ECLI:NL:RBDHA:2013:9716

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
09-787013-13; 09-752006-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en valse aangifte door minderjarige

Op 1 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1997, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en het doen van valse aangifte. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 december 2012, waarbij de verdachte samen met twee medeverdachten twee meisjes beroofde op de Leyweg in Den Haag. De meisjes werden onder bedreiging van geweld gedwongen om hun waardevolle spullen, waaronder mobiele telefoons en geld, af te geven. De verdachte had een plan gemaakt om de meisjes te beroven en speelde een actieve rol tijdens de beroving. Een dag later deed hij aangifte van een beroving die hij zelf had meegemaakt, terwijl hij wist dat dit niet waar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 75 dagen, waarvan 35 dagen voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de voorschriften van de Stichting Bureau Jeugdzorg. Daarnaast werd een leerstraf opgelegd en een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt de belangen van de slachtoffers en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte zwaar mee in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/787013-13; 09/752006-12 (tul)
Datum uitspraak: 1 augustus 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 18 juli 2013.
Ter terechtzitting is tevens gelijktijdig een strafzaak de verdachte betreffende met parketnummer 09/054536-13 behandeld. Nu de rechtbank na de terechtzitting is gebleken dat in deze zaak slechts een, later ingetrokken, dagvaarding voor de zitting van kinderrechter d.d. 22 juli 2013 is uitgebracht en vervolgens geen nieuwe dagvaarding voor de zitting van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2013 is uitgebracht, zal de rechtbank in deze zaak geen uitspraak doen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, door de verdachte, door en namens diens moeder en door de ter terechtzitting gehoorde deskundigen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 december 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Leyweg met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (gouden) ketting en/of een mobiele telefoon (merk Alcatel) en/of een mobiele telefoon (Blackberry) en/of geld (te weten 30 euro-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever A] en/of [aangever B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever A] en/of [aangever B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever A] heeft bewogen tot de afgifte van een mobiele telefoon (blackberry), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • een mobiele telefoon uit de hand pakken van die [aangever B] en/of
  • meermalen) op dreigende toon zeggen tegen die [aangever A] en/of [aangever B]:
"Maak je zakken leeg" en/of "Doe je jas open. ik wil in je binnenzak kijken"
en/of
  • aan de tas van die [aangever B] trekken en/of
  • geld uit de jaszak van die [aangever B] pakken en/of
  • die [aangever A] bij de jas beetpakken en/of
  • meermalen) die [aangever A] bij de keel beetpakken en/of dichtknijpen en/of
  • op dreigende toon zeggen: "Laat je nek zien" en/of "geef me je kettingen"
en/of
  • aan de sjaal van die [aangever A] en/of [aangever B] trekken en/of
  • meermalen) die [aangever A] op de grond gooien en/of
  • trachten de ketting van de nek van die [aangever A] trekken en/of
  • meermalen) die [aangever A] tegen het (boven)lichaam schoppen en/of slaan;
2.
hij op of omstreeks 07 december 2012 te ’s-Gravenhage aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], hoofdagent van politie Haaglanden, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld en/of afpersing.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich op 6 december 2012 samen met twee medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij een telefoon en een geldbedrag werden gestolen en een telefoon werd afgeperst van 2 meisjes. Voorts wordt hij ervan verdacht dat hij, nu hij met de medeverdachten een plan had gemaakt om de meisjes te beroven, zelf een dag na deze beroving aangifte gedaan heeft van dit misdrijf.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft enerzijds naar voren gebracht dat de feiten bewezen kunnen worden verklaard, maar anderzijds aandacht gevraagd voor het standpunt dat het opzet van de verdachte niet was gericht op het gepleegde geweld. Ten aanzien van feit 2 is naar voren gebracht dat het feit kan worden bewezen maar heeft de raadsman gewezen op het feit dat de verdachte van zijn moeder aangifte moest doen en de officier van justitie heeft bevolen om de aangifte op te nemen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op 6 december 2012 bevinden de meisjes [aangever A] en [aangever B] zich in Den Haag op de Leyweg. Zij bevinden zich in het gezelschap van de verdachte. [2]
