ECLI:NL:RBDHA:2013:9448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
C-09-445304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot huurachterstand en informatieplicht

In deze zaak, die op 17 juli 2013 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde eiser, eigenaar van twee bedrijfscomplexen, de opheffing van beslag dat door gedaagde Opmeer was gelegd. Gedaagde had op 12 juni 2013 een verzoek tot conservatoir beslag ingediend, omdat zij meende dat zij teveel huur had betaald aan eiser. Eiser stelde echter dat gedaagde in haar beslagrekest niet had gemeld dat er een lopende kort gedingprocedure was bij de voorzieningenrechter te Leeuwarden, waarin de huurachterstand ter discussie stond. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde Opmeer haar informatieplicht had geschonden door deze relevante procedure niet te vermelden. Dit had invloed op de beoordeling van het beslagverzoek, aangezien de uitkomst van de procedure in Leeuwarden van belang had kunnen zijn voor de beslissing over het beslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beslagen niet gerechtvaardigd konden worden geacht en heeft de vordering van eiser tot opheffing van de beslagen toegewezen. Gedaagde werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.182,82 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/445304 / KG ZA 13-706
Vonnis in kort geding van 17 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.M. Köhne te Voorburg,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] Petfood Opmeer B.V.,
gevestigd te Opmeer,
gedaagde,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde] Opmeer’.

