ECLI:NL:RBDHA:2013:BY9364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/5430 AW
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbesluit van de minister van Veiligheid en Justitie inzake functie-eisen voor senior zorg behandel inrichtingswerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, werkzaam als senior zorg behandel inrichtingswerker (ZBIW’er), en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiser was per 1 oktober 2011 geplaatst in de functie van senior ZBIW’er met schaal 8, maar diende te voldoen aan de functie-eisen, waaronder het hebben van een HBO-diploma. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 november 2011, waarin deze voorwaarde werd gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de functiebeschrijving een HBO-opleiding als eis vermeldt en dat eiser hiervan op de hoogte was. Eiser heeft aangevoerd dat hij zonder voorwaarden was geplaatst, maar de rechtbank oordeelde dat de verweerder in redelijkheid kon besluiten om de functie-eisen te handhaven. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gestelde functie-eisen en dat het herstelbesluit van 11 november 2011 terecht was genomen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5430 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
(gemachtigde: [A]),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. R.M. Koene).
Procesverloop
Bij besluit van verweerder van 26 september 2011 is eiser met ingang van 1 oktober 2011 geplaatst in de functie senior zorg behandel inrichtingswerker (ZBIW‘er) met daaraan verbonden schaal 8 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984).
Bij besluit van verweerder van 11 november 2011 is eiser medegedeeld dat aan de plaatsing in de toegewezen functie de voorwaarde wordt verbonden dat eiser dient te voldoen aan alle functie-eisen.
Eiser heeft bij brief van 22 december 2011 bezwaar gemaakt tegen het besluit van
11 november 2011.
Bij besluit van 13 juni 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 6 juli 2012 beroep ingesteld tegen het besluit van 13 juni 2012.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 28 november 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. V.L.J. Schöyer als zijn raadsman.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.E. Peters-van Rijn. Voorts zijn verschenen [B], medewerkster HRM, en [C], plaatsvervangend vestigingsdirecteur PI Haaglanden.
Overwegingen
1 De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1 Eiser is bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) werkzaam geweest in de functie van medior ZBIW’er, met daaraan verbonden schaal 7.
1.2 In het kader van de Reorganisatie Vestigingsmodel voor de vestiging PI Haaglanden is eiser in februari 2011 schriftelijk medegedeeld dat hij als te plaatsen medewerker is aangemerkt, waarmee hem de B-status toegekend. Op grond hiervan is eiser te beschouwen als functievolger. Eiser heeft echter zijn belangstelling kenbaar gemaakt voor de functie van senior ZBIW’er.
Op 14 april 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Plaatsingsadviescommissie (PLAC) en eiser.
De PLAC heeft verweerder bij brief van 1 juni 2011 geadviseerd eiser te plaatsen in de functie van senior ZBIW’er.
1.3 Bij brief van 21 juni 2011 heeft verweerder eiser het advies van de PLAC van
1 juni 2011 toegezonden en zijn voornemen kenbaar gemaakt om eiser met ingang van
1 oktober 2011 te plaatsen in de functie van senior ZBIW’er bij de [afdeling D] van de vestiging PI Haaglanden. De waardering van deze functie is in functieschaal 8. Na het definitieve besluit zal met eiser een arbeidsvoorwaardengesprek worden gehouden.
1.4 Bij besluit van 26 september 2011 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hierbij het definitieve plaatsingsbesluit wordt toegezonden, nu eiser geen bedenkingen heeft ingediend tegen het voornemen van 21 juni 2011. Besloten is om eiser met ingang van
1 oktober 2011 te plaatsen in de functie van senior ZBIW’er, met daaraan verbonden schaal 8. Daarbij is medegedeeld dat eiser, mochten ten aanzien van zijn huidige rechtspositie wijzigingen optreden, zal worden uitgenodigd voor een arbeidsvoorwaardengesprek.
Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.5 Bij besluit van 11 november 2011 is eiser medegedeeld dat de plaatsing in de functie van senior ZBIW’er per 1 oktober 2011 geschiedt op voorwaarde dat eiser voldoet aan alle functie-eisen. Voor eiser betekent dit dat hij wordt bevorderd naar schaal 8 zodra hij beschikt over het vereiste HBO-diploma en hij naar behoren functioneert. Toetsing door zijn leidinggevende of hij aan de gestelde voorwaarden voldoet zal uiterlijk op 1 oktober 2012 aan de orde komen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiser is op 15 maart 2012 gehoord in het kader van zijn bezwaar.