De meisjes worden daar beroofd door - zo denken zij - twee jongens, de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] [3] [medeverdachte B] Echter, de verdachte heeft met deze medeverdachten een plan gemaakt om eerder genoemde [aangever A] en [aangever B] te beroven, omdat zij geld nodig hadden om naar de bioscoop te kunnen gaan. [4] De verdachte geleidt de meisjes naar de plaats waar de beroving zal plaatsvinden, waarbij de drie verdachten het zullen doen voorkomen of zij elkaar niet kennen en Yasar zelf ook beroofd wordt. [5]
[aangever A]verklaart onder meer dat een van de jongens een telefoon uit de handen van [aangever B] pakt. De jongens richten zich daarna tot de verdachte en zeggen: ”maak je zakken leeg”, waarna de verdachte zijn telefoon aan een van de andere jongens gaf. Beide jongens richten zich op de meisjes met de woorden: ”Maak je zakken leeg”. [6] Een van de jongens begint aan de tas van [aangever B] te trekken. [7] Een van de jongens pakte [aangever A] beet bij haar jas en hij zei meerdere malen: ”Maak je zakken leeg”. Op dat moment heeft [aangever A] hem haar mobiele telefoon, merk Alcatel, gegeven. [8] Een van de jongens zegt: ”doe je jas open, ik wil in je binnenzak kijken”. Deze jongen pakte [aangever A] bij de keel en kneep deze dicht. Hij zei tegen haar ”laat je nek zien” en “geef me je kettingen”. Toen zij dit niet deed begon hij te trekken aan haar sjaal. Hij gooide haar op de grond waarna hij nogmaals probeerde haar kettingen af te pakken. Dit lukte niet waarna hij haar meerdere malen tegen het bovenlichaam schopte. [9] Nadat er een vrouw was voorbijgefietst en [aangever A] weer was opgestaan gooide de jongen haar weer op de grond en pakte haar bij de keel. [10] Nadat de jongens waren weggegaan merkte [aangever A] dat een deel van haar ketting was weggenomen. [11]
[aangever B]verklaart onder meer dat een van de jongens haar telefoon afpakte, nadat zij had verteld hoe laat het was, toen zij dat hadden gevraagd. Zij hoorde de jongens zeggen dat ze hun zakken leeg moesten halen. [12] Een van de jongens trok aan haar tas. Zij merkte dat hij gewelddadig werd. Zij voelde ook dat de hand van een van de jongens in haar jaszak ging en dat hij ongeveer 30 euro uit haar jaszak haalde. [13] [aangever B] bevestigt dat haar vriendin [aangever A] op de grond werd gegooid. Zij zag dat zij enkele schoppen in haar zij kreeg. Toen zij opstond werd zij weer op de grond gegooid. [14] [aangever B] zag dat een van de jongens haar vriendin weer schopte en sloeg. Hij trok aan [aangever B] sjaal om te kijken wat voor ketting zij om had. Zij zag dat een van de jongens haar vriendin weer een schop in de zij gaf en dat hij tegen haar zei: ”maak je zakken leeg”. Zij zag dat haar vriendin haar telefoon afgaf. [15]
Op grond van bovenstaande kan worden bewezen dat [aangever A] en [aangever B] zijn beroofd van een gouden ketting, een mobiele telefoon en 30 euro.
Van aangeefster [aangever A] is voots een mobiele telefoon afgeperst. Echter, nu de officier van justitie er in de tenlastelegging voor heeft gekozen om deze telefoon nader te omschrijven en te specificeren als een mobiele telefoon (Blackberry), terwijl er sprake is van een ander merk mobiele telefoon (Alcatel) kan het tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde niet tot een bewezenverklaring leiden zodat de verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
De verdachte en zijn twee medeverdachten hebben verklaard deze roof gepland te hebben en dit plan te hebben uitgevoerd. Hoewel de medeverdachten niet eenduidig over hun eigen feitelijke aandeel in de gewelddadigheden verklaren maakt dit voor een bewezenverklaring in deze niet uit. De verdachte is tijdens de beroving aanwezig gebleven en heeft het spel meegespeeld door zelf zijn telefoon aan een medeverdachte af te geven en zijn zakken leeg te halen. Hij heeft ook zelf verklaard dat hij niets heeft gedaan om het geweld te stoppen. [16]
De aangeefsters hebben ook verklaard dat de verdachte hen heeft aangespoord mee te werken omdat het ’gevaarlijke jongens’ waren en hen heeft ontmoedigd om de politie te alarmeren. [17]
Na de beroving heeft de verdachte gedeeld in de buit en hebben de drie verdachten tezamen het geroofde deel van de gouden ketting bij een juwelier te gelde gemaakt. [18]
Het verweer van de raadsman dat het opzet van de verdachte niet was gericht op de gewelddadigheden die de medeverdachten hebben begaan, verwerpt de rechtbank. Immers, de drie verdachten hebben welbewust met zijn drieën een plan gemaakt om de twee meisjes te gaan beroven. De kans dat, als zo’n plan vervolgens wordt uitgevoerd, er geweld en bedreiging met geweld zal worden gebruikt, kan naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst aanmerkelijk worden genoemd. De verdachte heeft deze aanmerkelijke kans vervolgens willens en wetens aanvaard, door zoals hierboven reeds is uiteengezet, bij de beroving aanwezig te blijven en niets te doen om deze te voorkomen.
