ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1608

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/09/435334/ KG ZA 13-56
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing en verwijdering van een leerling wegens ongewenst gedrag en het opstellen van een bangalijst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, staat de schorsing en verwijdering van een leerling centraal. De eiseres, de moeder van de minderjarige [A], betwist de rechtmatigheid van de beslissing van de stichting, die verantwoordelijk is voor de Christelijke Scholengemeenschap De Goudse Waarden. De aanleiding voor de schorsing was een incident waarbij [A] betrokken zou zijn geweest bij het opstellen van een bangalijst, wat leidde tot onrust onder medeleerlingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de stichting voldoende bewijs heeft geleverd dat [A] betrokken was bij het maken van deze lijst, ondanks dat deze niet openbaar is gemaakt. De stichting heeft de vrijheid om te bepalen wat als ongewenst gedrag wordt gekwalificeerd en kan daar passende sancties aan verbinden, zoals schorsing of verwijdering.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de stichting in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [A] te schorsen en te verwijderen, vooral gezien het feit dat dit incident niet op zichzelf staat, maar voorafgegaan is door meerdere incidenten waarbij [A] betrokken was. De rechter heeft benadrukt dat de school een eigen verantwoordelijkheid heeft om te reageren op signalen van ongewenst gedrag en dat de schorsing van [A] niet onrechtmatig was, ook al was deze langer dan een week. De eiseres heeft verzuimd om de stichting op de juiste wijze te dagvaarden, maar werd in het kort geding toch toegelaten om de belangen van haar zoon te vertegenwoordigen. Uiteindelijk heeft de rechter de vordering van de eiseres afgewezen en haar in de kosten van het geding veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/435334/ KG ZA 13-56
Vonnis in kort geding van 20 februari 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. P.H. Ruys te Rotterdam,
tegen:
de stichting
Stichting voor Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs in Gouda en omgeving,
gevestigd te Gouda,
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Janse-Velema te Woerden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘de stichting’.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 12 februari 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eiseres] is de moeder van de minderjarige [A] (verder: [A]), geboren op [datum] 1997.
1.2. [A] zit in het derde leerjaar van het VMBO van de Christelijke Scholengemeenschap De Goudse Waarden (verder: de school).
1.3. In het leerlingenstatuut van de school is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
19. Gedrag en veiligheid
19.1 De leerlingen en personeelsleden gedragen zich binnen de school en op het terrein van de school naar behoren, zoals omschreven in de tien Gedragsregels van De Goudse Waarden en de andere schoolregels.
Gedragsregels van de Goudse Waarden:
1. (…)
2. Ik maak mij niet schuldig aan seksuele intimidatie.
3. (….)
(…)
21. Straffen
21.5 De leerling die de in school geldende regels niet nakomt, kan een disciplinaire maatregel worden opgelegd. Zo’n maatregel kan worden opgelegd door ieder daartoe bevoegd persoon.
Disciplinaire maatregelen kunnen zijn:
- maken van strafwerk;
- uit de les verwijderd worden;
- (…)
- geschorst worden;
- toegang tot de school ontzegd worden;
- definitief van school verwijderd worden.
De laatste drie genoemde maatregelen zijn voorbehouden aan schoolleiding en bevoegd gezag.
21.6 Een leerling die bij herhaling de in de school geldende regel overtreedt of die zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag kan door of namens het bevoegd gezag geschorst of definitief van de school verwijderd worden. Het bevoegd gezag handelt hierbij volgens het “Stappenplan schorsing/verwijdering”. (…)
1.4. In het bij het leerlingenstatuut behorende stappenplan is de te volgen procedure uitgewerkt in geval van
SCHORSING VAN EEN LEERLING
1. De sectordirectie neemt een besluit tot schorsing. Het besluit tot schorsing wordt door de sectordirectie met opgave van redenen schriftelijk aan de betrokkene bekendgemaakt. Indien de betrokkene nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, wordt een afschrift van dit schriftelijk besluit door de directie ook aan de ouders, voogden of verzorgers van de betrokkene toegezonden. (….)
