In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Kostense. De zaak betreft een vordering van de eiser tot het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in zijn woning, als gevolg van een onteigeningsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige, ir. C.A. van der Steen, op 20 juli 2011 een rapport heeft uitgebracht waarin hij maatregelen aanbeveelt om het geluidsniveau in de woning van de eiser te reduceren tot maximaal 35 dB(A). De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige gevolgd, ondanks de bezwaren van de eiser over de gebruikte methoden en normen. De rechtbank oordeelt dat de Staat wordt veroordeeld tot het treffen van de aanbevolen maatregelen binnen vier maanden na de uitspraak, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, met een maximum van € 150.000,-. Tevens is de Staat veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 2.581,85. De rechtbank heeft benadrukt dat pas na uitvoering van de maatregelen kan worden vastgesteld of het gewenste geluidsniveau is bereikt, en dat partijen in goed overleg een oplossing moeten vinden indien dit niet het geval is.