Een dag na de beroving, op 7 december 2012, heeft de verdachte op het politiebureau te Den Haag ten overstaan van [verbalisant], hoofdagent van de politie Haaglanden, aangifte gedaan van diefstal met geweld zijn mobiele telefoon. [19] De verdachte verklaart over de beroving van hemzelf en twee meisjes, een dag eerder gepleegd door twee jongens. Later heeft de verdachte toegegeven dat hij samen met de twee jongens een plan had gemaakt om de twee meisjes te beroven. De verdachte heeft dus in strijd met de waarheid verklaard dat hij was beroofd. Hij heeft het doen van valse aangifte bekend. [20]
Het betoog van de verdachte dat hij aangifte moest doen van zijn moeder en/of dat de officier van justitie zelf heeft bevolen om de aangifte op te nemen maakt niet dat het feit niet kan worden bewezen.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande het onder 1. eerste cumulatief/alternatief en het onder 2. tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
hij op 6 december 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, te weten de Leyweg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) ketting, een mobiele telefoon (Blackberry) en geld (te weten 30 euro), toebehorende aan [aangever A] of [aangever B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever A] en [aangever B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
  • een mobiele telefoon uit de hand pakken van die [aangever B] en
  • meermalen op dreigende toon zeggen tegen die [aangever A] en [aangever B]: "Maak je zakken leeg" en "Doe je jas open. ik wil in je binnenzak kijken" en
  • aan de tas van die [aangever B] trekken en
  • geld uit de jaszak van die [aangever B] pakken en
  • die [aangever A] bij de jas beetpakken en
  • meermalen die [aangever A] bij de keel beetpakken en die keel dichtknijpen en
  • op dreigende toon zeggen: "Laat je nek zien" en "geef me je kettingen" en
  • aan de sjaal van die [aangever A] en/of [aangever B] trekken en
  • meermalen die [aangever A] op de grond gooien en
  • trachten de ketting van de nek van die [aangever A] te trekken en
  • meermalen die [aangever A] tegen het lichaam schoppen en slaan.
2.
hij op 7 december 2012 te ’s-Gravenhage aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], hoofdagent van politie Haaglanden, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld en/of afpersing.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door de Stichting Bureau Jeugdzorg.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd om aan de verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna te noemen: GBM) op te leggen voor de duur van 1 jaar, subsidiair 6 maanden vervangende jeugddetentie. Subsidiair, indien de rechtbank niet overgaat tot het opleggen van de GBM, heeft de officier van justitie gevraagd om de verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 75 dagen waarvan 35 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met dezelfde bijzondere voorwaarde als hiervoor omschreven, alsmede tot de leerstraf SoCool Verlengd, voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, om, indien de maatregel GBM wordt opgelegd, de vervangende jeugddetentie te beperken. De raadsman heeft zich verder niet verzet tegen het opleggen van de maatregel GBM. Hij heeft gevraagd de op te leggen jeugddetentie te beperken tot een duur gelijk aan het voorarrest en zich niet verzet tegen oplegging van de leerstraf SoCool.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich met twee andere daders schuldig gemaakt aan het plegen van een beroving, waarbij hij de slachtoffers op een gemene manier in de val heeft gelokt. De verdachte heeft de slachtoffers, twee meisjes van destijds 15 en 18 jaar, naar een plek geleid waar zij achtereenvolgens door de twee medeverdachten zijn beroofd, waarbij gespeeld werd alsof de verdachte ook werd beroofd.
Bij die beroving zijn beide slachtoffers met geweld en bedreiging met geweld geld en goederen afhandig gemaakt en is één van de slachtoffers meermalen bij de keel gepakt en op de grond gegooid en geslagen en geschopt.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben met het plegen van deze feiten op respectloze wijze inbreuk gemaakt op het eigendom en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, kennelijk slechts met het oog op eigen gewin. Bovendien is met het plegen van deze feiten het vertrouwen van de slachtoffers in hun medemens ernstig geschaad. De slachtoffers hebben hierdoor niet alleen materiële schade geleden, maar zijn ook beroofd van gevoelens van veiligheid en vertrouwen. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat berovingen als de onderhavige de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij doen toenemen.