VERWIJDERING VAN EEN LEERLING
(…)
1. Indien de sectordirectie van mening is dat – in alle redelijkheid – vanuit de school zonder succes alle mogelijke pogingen zijn ondernomen om een leerling in zijn/haar schoolloopbaan te begeleiden of bij te sturen en de leerling uiteindelijk toch niet op school te handhaven is, kan de sectordirectie een schriftelijke voordracht tot verwijdering voorleggen aan de rector. De gegevens die zijn bijeengebracht in de leerlingenadministratie vormen een belangrijke onderbouwing bij de voordracht tot verwijdering.
2. De sectordirecteur nodigt de betrokkene en indien deze nog geen 18 jaar is, ook diens ouders, voogden of verzorgers – zo spoedig mogelijk – uit om gehoord te worden. (…)
1.5. In het Inrichtingsbesluit Wetenschappelijk Voorbereidend Onderwijs is het volgende bepaald:
Artikel 14 Definitieve verwijdering
1. Het bevoegd gezag kan besluiten tot definitieve verwijdering van een leerling nadat deze en, indien de leerling nog niet de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, ook diens ouders, voogden of verzorgers, in de gelegenheid is onderscheidenlijk zijn gesteld hierover te worden gehoord. (….).
2. Definitieve verwijdering van een leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Hangende dit overleg kan de leerling worden geschorst. Het overleg strekt er mede toe, na te gaan op welke andere wijze de betrokken leerling onderwijs zal kunnen volgen.
3. Het bevoegd gezag stelt de inspectie van een definitieve verwijdering schriftelijk en met opgave van redenen in kennis.
1.6. De heer [unitleider], unitleider, heeft op 28 en 29 november 2012 een verslag gemaakt naar aanleiding van gesprekken met onder meer een aantal leerlingen uit de mentorklas, [A] en zijn moeder. In dit verslag is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
(…) Woensdagmiddag 28 november 2012 rond 13.00 uur meldde […] dat een aantal meisjes uit zijn mentorklas overstuur waren vanwege een vermeende bangalijst. Deze zou door [A] zijn gemaakt.
Een gesprek met de betrokken meisjes (…) leert het volgende:
(….)
Tijdens de scheikundeles diezelfde dag (…) zou door leerlingen over deze lijst zijn gepraat, gelachen en `hoer` geroepen.
Tijdens de gymles (..) zouden [A] en [jongen 2] naar de meisjes “banga 1, banga 2” hebben geroepen.
(…)
Gesprek met [meisje 1] en [meisje 2] e.a.
[meisje 1]: Tijdens de scheikundeles hoorde ik in de klas [A] mijn naam noemen.
[meisje 2]: Dat klopt!
[meisje 1] vroeg wat is er ….
[A] lachte... en zei iets van: “[meisje 1] heeft banganummer 4”
[meisje 2]: Dat klopt! [A] zat voor ons. Ik vroeg wat ben je aan het doen? Waarop [A] een lijst op papier liet zien waarop 1 t/m …4 of 5 nummers met herkenbare namen van meisjes uit de klas. [meisje 3] heeft dit ook gezien. [A] schreef toen mijn naam en die van [meisje 4] er ook bij, maar kraste weer door toen ik zei dat ik dat niet wilde. Daarna riep [A] iets naar [jongen 2] over [meisje 1] en [meisje 5]: ja, [meisje 5] staat op nr. 1!
Tijdens de gymles waren er maar 9 meisjes die meededen met de les. De anderen zaten aan de kant. [A], [jongen 2] en [jongen 3] kwamen ca. 20 minuten te laat binnen. Zij gingen tegen matten aanzitten die tegen de muur stonden. [meisje 5] en anderen moesten bokspringen. Elke keer als [meisje 5] sprong, klonk vanuit de richting van de matten waar [A], jongen 3] en [jongen 2] zaten: banga 1.
[meisje 6]: ik heb het [A] zelf zien zeggen!
(…)
Ik gaf hem aan, dat ik “klaar”met hem was. Ik kwam niet verder. Ik zou hem “overdragen”aan de directie. Die zouden mogelijk de politie inschakelen. Een bangalijst is een strafbaar feit en kan aan de politie worden voorgelegd. Hij gaf aan dat hij inderdaad een smsje gestuurd had. En dat hij ook een “lijstje”gemaakt had maar dat dit door hem verscheurd was. Dat hij wel alle namen onder elkaar had gezet, en dat het lijsje er toch wel was. Hij had het gemaakt op de binnenkant van de kaft van zijn scheikunde-werkboek. Hij liet dit zien. De linkerzijde van een “kras-poppetje herbergde de namen.
