ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
13/1900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel op basis van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ivoriaanse eiseres en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiseres had op 23 november 2012 de toegang tot Nederland geweigerd gekregen en op 7 januari 2013 was haar een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 januari 2013, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar advocaat. De rechtbank heeft de behandeling geschorst om verweerder de gelegenheid te geven schriftelijk te reageren op de ingediende gronden van beroep.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de maatregel in het Justitieel Complex Schiphol (JCS) niet in strijd is met het Reglement Grenslogies. De rechtbank oordeelt dat de insluitingstijden, zoals vastgesteld door verweerder, voldoen aan de eisen van het Reglement en dat er geen onrechtmatige beperkingen zijn opgelegd aan de eiseres. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiseres, die stelde dat de maatregel onterecht was opgelegd en dat zij niet in staat was om buiten te sporten, verworpen. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat de maatregel gerechtvaardigd is, mede gezien de omstandigheden van de eiseres, waaronder het gebruik van een vals visum en het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voortduring van de maatregel rechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13 / 1900
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 februari 2013 in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Ivoriaanse nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq, advocaat te Haarlem),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde: mr. C. Brand, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).
Procesverloop
De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 23 november 2012 aan eiseres op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de verordening EG 562/2006 (Schengengrenscode) de toegang tot Nederland geweigerd en bij besluit van 7 januari 2013 haar op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen de maatregel op 18 januari 2013 beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Blauw, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft de rechtbank de behandeling geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om schriftelijk te reageren op de door mr. M.H.K. van Middelkoop, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres, ingediende nadere gronden van beroep van 28 januari 2013. Bij faxbrief van 31 januari 2013 heeft verweerder gereageerd. Bij faxbrief van 1 februari 2013 heeft mr. Van Middelkoop hierop een reactie gegeven.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek, met toestemming van beide partijen met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gesloten.
Overwegingen
1. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt het volgende. Bij besluit van 7 januari 2013 is eiseres op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiseres is de verplichting opgelegd zich op te houden in het Justitieel Complex Schiphol (JCS) / Passantenverblijf. Bij besluit van 8 januari 2013 is eiseres op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw de verplichting opgelegd zich op te houden in het Aanmeldcentrum Schiphol (AC). Bij het afwijzende asielbesluit van 18 januari 2013 is de ten aanzien van eiseres opgelegde maatregel ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, Vw voortgezet op grond van paragraaf C12/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2. Eiseres voert - kort samengevat - het volgende aan. De oplegging van de maatregel ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, Vw in het JCS is in strijd met de artikelen 2, 4, 5, 7 8 en 9 van het Reglement Grenslogies (Reglement). Eiseres wordt onderworpen aan meer beperkingen dan volstrekt noodzakelijk is. Zij wordt langer dan alleen de nachtelijke uren ingesloten, er is nagenoeg geen mogelijkheid om buiten te sporten, de ruimte waar eiseres verblijft is soberder dan een eenvoudig logiesgelegenheid en eiseres heeft geen huishoudelijk reglement ontvangen.
3. Verweerder heeft zich in de reactie van 31 januari 2013 - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van het regime, waaronder de insluitingstijden, niet ter beoordeling staat van de vreemdelingenrechter. Eiseres wordt buiten de nachtelijke uren ingesloten gedurende 12:00 uur tot 13:00 uur en van 17:00 uur tot 18:00 uur in verband met de beschikbaarheid van het personeel op die uren en de noodzaak die ook voor hen bestaat tot het gebruiken van lunch en avondeten. Door dit gegeven is naar het oordeel van verweerder voldaan aan het noodzakelijkheidsvereiste zoals opgenomen in het Reglement.
Ten onrechte stelt eiseres dat zij niet naar buiten kan en buiten niet kan sporten. De deur naar de luchtplaats staat open. Het is mogelijk op de buitenplaats hard te lopen, te basketballen en te voetballen.
Aan iedere vreemdeling wordt bij binnenkomst op het JCS een set huisregels uitgereikt. De huisregels zijn in zeven talen beschikbaar en eveneens op de afdelingen beschikbaar en in te zien.
4. Eiseres heeft in de reactie van 1 februari 2013 -kort samengevat- aangevoerd dat de vreemdelingenrechter wel bevoegd is kennis te nemen van het geschilpunt over het regime. De tenuitvoerlegging voldoet voor wat betreft de insluitingstijden al niet aan het Reglement en al hierom kan de maatregel niet in het JCS ten uitvoer worden gelegd. Dat de beschikbaarheid van het personeel de beperking voor wat betreft de insluitingstijden met zich meebrengt, doet niets af aan het feit dat een maatregel ingevolge artikel 6 Vw ten uitvoer moet worden gelegd op een plaats die voldoet aan het Reglement.
5. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw het beroep gegrond.
6. De in artikel 94 Vw geboden rechtsgang voorziet in rechterlijke tussenkomst in geval van vrijheidsontneming anders dan op rechterlijk bevel. Voor de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsontnemende maatregel, als bedoeld in artikel 94 Vw is, mede gelet op het bepaalde in het tweede en het vierde lid van artikel 15 van de Grondwet, van belang dat de betrokken vreemdeling niet meer in zijn fysieke vrijheid en de uitoefening van grondrechten wordt beperkt, dan noodzakelijk is in verband met het doel van de maatregel en de naleving van de daartoe in een beveiligde inrichting rechtens te stellen orderegels.
In zoverre kunnen de naleving van voorschriften inzake het regime en de voorlichting omtrent het daarin bepaalde raken aan de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsontnemende maatregel (zie Raad van State 28-06-2001, LJN: AP5059).
7. Ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek. Ingevolge het derde lid van artikel 6 Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het voor de beveiligde ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, geldende regime, waaronder begrepen de nodige beheersmaatregelen.
8. In A6/2.6 van de Vc is onder meer bepaald dat voor de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw in de door de Minister aangewezen ruimte of plaats het regime van het Reglement geldt. Wordt de vrijheidsontneming ten uitvoer gelegd in een andere (dan de door de Minister aangewezen) ruimte of plaats dan dient het regime overeen te komen met dat van het Reglement. Hieruit volgt dat het Reglement van toepassing is in het door de Minister aangewezen JCS waar de maatregel op grond van artikel 6 Vw ten uitvoer is gelegd.
9. In het eerste en tweede lid van artikel 4 van het Reglement is bepaald dat de vreemdeling aan geen andere beperkingen wordt onderworpen dan die volstrekt noodzakelijk zijn om zijn verblijf in het grenslogies te verzekeren alsmede om de veiligheid en de orde aldaar te handhaven. De vreemdeling is gehouden bevelen gegeven door of namens de directeur ter verzekering van zijn verblijf alsmede ter handhaving van de veiligheid en orde in het grenslogies op te volgen.
Met inachtneming van de beperkingen en de bevelen ingevolge artikel 4 is de vreemdeling op grond van artikel 5, aanhef en onder a. bevoegd zich binnen het grenslogies vrij te bewegen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de noodzaak tot insluiting op de aangegeven tijdstippen voldoende toegelicht. Er is sprake van een situatie als omschreven in artikel 4, eerste en tweede lid en artikel 5, aanhef en onder a, van het Reglement. Niet valt in te zien dat de tenuitvoerlegging voor wat betreft de insluitingstijden al niet voldoet aan het Reglement, zoals namens eiseres is betoogd. Het Reglement biedt immers de ruimte om uit oogpunt van veiligheid en orde insluitingstijden te bepalen zoals aangegeven. Ook overigens ziet de rechtbank, gelet op het door verweerder in de brief van 31 januari 2013 ingenomen standpunt, geen grond voor het oordeel dat de tenuitvoerlegging van de maatregel in het JCS in strijd is met het Reglement.
11. Met betrekking tot de voortduring van de maatregel heeft eiseres aangevoerd dat nu geen sprake is van ontwijken dan wel belemmeren van de verwijderprocedure deze onrechtmatig is. Eiseres heeft een geldig paspoort overgelegd en enkel gereisd op een vals paspoort om haar land vanwege asielmotieven te ontvluchten.
12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de maatregel na afronding van de asielprocedure, gelet op de in het voornemen en besluit vermelde overwegingen terecht is voortgezet. Verweerder heeft ter zitting verwezen naar de gronden van het terugkeerbesluit en inreisverbod en aangegeven dat in het geval van eiseres gebleken is dat sprake is van de volgende omstandigheden:
- eiseres heeft zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 gehouden;
- eiseres heeft in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens verstrekt met betrekking tot haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
- eiseres heeft zich zonder noodzaak ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten;
- eiseres heeft in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik gemaakt van valse of vervalste documenten;
- eisers heeft geen vaste woon- of verblijfplaats;
- eiseres beschikt niet over voldoende middelen van bestaan.
Nu eiseres gebruik heeft gemaakt van een vals visum, haar ticket heeft weggegooid en, in verband hiermee, tegenstrijdig heeft verklaard omtrent de reis, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, rechtvaardigt dat de vrees dat eisers zich zal onttrekken aan het toezicht, aldus verweerder.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met vorenstaande voldoende grondslag heeft gegeven om de voortduring van de maatregel te rechtvaardigen, mede gelet ook op het veiligstellen van het grensbewakingsbelang.
14. Het beroep is ongegrond.
15. De rechtbank zal het verzoek om het toekennen van schadevergoeding afwijzen, omdat zij de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel niet zal bevelen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.