Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/434642 / KG ZA 13-23
Vonnis in kort geding van 16 januari 2013
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. R.E. Temmen te Bergen op Zoom,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. Limborgh te Den Haag.
Eiser heeft gedaagde op 11 januari 2013 doen dagvaarden om op 15 januari 2013 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 16 januari 2013 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 15 januari 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Aan eiser zijn vijf administratieve sancties opgelegd.
2.2. Op 23 december 2012 is de auto van eiser met kenteken [nummer] (hierna: 'de auto') buiten gebruik gesteld en overgebracht naar het politiebureau te Vlissingen.
2.3. Op 11 januari 2013 heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) aan eiser een schriftelijke kennisgeving buitengebruikstelling gezonden.
3.1. Eiser vordert - zakelijk weergegeven en na vermindering van eis - veroordeling van gedaagde tot:
I. teruggave aan eiser van de zich in de auto bevindende persoonlijke zaken van eiser;
II. teruggave aan eiser van de auto;
III. vergoeding van schade aan eiser ter hoogte van een bedrag van € 4.000,--.
3.2. Daartoe voert eiser het volgende aan. Gedaagde heeft onrechtmatig gehandeld jegens eiser bij de buitengebruikstelling van de auto omdat niet de juiste procedure is gevolgd. Eiser heeft niet de mogelijkheid gekregen om de gestelde boetes te voldoen en er heeft geen aankondiging van de buitengebruikstelling plaatsgevonden. Bovendien had ook gekozen kunnen worden voor toepassing van een lichter middel teneinde eiser in de gelegenheid te stellen alsnog eventuele openstaande boetes te betalen. Aangezien de buitengebruikstelling zich niet richt op de zich in de auto bevindende persoonlijke eigendommen van eiser, dient teruggaaf daarvan per ommegaande te geschieden.
Eiser stelt gedaagde aansprakelijk voor alle door hem geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagde. Hij dient gecompenseerd te worden voor de schade voor het gemis van de auto en de zich daarin bevindende spullen sinds 23 december 2012. Eiser is voor wat betreft zijn vervoer voor een groot deel afhankelijk van zijn auto en heeft de afgelopen periode meermaals met de trein moeten reizen. Daarnaast lijdt eiser immateriële schade.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.De beoordeling van het geschil
4.1. Aangezien gedaagde ter zitting heeft toegezegd dat eiser zijn persoonlijke eigendommen uit de auto zonder meer terug kan krijgen bij de politie te Vlissingen na het maken van een daartoe strekkende afspraak, heeft eiser geen belang meer bij die vordering. Het onder I gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
4.2. Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of het dwangmiddel van buitengebruikstelling als bedoeld in artikel 28b van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in onderhavige zaak rechtmatig is toegepast. Niet in geschil is dat eiser voor een bedrag van € 3.108,75 aan boetes, inclusief verhogingen, onbetaald heeft gelaten. De stelling van eiser dat hij niet in staat is gesteld die boetes te voldoen, wordt gepasseerd. Eiser heeft immers erkend dat hij in eerste instantie wel brieven heeft ontvangen over de boetes. Eiser ontkent weliswaar dat hij brieven heeft ontvangen over de opgelegde verhogingen, maar dat is kennelijk - zoals eiser zelf stelt - te wijten aan de problematische postbezorging op zijn adres. Die omstandigheid kan niet aan gedaagde worden tegengeworpen.
4.3. Voor zover eiser betoogt dat gedaagde gehouden was eerst een lichter dwangmiddel toe te passen - zoals de inbeslagneming van het rijbewijs - alvorens tot buitengebruikstelling over te gaan, geldt dat de Wahv niet dwingend voorschrijft in welke volgorde dwangmiddelen moeten worden toegepast. Bovendien blijkt uit de door gedaagde overgelegde zaaksoverzichten, zoals bijgehouden door het CJIB, dat wel degelijk is geprobeerd het rijbewijs van eiser in beslag te nemen. Dat eiser de berichtgeving daarover nimmer heeft ontvangen, komt niet voor rekening en risico van gedaagde. Voorts mist de stelling van eiser dat gedaagde gehouden was de buitengebruikstelling op voorhand bij eiser aan te kondigen een wettelijke grondslag. Een en ander brengt met zich dat niet geconcludeerd kan worden dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld met de buitengebruikstelling van de auto, zodat het onder II en III gevorderde eveneens zal worden afgewezen.
4.4. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.405,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 589,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2013.
hvd