De Adviescommissie bezwaarschriften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: de commissie), zijnde een commissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft verweerder op 28 maart 2012 geadviseerd het bezwaar tegen het besluit van
11 november 2011 gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en eiser een vergoeding van gemaakte proceskosten toe te kennen.
1.6 Bij besluit van 13 juni 2012 heeft verweerder, in afwijking van het advies van de commissie van 28 maart 2012, het bezwaar tegen het besluit van 11 november 2011 ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Verweerder heeft aan het bestreden besluit van 13 juni 2012 ten grondslag gelegd dat het voor eiser duidelijk had moeten zijn dat het niet in bezit hebben van het HBO-diploma een vereiste is om in aanmerking te komen voor schaal 8. Dan pas voldoet eiser aan alle vereisten die aan de toegewezen functie worden gesteld. In eisers geval bestaat geen aanleiding om van deze harde eis af te wijken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het rechtszekerheidsbeginsel niet geschonden is.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het niet in bezit zijn van een HBO-diploma van invloed is op het functioneren van eiser als senior ZBIW’er en dat eiser pas voldoende functioneert in de functie van senior als hij zijn HBO-diploma heeft behaald.
3 Eiser heeft aangevoerd dat in het besluit van 26 november 2011 (lees:
26 september 2011) geen nadere voorwaarden zijn gesteld voor plaatsing in de functie van senior ZBIW’er dan wel ter zake van de datum waarop hij bevorderd zal worden naar schaal 8. In de aankondiging dat eiser zal worden uitgenodigd voor een arbeidsvoorwaarden-gesprek kan in redelijkheid niet worden gelezen dat aan de bevordering nog nadere voorwaarden zouden worden gesteld. Een arbeidsvoorwaardengesprek heeft bovendien niet plaatsgevonden. Eiser stelt zich, onder verwijzing naar de motivering van het advies van de commissie, op het standpunt dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich meebrengt dat hij op grond van het besluit van 26 september 2011 er vanuit mocht gaan dat hij zonder voorwaarden was geplaatst in de functie en bevorderd zou worden naar schaal 8.
4 Artikel 5 van het BBRA 1984 - voor zover hier van belang - luidt als volgt:
“1. Voor de ambtenaar, wiens ambt niet is vermeld in de bijlage A van dit besluit, geldt een
salarisschaal.
2. De salarisschaal welke voor de ambtenaar geldt wordt, tenzij zijn wijze van functioneren
zich nog daartegen verzet, bepaald met inachtneming van de zwaarte van zijn functie en
van bijzondere regelingen, als bedoeld in artikel 13 van het Algemeen Rijksambtenaren-
reglement of in bepalingen van dezelfde strekking in een soortgelijke regeling.
(…).”
5.1 Eiser heeft ter zitting medegedeeld dat hij hem de functie van senior ZBIW’er is toegewezen met schaal 8, maar dat hij nog altijd wordt bezoldigd naar het salaris van een medior ZBIW’er met schaal 7. Eiser heeft voorts medegedeeld dat hij nog niet in het bezit is van het HBO-diploma.
5.2 De rechtbank overweegt dat met het besluit van 11 november 2011 het besluit van
26 september 2011 is gewijzigd. De vraag die thans dient te worden beantwoord is of eiser had kunnen weten dat voor inschaling in schaal 8 de functie-eis gold dat hij in het bezit diende te zijn van het HBO-diploma en of met het verbinden van voorwaarden aan de bevordering naar schaal 8, zoals neergelegd in het besluit van 11 november 2011, sprake is geweest van een besluit tot herstel van een omissie in het besluit van 26 september 2011.
5.3 In het Organisatie & Formatie rapport (O&F rapport) van 21 april 2008 “Besturingsmodel Gevangeniswezen” is de nieuwe organisatiestructuur van de sector Gevangeniswezen onder de naam vestigingsmodel vastgelegd. In voornoemd rapport is beschreven hoe het vestigingsmodel voor de vestiging PI Haaglanden i.o. wordt ingericht. In het Personeelsplan ten behoeve van de reorganisatie/Vestigingsmodel voor de vestiging PI Haaglanden i.o. (het Personeelsplan) van 1 november 2010 is de procedure beschreven waarmee de nieuwe organisatiestructuur formeel zal worden ingevoerd. Bij het Personeelsplan is een zogenoemde Was-wordt lijst gevoegd. Uit deze Was-wordt lijst blijkt dat de functie van senior ZBIW’er na de reorganisatie ongewijzigd terugkomt in de organisatie. Onder de gedingstukken bevindt zich de functiebeschrijving behorende bij de functie van senior ZBIW’er van maart 2003. Niet in geschil is dat blijkens deze functiebeschrijving een HBO-opleiding als functie-eis geldt. Ter zitting heeft verweerder, onweersproken, medegedeeld dat deze functiebeschrijving nog altijd van toepassing is.
