ECLI:NL:RBDHA:2013:8995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
441956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 9 juli 2013 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1998. Het verzoek tot verlenging was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die stelde dat er een positieve ontwikkeling bij de minderjarige gaande was, maar dat structuur en begeleiding noodzakelijk waren om deze ontwikkeling voort te zetten. De vader van de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.A. Kazzaz-de Hoog, voerde verweer en stelde dat er geen gronden meer waren voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder was opgeroepen maar niet verschenen op de zitting.

Tijdens de zitting heeft de kinderrechter kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en de brief van de advocaat van de vader. De kinderrechter heeft de minderjarige in raadkamer gehoord en de argumenten van beide partijen afgewogen. De kinderrechter concludeerde dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig waren. Er was sprake van een positieve ontwikkeling bij de minderjarige en er waren op dat moment geen wezenlijke zorgen meer over zijn welzijn.

Op basis van deze overwegingen heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma en uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: 13-1089
Zaaknummer: C/09/441956
Datum beschikking: 9 juli 2013

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

Beschikking op het op 1 mei 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag zuid/Rijswijk (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
kind van:
[belanghebbende A],
de vader,
wonende te [woonplaats A],
en
[Belanghebbende B],
de moeder,
wonende te [woonplaats A],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader.

Procedure

Bij beschikking d.d. 13 mei 2013 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 13 mei 2013 tot 13 juli 2013 en het verzoek voor het overige aangehouden tot de zitting van heden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
  • de voornoemde beschikking d.d. 13 mei 2013 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • de brief d.d. 8 juli 2013 met bijlagen van de advocaat van de vader, mr. E.A. Kazzaz-de Hoog.
Op 9 juli 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • [belanghebbende C], namens Bureau Jeugdzorg;
  • de vader, bijgestaan door mr. E.A. Kazzaz-de Hoog;
  • de minderjarige.
De minderjarige is op 9 juli 2013 in raadkamer gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. De grond voor het verzoek van Bureau Jeugdzorg is, blijkens de stukken, gelegen in het navolgende.
Er is sprake van een positieve ontwikkeling bij de minderjarige. Om deze positieve ontwikkeling voort te kunnen zetten is structuur en directe begeleiding noodzakelijk. De vader biedt weerstand tegen de hulpverlening en werkt onvoldoende mee. Ook is er sprake van een loyaliteitsconflict, doordat de ouders het belang van de minderjarige onvoldoende voorop zetten. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de positieve ontwikkeling vast te houden en om ervoor te zorgen dat de begeleiding en behandeling wordt voortgezet.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De moeder is opgeroepen, doch niet verschenen. De kinderrechter acht haar goed opgeroepen, aangezien uit de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat zij woonachtig is op het adres waarnaar de oproep is verstuurd.
Onder verwijzing naar bovengenoemd verzoekschrift heeft [belanghebbende C] namens Bureau Jeugdzorg het verzoek ter terechtzitting gehandhaafd. In aanvulling op het verzoekschrift heeft zij naar voren gebracht dat er nog zorgen bestaan over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige en dat gelet hierop de minderjarige gebaat is bij voortzetting van de gespecialiseerde naschoolse opvang.
Mr. Kazzaz-de Hoog heeft namens de vader aangevoerd dat het goed gaat met de minderjarige en dat er geen gronden meer aanwezig zijn voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van een positieve ontwikkeling bij de minderjarige. Op dit moment zijn er geen wezenlijke zorgen meer omtrent de minderjarige, zodat niet aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling wordt voldaan. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2013, in tegenwoordigheid van B.P. Reiff als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.