De verdachte heeft een dag later zelf aangifte gedaan van de beroving, terwijl hij wist dat deze, ten aanzien van hem, helemaal niet was gepleegd. Door het doen van valse aangifte wordt het gezag van politie en justitie aangetast De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk, dat hij ook in zijn eerste verhoor, ruim drie maanden later, bleef volhouden dat hij zelf slachtoffer was van de beroving.
Uit een uittreksel justitiële documentatie is gebleken dat de minderjarige minder dan een jaar geleden is veroordeeld tot forse straffen wegens een soortgelijk feit, met welk gegeven de rechtbank rekening zal houden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op diverse rapportages waaronder met name
  • een rapport 2B, d.d. 11 juli 2013, van de Raad voor de Kinderbescherming
  • een advies Gedragsbeïnvloedende maatregel met als bijlage een psychodiagnostisch onderzoek, d.d. 28 juni 2013, ondertekend door [deskundige A] en [deskundige B], GZ-psychologen
  • een rapportage strafzitting van de William Schrikker Jeugdreclassering d.d. 11 juli 2013.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van wat ter terechtzitting door de verschenen deskundigen naar voren is gebracht.
Gerapporteerd is dat de kans dat de verdachte opnieuw met politie of justitie in aanraking zal komen als hoog wordt ingeschat. Er zijn zorgen op nagenoeg alle leefgebieden. Langdurige hulp en begeleiding is geïndiceerd. De verdachte is negatief beïnvloedbaar door vrienden, hetgeen hij niet lijkt te erkennen. Hij meent zelf geen hulp nodig te hebben maar zal hier wel aan meewerken als het opgelegd wordt. Zichtbare en dagelijks voelbare externe druk, duidelijke regels, afspraken en sancties zijn noodzakelijk om zijn gedrag te monitoren en te reguleren.
Het voortzetten van het traject ITB Harde Kern wordt noodzakelijk geacht. Daarnaast is een behandeling op LVB-niveau geïndiceerd.
De Raad voor de Kinderbescherming is tot de conclusie gekomen dat de maatregel GBM het meest wenselijk is, omdat dit een zwaar kader is en meer en langduriger kan worden opgetreden. Het wordt gezien als een laatste redmiddel om behandeling in een ambulant kader te beiden en uithuisplaatsing te voorkomen.
De rechtbank zal de maatregel GBM niet opleggen nu zij van oordeel is dat onvoldoende aan de voorwaarden hiervoor is voldaan. Het opleggen van de maatregel vereist het door de rechtbank vaststellen van een duidelijk omschreven programma, bestaande uit modules. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat thans uitsluitend het doorgaan met het traject ITB Harde Kern, als module kan worden ingezet, waarbij ter terechtzitting is gebleken dat de jeugdreclassering meer tijd krijgt voor het uitvoeren van traject ITB Harde Kern indien dit onder de GBM-maatregel wordt gebracht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport geadviseerd om tevens een behandeling gericht op de sociale vaardigheden, uitgevoerd door de Waag of het Palmhuis, als module binnen de GBM op te geven. Echter, uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bij de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering de nodige twijfel bestaat of een dergelijke behandeling daadwerkelijk kan en moet worden ingezet. Ook de psychologen hebben in hun rapport aangegeven dat de verdachte niet teveel belast moet worden met verschillende hulpverleners. De rechtbank overweegt dat de invulling van de GBM bij het opleggen ervan vast moet staan. De maatregel is geen op zichzelf staande sanctie, waarbij het Bureau Jeugdzorg vrijstaat om de opgelegde module niet uit te voeren dan wel de invulling op een later tijdstip nader in te vullen of te concretiseren. Weliswaar kan, indien een GBM is opgelegd, in een later stadium aan de rechtbank om wijziging van de invulling worden verzocht maar dit betekent niet dat dan bij de aanvankelijke oplegging een module kan worden opgelegd, waarvan op dat moment nog niet zeker is of deze daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voortzetten van het traject ITB Harde Kern als enige module bij de GBM te weinig is om een dergelijke zware maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank kan ook niet inzien hoe zij, zoals verzocht, een maatregel GBM voor de duur van een jaar kan opleggen, terwijl beoogd is dat het traject ITB Harde Kern nog maximaal zes maanden zal moeten duren.