(…)”
1.7. Bij brief van 30 november 2012 heeft het College van Bestuur van de stichting aan de ouders/verzorgers van [A] meegedeeld dat hij met onmiddellijke ingang is geschorst. In deze brief is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
In overleg met de betrokken functionarissen is 30 november 2012 besloten om uw zoon te schorsen en daarmee tegelijkertijd de verwijderingsprocedure in te zetten. (…).
De reden van de schorsing en daarmee tegelijkertijd de verwijdering is: het stelselmatig op school seksueel intimideren van vrouwelijke klassegenoten en het op school maken en hanteren van een bangalijst met namen van vrouwelijke klassegenoten.
(…)”
1.8. Bij brief van 3 december 2012 heeft [eiseres] tegen de verwijdering van [A] bezwaar gemaakt.
1.9. Op 7 december 2012 heeft [eiseres] een gesprek gehad met de directeur van de school. De stichting heeft [eiseres] per brief diezelfde dag op de hoogte gebracht van de mogelijke vervolgstappen.
1.10. De school heeft vervolgens [A] niet meer toegelaten tot de reguliere lessen. [A] is gedurende zijn schorsing voorzien van onderwijstaken buiten zijn klas en hij wordt individueel door een docent begeleid.
1.11. Bij brief van 14 januari 2013 heeft de stichting het voornemen tot verwijdering van [A] aan zijn ouders kenbaar gemaakt. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Hierbij maken wij u het voornemen tot verwijdering van uw zoon [A], leerling van onze Christelijke Scholengemeenschap De Goudse Waarden kenbaar. Ons voornemen wordt ingegeven door het volgende:
(…) Sinds 28 november 2012 zijn wij met uw zoon [A] en met u in gesprek over zijn gedragingen naar meisjes en het opstellen van een lijstje met namen van leerlingen van onze school (meisjes) met wie gemakkelijk seksuele handelingen te verrichten zouden zijn.
Voor dit soort lijstjes wordt wel de naam ‘bangalijst’ gebruikt.
Diverse leerlingen uit de klas van uw zoon […] hebben aangegeven, dat de gedragingen van uw zoon tijdens de scheikundeles op 28 november 2012 (…) hebben geleid tot gepraat door leerlingen over deze lijst in de klas, dat er is gelachen en “hoer” is geroepen. Tijdens de gymles (…) zou uw zoon naar meisjes “banga 1, banga 2” hebben geroepen.
De heer [unitleider] heeft met een aantal meisjes gesproken. Zij waren zeer ontdaan en voelden zich niet veilig op school. Daarna heeft de heer [unitleider] telefonisch met u gesproken en vervolgens uw zoon bevraagd over zijn gedragingen. Uit zijn antwoorden en de documenten van zijn hand (al of niet bekrast) is zeer aannemelijk geworden dat hij zich onbetamelijk en volstrekt grensoverschrijdend heeft gedragen. De heer [unitleider] heeft van de bevindingen een verslag opgesteld dat naar u toegezonden is. In dit verslag zijn de documenten van de hand van uw zoon opgenomen. Tevens is een uitdraai van diverse twitterberichten van en aan uw zoon voorgelegd. Deze berichten bevestigen voorgenoemde gedragingen van uw zoon en zijn eveneens volstrekt ontoelaatbaar.
(….)
De gedragingen van uw zoon merken wij aan als ongewenst gedrag/wangedrag. Deze gedragingen zijn in strijd met diverse bepalingen van het leerlingenstatuut. Wij noemen de artikelen 8.5 en 19.1. De u overgelegde stukken bevestigen de ernstige impact van de gedragingen van uw zoon op de medeleerlingen en de onveiligheid die zij ervaren. Voor een ouder vormen de gedragingen van uw zoon reden om voornemens te zijn haar dochter van school te halen.