Bij brief van 7 april 2011 heeft de regiodirecteur Gevangeniswezen - Zorg de vestigingsdirecteuren van de ISD inrichtingen en PPC’s geïnformeerd over opleidingseisen voor de functies van ZBIW’er. Daarin is vermeld dat de opbouw van het functiehuis helder is voor wat betreft de functie-eisen en dat voor de senior ZBIW’er een afgeronde HBO (SPH)-opleiding geldt. Anders dan bij de functie van medior ZBIW’er is ter zake van de functie van senior ZBIW’er niet voorzien in een tijdelijke afwijking van de opleidingseis tot
1 januari 2012.
Eiser is tijdens het gesprek met de PLAC op 14 april 2011 medegedeeld dat voor de geambieerde functie een HBO-opleiding als functie-eis geldt. Uit het advies van de PLAC aan verweerder van 1 juni 2011 blijkt dat geadviseerd is eiser te plaatsen in de functie van senior ZBIW’er, mits eiser binnen twee jaar zijn HBO-opleiding afrondt. Eiser wordt bevorderd als hij binnen de gestelde termijn van twee jaar zijn HBO-opleiding gehaald heeft. Verweerder heeft voornoemd advies meegezonden als bijlage bij het voornemen tot plaatsing van 21 juni 2011 en hiernaar verwezen. In het primaire besluit van
26 september 2011 heeft verweerder eiser met verwijzing naar het voornemen definitief geplaatst in voornoemde functie. De rechtbank overweegt dat eiser bekend was met de aan de toegewezen functie verbonden functie-eis. Hoewel in het besluit van 26 september 2011 aan bevordering naar schaal 8 niet expliciet de voorwaarde ter zake van het behalen van de HBO-opleiding is vermeld, heeft eiser, gelet op de verwijzing naar het voornemen in dit besluit en de verwijzing naar het advies van de PLAC in het voornemen, hieraan niet een gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat hij zonder voorwaarden zou worden bevorderd naar schaal 8. In dit geval bestaat tussen het advies van de PLAC, het voornemen en het besluit van 26 september 2011 zodanige verwevenheid dat deze stukken niet los van elkaar kunnen worden gezien. In het besluit van 26 september 2011 is bovendien niet aangegeven dat van de gestelde functie-eis in eisers geval werd afgeweken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen enkele aanleiding bestond om af te wijken van de gestelde functie-eis.
Het niet vermelden van de voorwaarde ter zake van de bevordering tot schaal 8 in het besluit van 26 september 2011 dient dan ook te worden beschouwd als een omissie. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 30 mei 2002, LJN AF2572) komt aan een bestuursorgaan de bevoegdheid toe een gemaakte administratieve fout te herstellen, mits een daartoe strekkend besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en ook overigens geen sprake is van strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel.
De rechtbank overweegt dat in de brief van 7 april 2011 van de regiodirecteur Gevangeniswezen - Zorg tevens is ingegaan op een situatie van een mogelijk toekomstig tekort aan senior ZBIW’ers. In deze brief is uitdrukkelijk vermeld dat wel kan worden overwogen de werkzaamheden zo te structureren dat ze goeddeels met MBO’ers kunnen worden uitgevoerd. Hieruit blijkt reeds de onderbouwing van het standpunt van verweerder dat het niet in bezit zijn van een HBO-diploma van invloed is op het functioneren van eiser in een niet-aangepaste functie van senior ZBIW’er en dat eiser pas voldoende functioneert in de functie van senior als hij zijn HBO-diploma heeft behaald. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen overgaan tot het nemen van het herstelbesluit van 11 november 2011.
Voor zover eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gedaan onder verwijzing naar collega’s die wel een schaal 8-functie en geen afgeronde HBO-opleiding hebben, heeft verweerder er op gewezen dat dit medewerkers betreft die, anders dan eiser, een langdurig dienstverband hebben en de functie van senior ZBIW’er toegewezen hebben gekregen op basis van anciënniteit. De rechtbank overweegt dat eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit van 13 juni 2012. Tussen de gevallen waarop eiser zich beroept en zijn geval bestaan, wat status betreft, rechtens relevante verschillen, hetgeen eiser thans ook niet wezenlijk bestrijdt.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder in redelijkheid kunnen komen tot het bestreden besluit van 13 juni 2012, waarbij het herstelbesluit van 11 november 2011 is gehandhaafd.
6 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Schaffels, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Faasse - van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.