zwager [C] hiervoor geld gekregen. Dat was op
27 mei 2009 1000,-
4 juli 2009 3000,-
3 augustus 2009 1000,-
In totaal 5000,-
Hierbij onderteken ik mijn verklaring”.
Eiseres heeft ter zitting erop gewezen dat de kinderopvangtoeslag is uitbetaald op de bankrekening van het gastouderbureau [gastouderbureau] ; dat het gastouderbureau onder inhouding van de bureaukosten op 25 mei 2009 een bedrag van € 2.908,76 op de bankrekening van eiseres heeft gestort en dat zij de volgende bedragen van haar rekening heeft gepind, te weten op 27 mei 2009 een bedrag van € 1.000, op 4 juli 2009 een bedrag van € 3.000 en op 3 augustus 2009 een bedrag van € 1.000. Zij heeft aan de gastouder ook een vergoeding betaald voor extra kosten (luiers en speciale voeding).
8.5Tussen partijen is niet in geschil dat in juli 2009 geen opvang via het gastouderbureau [gastouderbureau] is genoten.
8.6De rechtbank is van oordeel dat eiseres heeft aangetoond dat zij een bedrag van
ten minste € 4.073,71 aan de gastouder heeft betaald. Eiseres heeft de contante betaling aan de gastouder ondersteund met de hiervoor genoemde pinopnames en de verklaring van de gastouder dat zij een bedrag van € 5.000 heeft ontvangen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de gastouder en kent daaraan gewicht toe. Verweerders stelling ter zitting dat deze verklaring mogelijk achteraf is opgemaakt nadat eerst op bankafschriften is gezocht naar pinbetalingen, vindt geen steun in de feiten. Dat eiseres de gastouder eerst in mei, juli en augustus 2009 heeft betaald en niet in maandelijkse termijnen vanaf januari 2009, doet de rechtbank niet anders oordelen. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat eerst nadat het gastouderbureau eind mei 2009 de kinderopvangtoeslag op haar rekening had gestort zij de gastouder contant heeft betaald en dat zij ook een vergoeding heeft betaald voor extra kosten. Deze verklaring komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Dat volgens verweerder het vreemd is dat eiseres meer heeft betaald dan is overeengekomen in de overeenkomst, doet de rechtbank niet anders oordelen, omdat eiseres voor het meerdere een overtuigende uitleg heeft gegeven.
9.1 Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 27 juli 2011 nr. 201011589/1/H2 (LJN: BR 3264) bestaat geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag indien geen sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wet Kinderopvang (Wko). Die overeenkomst dient ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang in ieder geval de gegevens te bevatten als de te betalen prijs per uur, en indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
9.2Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de in bezwaar en beroep overgelegde overeenkomsten niet voldoen aan de vereisten zoals gesteld in de Regeling. Daaruit blijkt niet het aantal opvanguren per kind per jaar, de te betalen uurprijs, het adres van het kind en de duur van de overeenkomst.
9.3 Eiseres heeft bij de toeslagregeling een overeenkomst tussen het gastouderbureau en gastouder van 13 januari 2009 overgelegd, welke overeenkomst alleen is ondertekend door de gastouder. Eiseres heeft in bezwaar drie overeenkomsten van 21 december 2008 overgelegd, te weten een overeenkomst tussen het gastouderbureau en de gastouder, een overeenkomst tussen het gastouderbureau en de vraagouder en een overeenkomst tussen de vraagouders en gastouders. Deze overeenkomsten zijn ook in beroep overgelegd.
9.4De rechtbank is van oordeel dat de in bezwaar overgelegde overeenkomsten van
21 december 2008 in onderlinge samenhang bezien voldoende schriftelijke vastlegging vormen van de overeenkomst inzake gastouderopvang nu alle gegevens daarin zijn terug te vinden.
Tot slotsom