1.Het procesverloop

[eiser] heeft [gedaagde] Opmeer op 26 juni 2013 doen dagvaarden om op 16 juli 2013 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 17 juli 2013 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 juli 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is eigenaar van een bedrijfscomplex te Veenwouden en een bedrijfscomplex te Opmeer. Het bedrijfscomplex te Veenwouden was met ingang van 18 maart 2008 verhuurd aan Viando B.V. en het bedrijfscomplex te Opmeer aan Rodi B.V. Op 29 oktober 2009 zijn Viando en Rodi failliet verklaard.
2.2.
[gedaagde] Petfood Veenwouden B.V. (hierna: [gedaagde] Veenwouden) heeft de onderneming en activa van Viando overgenomen van de curator en huurt sinds 1 december 2009 het bedrijfscomplex te Veenwouden. [gedaagde] Opmeer heeft de onderneming en activa van Rodi overgenomen van de curator en huurt sinds 1 december 2009 het bedrijfscomplex te Opmeer.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] Veenwouden en [gedaagde] Opmeer op 3 mei 2013 in kort geding gedagvaard bij de voorzieningenrechter te Leeuwarden, waarbij hij betaling van huurachterstand heeft gevorderd. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013.
2.4.
[gedaagde] Opmeer heeft bij beslagrekest van 12 juni 2013 aan de voorzieningenrechter te Den Haag verzocht conservatoir eigenbeslag en conservatoir derdenbeslag onder [gedaagde] Veenwouden te mogen leggen. Aan dat verzoek heeft zij – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat zij in de afgelopen jaren teveel huurpenningen aan [eiser] heeft betaald. Op 13 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag verlof verleend voor het leggen van de gevraagde beslagen. Op 17 juni 2013 heeft [gedaagde] Opmeer de beslagen daadwerkelijk doen leggen.
2.5.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter te Leeuwarden van 19 juni 2013 is [gedaagde] Opmeer veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 203.747,13 aan [eiser] aan huurachterstand. In het vonnis is onder meer overwogen:
“4.10. Met betrekking tot de omvang van de gestelde huurachterstand overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Ter zitting is gebleken dat partijen twisten over de inhoud van de afspraken die zijn gemaakt over de hoogte van de te betalen huur per maand. (...)
4.11.
De voorzieningenrechter ziet verder in het door [gedaagde] aangevoerde geen aanleiding om de vordering van [eiser] met betrekking tot de huurbetalingen voor Opmeer af te wijzen, nu naar het oordeel van de voorzieningenrechter [eiser] het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat [gedaagde] niet eerder dan ter zitting kenbaar heeft geageerd tegen de hoogte van de maandelijks voor de locatie Opmeer te betalen huur, bijvoorbeeld naar aanleiding van de door [eiser] verstuurde nota’s. Een dergelijk ageren valt niet af te leiden uit de in het geding gebrachte stukken. Daarnaast ontbreekt het aan een toereikende feitelijke onderbouwing aan de hand waarvan de juistheid van het verweer kan worden getoetst, waarbij opvalt dat [gedaagde] geen berekening heeft geproduceerd van wat volgens haar teveel aan huur is betaald. (...)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, het door [gedaagde] Opmeer op 17 juni 2013 gelegde eigenbeslag en conservatoir derdenbeslag onder [gedaagde] Veenwouden op te heffen, althans [gedaagde] Opmeer te veroordelen dat beslag binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Daartoe voert [eiser] het volgende aan. De beslagen zijn gelegd om het vonnis te frustreren dat op 19 juni 2013 zou worden gewezen. In het beslagrekest zijn in strijd met de beslagsyllabus en artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aangevoerd. Zo dient ingevolge de beslagsyllabus in het beslagrekest melding te worden gemaakt van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak. [gedaagde] Opmeer heeft geen melding gemaakt van het aanhangige kort geding en van het feit dat zij als verweer in dat kort geding een beroep op de vermeende onjuiste huurberekening had gedaan. Dat verweer is door de voorzieningenrechter te Leeuwarden verworpen, maar wordt nu wel gebruikt als beslaggrond.
[gedaagde] Opmeer stelt dat zij in het verleden teveel huur heeft betaald. Volgens [gedaagde] Opmeer is er geen indexering van de huurprijs overeengekomen en geen brutohuur met ingroeikorting, maar alleen een nettohuur met ingroeiregeling, zodat de indexering ten onrechte over het brutobedrag is berekend. Die standpunten zijn beide onjuist. Voorts is het eigenbeslag een verkapte vorm van opschorting c.q. verrekening die in strijd is met de algemene bepalingen van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] Opmeer voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Uit artikel 21 Rv vloeit voor partijen de verplichting voort de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien een der partijen aan deze verplichting niet voldoet, kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De nauwgezette naleving van de in artikel 21 Rv neergelegde verplichting klemt te meer bij een beslagrekest, aangezien toewijzing van een dergelijk verzoek tot zeer ingrijpende gevolgen voor de wederpartij kan leiden en de rechter na slechts summier onderzoek en in beginsel ex parte op het verzoekschrift beslist. Dit laatste brengt met zich dat van de verzoeker in dergelijke procedures kan worden verlangd dat hij melding maakt van alle in Nederland of in het buitenland lopende, doorlopen of beëindigde procedures die relevant zijn voor een goede beoordeling van de zaak. Misleiding door onvoldoende toelichting in het beslagrekest kan de voorzieningenrechter reden geven om een beslagverlof te weigeren of om een latere vordering tot opheffing van het beslag reeds om die reden toe te wijzen (Gerechtshof Amsterdam 22 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7108 en Gerechtshof Amsterdam, 10 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV0477).
4.2.
Vaststaat dat [gedaagde] Opmeer in haar beslagrekest geen melding heeft gemaakt van de (indertijd) lopende kortgedingprocedure bij de voorzieningenrechter te Leeuwarden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het wel op de weg van [gedaagde] Opmeer had gelegen de beslagrechter daarover te informeren, te meer nu ter zitting in die procedure de stellingen die [gedaagde] Opmeer aan haar beslagrekest ten grondslag heeft gelegd onderwerp van debat zijn geweest. Gelet op de overeenkomsten tussen het verweer in de procedure in Leeuwarden en de stellingen in het beslagrekest is voldoende aannemelijk dat voornoemde informatie voor de beslagrechter van belang zou zijn geweest. Door die informatie achterwege te laten, heeft [gedaagde] Opmeer de voorzieningenrechter onvolledig geïnformeerd. Het feit dat de voorzieningenrechter in Leeuwarden ten tijde van het indienen van het beslagrekest nog geen oordeel had gegeven over het gevoerde debat over de hoogte van de huur, doet aan het voorgaande niet af. De beslagrechter zou immers bij bekendheid met de procedure de mogelijkheid hebben gehad dat oordeel af te wachten alvorens een beslissing te geven op het beslagrekest. Dat de discussie over de mogelijk in het verleden teveel betaalde huur zich ter zitting bij de voorzieningenrechter in Leeuwarden pas in het beginstadium bevond, vormt evenmin een rechtvaardiging om die informatie aan de beslagrechter te onthouden. De voorzieningenrechter acht een en ander zodanig in strijd met de goede procesorde dat voortduring van de beslagen niet kan worden gerechtvaardigd. Gelet hierop is de vraag of de beslagrechter in geval de informatie wel was verstrekt evenzeer verlof tot het leggen van beslag zou hebben gegeven – hetgeen door [gedaagde] Opmeer wordt betoogd – niet relevant. De vordering van [eiser] strekkende tot opheffing van de beslagen zal dan ook worden toegewezen.
4.3.
[gedaagde] Opmeer zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- heft op het door [gedaagde] Opmeer op 17 juni 2013 gelegde eigenbeslag en het door [gedaagde] Opmeer op 17 juni 2013 onder [gedaagde] Petfood Veenwouden B.V. gelegde conservatoir derdenbeslag;
- veroordeelt [gedaagde] Opmeer in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.182,82, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 274,-- aan griffierecht en € 92,82 aan dagvaardingskosten;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013.
hvd