Uw zoon werd eerder dit jaar geschorst op woensdag 10 oktober en donderdag 11 oktober 2012. De reden van deze schorsing was gelegen in het feit dat hij vuurwerk in zijn bezit had binnen de school/onder schooltijd. In onze brief d.d. 11 oktober 2012 werden u en uw zoon gewaarschuwd, dat bij herhaling uw zoon definitief van school verwijderd zou kunnen worden.
Ondanks deze waarschuwing heeft uw zoon zich opnieuw op ontoelaatbare wijze gedragen. De grensoverschrijdende gedragingen van uw zoon zijn dermate ernstig en brengen de (gevoelens) van medeleerlingen in gevaar, zodat wij u thans het voornemen tot verwijdering van uw zoon kenbaar maken. Uw zoon heeft de veilige omgeving waarin het onderwijs aan onze leerlingen dient te worden gegeven ernstig in gevaar gebracht.
(….)
Wij bieden u in de gelegenheid om over ons voornemen tot verwijdering van uw zoon te worden gehoord op maandag 21 januari 2013 om 15.00 uur. (….)”
1.12. Bij besluit van 22 januari 2013 heeft het college van bestuur van de stichting besloten [A] van school te verwijderen, hem de toegang tot de schoolgebouwen te ontzeggen, uitgezonderd de situatie waarin hij met toestemming de gebouwen betreedt, en in de onderwijsbehoefte van [A] te blijven voorzien totdat de definitieve verwijdering is geëffectueerd.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert –zakelijk weergegeven– te bepalen dat de school [A] binnen 24 uur weer tot de lessen van klas […] van de sector VMBO dient toe te laten, op straffe van een dwangsom.
2.2. [eiseres] voert – samengevat – het volgende aan.
[A] staat niet bekend als een lastige, slechte of niet te handhaven leerling. Hij heeft geen bangalijst opgesteld en laten rondgaan op school. Hij heeft geen medeleerlingen uitgemaakt voor hoer of banga 1 en banga 2. [A] is door een docent onder druk gezet om een bekennende verklaring af te leggen. Het opstellen van een bangalijst is geen strafbaar feit.
Volgens het leerlingenstatuut dient terzake van seksuele intimidatie een klacht te worden ingediend. Van een klacht wegens seksuele intimidatie is niet gebleken. De aan [A] verweten gedragingen rechtvaardigen geen schorsing en voornemen tot verwijdering. De maximale schorsingstermijn van één week is ruimschoots overschreden, zodat de schorsing, althans het niet toelaten van [A] tot de lessen, onrechtmatig is. [A] dient te worden toegelaten tot de school. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering.
2.3. De stichting voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. [eiseres] heeft verzuimd in dit kort geding in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige zoon [A] de stichting te dagvaarden. Gezien de spoedeisendheid van de zaak zal [eiseres] in kort geding worden toegelaten om de belangen van haar minderjarige zoon te vertegenwoordigen.
3.2. De vraag die in dit kort geding voor ligt is of de stichting in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [A] van school te schorsen en verwijderen, hetgeen door [eiseres] wordt betwist.
3.3. Vooropgesteld wordt dat de stichting als onderwijsinstelling in beginsel de vrijheid heeft om volgens haar ongewenst gedrag als zodanig te kwalificeren en te sanctioneren. De school mag daarbij eigen normen stellen. Ook niet strafrechtelijk gedrag van een leerling kan leiden tot schorsing dan wel verwijdering. De voorzieningenrechter kan het besluit van de stichting om [A] te schorsen en verwijderen niet in volle omvang toetsen, maar aan de voorzieningenrechter komt slechts een marginale toetsing toe, in die zin dat beoordeeld dient te worden of het besluit van de stichting in redelijkheid kon worden genomen.
