In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek was ingediend door Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, in het kader van de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoonde. De minderjarige, geboren in 1996, verbleef bij zijn vader, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent. De kinderrechter heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en stukken, waaronder een verklaring van een gedragswetenschapper, en heeft de zaak op 1 juli 2013 opnieuw behandeld.
De minderjarige had plannen om tijdelijk naar Marokko te gaan, maar deze plannen waren niet concreet genoeg. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de minderjarige onvoldoende besef heeft van het belang van afspraken en gezag, en dat eerdere ambulante hulp niet effectief was. De gedragswetenschapper concludeerde dat de minderjarige structuur, begrenzing en passende behandeling nodig heeft om zelfstandig te kunnen worden en wonen. De kinderrechter oordeelde dat de opneming in gesloten jeugdzorg noodzakelijk was om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg zou onttrekken.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland te machtigen de minderjarige op te nemen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg van 1 juli 2013 tot 9 maart 2014. Deze beslissing is genomen met het oog op de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van begeleiding en ondersteuning in zijn opvoeding. De beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof te Den Haag.