ECLI:NL:RBDHA:2013:BY9390
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitleg van een overeenkomst met betrekking tot een voorkeursrecht van koop en de gevolgen van schending daarvan
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, ging het om een geschil tussen twee partijen, [A] en [B], over de uitleg van een overeenkomst die een voorkeursrecht van koop betrof. [B] had in conventie gevorderd dat [A] zou worden veroordeeld tot betaling van een boete van € 45.378,02 en buitengerechtelijke incassokosten, omdat hij van mening was dat [A] het overeengekomen voorkeursrecht had geschonden door een perceel grond aan zijn dochters te schenken zonder het eerst aan hem aan te bieden. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de inleidende dagvaarding en tussenvonnissen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in de leveringsakte van 1987 een verplichting was opgenomen voor [B] om het perceel eerst aan [A] aan te bieden bij voorgenomen vervreemding. [B] stelde echter dat hij deze verplichting niet had geschonden, omdat de schenking aan zijn dochters onder opschortende voorwaarde was gedaan en het voorkeursrecht daarmee niet was geschonden. De rechtbank heeft de Haviltex-maatstaf toegepast om de overeenkomst te interpreteren, waarbij de context en de bedoeling van partijen centraal stonden.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat [B] niet verplicht was om het perceel aan [A] aan te bieden, omdat het voorkeursrecht was komen te vervallen bij de schenking. De vorderingen van [A] werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de door [B] gelegde beslagen moesten worden opgeheven. [A] werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure in conventie, terwijl de kosten in reconventie op nihil werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 9 januari 2013 door mr. D. Nobel.