3.4. Artikel 14 van het Inrichtingsbesluit WVO bepaalt dat een leerling hangende het overleg met de inspectie over de definitieve verwijdering kan worden geschorst. Anders dan [eiseres] betoogt, kan een schorsing van een leerling langer dan een week duren, nu [A] is geschorst in het kader van het opstarten van een procedure tot verwijdering en die schorsing kan duren zolang de verwijderingsprocedure voortduurt. Een procedure tot verwijdering van een leerling kan volgens de stichting enkele maanden duren, omdat er een voornemen moet worden uitgebracht tot verwijdering, er gelegenheid moet zijn voor (weder)hoor, een bezwaartermijn van zes weken geldt en voor de leerling een andere school moet worden gevonden. Met betrekking tot de wijze van toezending van het besluit volgt de voorzieningenrechter het standpunt van de school. Waar het om gaat is dat niet alleen de leerling, maar ook zijn ouders op de hoogte geraken van een zo ingrijpend besluit als hier aan de orde. Dat is het geval geweest. Het feit dat het besluit niet ook aan [A] is toegezonden kan de vordering dus niet dragen. Van een onrechtmatige termijnoverschrijding is dan ook geen sprake.
3.5. De Stichting heeft het besluit tot schorsing en verwijdering van [A] van 22 januari 2013 niet alleen gebaseerd op het incident op 28 november 2012, maar ook op een eerdere schorsing van [A] op 10 en 11 oktober 2012 wegens bezit van vuurwerk op school. Volgens de stichting zijn de gedragingen van [A] dermate ernstig dat hij de psychische en fysieke veiligheid van zijn medeleerlingen op school in gevaar heeft gebracht.
3.6. Met betrekking tot de inhoud van de beslissing heeft het volgende te gelden. De school heeft een eigen verantwoordelijkheid wanneer haar signalen van leerlingen bereiken dat er een bangalijst circuleert en mag daarop zelfstandig actie ondernemen. De school heeft grote vrijheid bij het inrichten van het door haar uit te voeren onderzoek. In het onderhavige geval heeft de school de meldingen van een aantal leerlingen aan hun mentor over het gedrag van [A] op 28 november 2012 onderzocht en [A] de gelegenheid gegeven zijn eigen verhaal te vertellen. Uit het gespreksverslag van 28/29 november 2012 van de heer [unitleider], de daarin opgenomen verklaringen van een aantal meisjes uit de klas van [A] en de als productie 3 door de stichting overgelegde kleurenkopie is voldoende aannemelijk geworden dat [A] betrokken is geweest bij het opstellen van een bangalijst. Dat de bangalijst niet in de openbaarheid is gebracht is hierbij niet relevant, aangezien de lijst in de directe omgeving van [A] kennelijk bekendheid heeft gekregen en tot onrust heeft geleid. Het betoog van [eiseres] dat uit de twitterberichten moet worden afgeleid dat zij op zoek was naar modellen voor het showen van kleding overtuigt niet, nu dit verhaal tijdens het gesprek dat [eiseres] op 7 december 2012 op school met de heer [sectordirecteur], sectordirecteur, heeft gehad niet is verteld, doch voor het eerst in deze procedure naar voren wordt gebracht. Ook uit hetgeen [A] heeft opgeschreven en later weer heeft doorgekrast (productie 4 van de stichting) kan worden afgeleid dat [A] een lijst met namen van meisjes heeft gemaakt en deze lijst zelf een bangalijst noemt. Verder volgt uit de verklaring van de meisjes in het verslag dat [A] tijdens de gymles naar één van de meisjes banga 1 heeft geroepen. Daarmee heeft [A] zich schuldig gemaakt aan ongewenst en ontoelaatbaar gedrag tegenover zijn medeleerlingen. Uit de stukken kan voorts worden afgeleid dat in het schooljaar 2011-2012 andere incidenten met [A] hebben plaatsgevonden. Uit de door de stichting overgelegde “uitstuurformulieren” valt af te leiden dat [A] met deze incidenten is geconfronteerd en dat hij de reden(en) heeft opgeschreven waarom hij uit de les werd verwijderd. De stichting heeft de vrijheid om een incident als het onderhavige ernstig genoeg te achten voor de zware maatregel van schorsing en verwijdering van de school. Dit geldt zeker in het geval als hier aan de orde, waarin het incident niet op zich staat, maar is vooraf gegaan door een groot aantal meer en minder ernstige incidenten die hebben geleid tot meer en minder ernstige sancties. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de stichting in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om [A] te schorsen en te verwijderen.
3.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de stichting begroot op € 1.405,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 589,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.
CJ