De rechtbank acht het wel van het grootste belang dat het ITB Harde Kern traject nog maximaal zes maanden na datum uitspraak zal worden voortgezet en zal deze begeleiding, naast de reguliere jeugdreclasseringsbegeleiding, dan ook in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Zij zal voor wat betreft de duur van de jeugddetentie de subsidiaire eis van de officier van justitie volgen. Om het belang van de doorgang hiervan te benadrukken zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren nu immers uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van lichaam van een of meerdere personen. Daarnaast zal de rechtbank de leerstraf” SoCool verlengd” opleggen, nu ter terechtzitting door de deskundigen is aangegeven dat deze training meerwaarde zal hebben. In deze training staat immers het aanleren en vergroten van sociale en cognitieve vaardigheden aan jeugdigen op LVB-niveau centraal.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[aangever A] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.751,04, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2012, en bestaande uit € 688,- voor het missende deel van een ketting, € 50,- voor schade aan jas, € 500,- immateriële schade en € 513,04 voor kosten rechtsbijstand.
[aangever B] heeft een voegingsformulier ingediend, maar aangegeven dat bij gebreke aan bewijsstukken, geen vordering tot schadevergoeding wordt ingediend.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever A] geconcludeerd tot een gedeeltelijke en hoofdelijke toewijzing van de vordering, tot een bedrag van € 1.313,04, en daarbij verwezen naar onlangs gewezen vonnissen van de twee medeverdachten, waarin dit bedrag is toegewezen. De officier van justitie heeft voorts verzocht om de schadevergoedingsmaatregel toe te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde schade terzake van de jas en de immateriële schade geen verweer gevoerd. Ten aanzien van de ketting heeft de raadsman aangegeven een schadebedrag van € 250,--, gezien de goudprijs, voorstelbaar is.
Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand heeft de raadsman zich verzet tegen toewijzing. Hij heeft naar voren gebracht dat de (minderjarige) benadeelde partij gefinancierde rechtsbijstand had kunnen aanvragen en krijgen en dat haar raadsman haar daarop had moeten wijzen. Voorts is gesteld dat deze kosten niet kunnen worden beschouwd als rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde feit en is betoogd dat in civiele procedures forfaitaire bedragen worden toegekend.
Tot slot heeft de raadsman gevraagd om te overwegen om niet de schadevergoedings-maatregel op te leggen, aangezien de verdachte momenteel niet kan betalen en de maatregel zal neerkomen op een verkapte detentie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank neemt als schade voor het missende deel van de ketting een redelijk geacht bedrag van € 250,- in aanmerking, nu mede met het oog op de goudprijs niet eenvoudig is vast te stellen hoe het gevorderde bedrag is samengesteld. Ten aanzien van de schadeposten voor jas ad € 50,- en voor immateriële schade ad € 500,- is geen verweer gevoerd, zodat deze zullen worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk, hoofdelijk, tot een bedrag van € 800,-- toewijzen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, waardoor de Staat de schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer kan innen. De rechtbank zal wel vervangende jeugddetentie bevelen, indien en voor zover de verdachte niet tijdig betaalt, maar deze op grond van de leeftijd van de verdachte op de datum van de delicten (15 jaar) beperken tot tien dagen.
Ten aanzien van de geclaimde kosten voor rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat deze niet als rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde misdrijf onder 1. kunnen worden beschouwd. De benadeelde partij dient ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank is, ingevolge artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering, wel gehouden om een uitspraak te doen over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt in verband met de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank vallen de kosten voor rechtsbijstand onder deze kosten. De maatstaf voor vergoeding van kosten voor rechtsbijstand is dat deze kosten niet onnodig mogen worden gemaakt. De rechtbank ziet aanleiding om voor de begroting van deze kosten aansluiting te zoeken bij de ”Staffel buitengerechtelijke incassokosten en salarissen in rolzaken kanton”, nu het hier een civiele vordering betreft die normaal gesproken door de kantonrechter zou zijn beoordeeld. Nu de werkzaamheden van de raadsman van de benadeelde partij zich hoofdzakelijk hebben beperkt tot het ten behoeve van de benadeelde partij invullen en indienen van het Schadeopgaveformulier misdrijven en het gevorderde schadebedrag ligt tussen de € 1250,-- en € 2500,-- zal de rechtbank de kosten begroten op € 150,--.
Een en ander brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in deze kosten en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken, waarbij de rechtbank zal bepalen dat indien en voor zover de medeverdachten de kosten voor rechtsbijstand hebben betaald verdachte zal zijn bevrijd.
De rechtbank wijst er overigens op dat het feit dat een benadeelde partij wellicht een beroep kan doen op gefinancierde rechtsbijstand, er niet aan in de weg staat dat er een kostenveroordeling wordt uitgesproken nu het een benadeelde partij vrijstaat om te kiezen voor gefinancierde rechtsbijstand of niet.
Het ingevulde schadeopgaveformulier van [aangever B] zal de rechtbank als niet ingediend beschouwen nu geen bedrag is gevorderd.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 9 augustus 2012 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 107 dagen, nu de verdachte zich binnen de gestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar de adviezen van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, verzocht om de vordering niet toe te wijzen, doch de proeftijd te verlengen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de algemene voorwaarde uit het vonnis van 9 augustus 2012 niet heeft nageleefd, nu hij zich, binnen de in dat vonnis gestelde proeftijd, heeft schuldig gemaakt aan nieuwe misdrijven waaronder een beroving, zoals hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank acht het, gezien de adviezen en het ter terechtzitting door de deskundigen gestelde van het grootste belang, dat de begeleiding vanuit de jeugdreclassering en dan met name het ITB Harde Kerntraject worden voortgezet. Om die reden zal zij thans geen tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gelasten. De rechtbank zal echter wel, in plaats van een gedeeltelijke tenuitvoerlegging, een werkstraf gelasten, nu ter terechtzitting is gebleken dat het uitvoeren van een werkstraf tot de mogelijkheden behoort en de rechtbank ook overigens van oordeel is dat het niet zo kan zijn dat, indien een verdachte tijdens de proeftijd een dergelijke ernstig misdrijf pleegt, er, zeer bijzondere omstandigheden daargelaten, geen gevolg wordt gegeven aan het overtreden van voorwaarden.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14g, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 188 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder 1, tweede alternatief/cumulatief, ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1 eerste alternatief/cumulatief en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v feit 1, 1ste alternatief/cumulatief:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD OP DE OPENBARE WEG EN TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
2.
AANGIFTE DOEN DAT EEN STRAFBAAR FEIT GEPLEEGD IS, WETENDE DAT HET NIET GEPLEEGD IS;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 75 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
35 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht en
dat de veroordeelde gedurende maximaal zes maanden na datum van dit vonnis zal doorgaan met het volgen van het ITB Harde Kerntraject;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan bovengenoemde bijzondere voorwaarden;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt de verdachte voorts tot
een taakstraf, bestaande uit
een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten SoCool Verlengd, voor de tijd van
50 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
25 DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
t.a.v. feit 1, 1ste alternatief/cumulatief:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever A] een bedrag van € 800,-- (zijnde € 500,-- immateriële schade; € 250,-- kosten ketting en € 50,-- kosten jas), een en ander vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 150,-- (zijnde kosten rechtsbijstand), en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling van de proceskosten door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 800,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever A];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partij de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen, een en ander voor zover dit niet betreft de betaling van de proceskosten;
t.a.v. 09/752006-12 (tul):
gelast, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven van een gedeelte van de straf, te weten jeugddetentie voor de duur van 1 maand, een
taakstraf,bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1533 2012260908, opgemaakt door politie Haaglanden, doorgenummerd als pagina 1 tot en met pagina 211.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever A], pag. 71 en
3.Proces-verbaal van aangifte Jaela [aangever A], pag. 72 onderaan en
4.verklaring verdachte ter terechtzitting
5.Proces-verbaal verhoor verdachte pag. 174 en
6.pag. 72, 1ste, 2de en 3de alinea van onderen
7.pag. 72 onderaan en pag. 73 bovenaan
8.pag. 73, tweede alinea
9.pag. 73, derde alinea
10.pag. 73, vierde alinea
11.pag. 73, vijfde alinea
12.pag. 83, laatste alinea
13.pag. 84, eerste alinea
14.pag. 84, tweede alinea
15.pag. 84, derde alinea
16.pag. 174, vierde alinea van onderen
17.pag. 73 en pag. 83 onderaan en 84 5de alinea
18.pag. 202 onderaan; pag. 206 onderaan, pag. 207 bovenaan, pag. 209 bovenaan,
19.pag. 166 en 167
20.pag. 175