ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ5398
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.M. Roskam
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het Haags huwelijksvermogensverdrag en de schuldpositie van verzoekers
In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar met de Turkse en Nederlandse nationaliteit, een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekers zijn in 2006 in Turkije gehuwd en hebben sindsdien in Nederland gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt en dat zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De schuldpositie van verzoekers bedraagt € 81.624,32, verdeeld over 15 schuldeisers, waarvan een deel is ontstaan binnen de vijf jaar voorafgaand aan het verzoekschrift. De rechtbank heeft geconstateerd dat verzoekster niet kan aangeven wanneer zij zich in Nederland heeft gevestigd, wat essentieel is voor de beoordeling van haar aansprakelijkheid voor de schulden. De rechtbank overweegt dat het Turkse huwelijksvermogensrecht van toepassing was tot het moment dat verzoekster zich in Nederland vestigde, waarna het Nederlands recht van toepassing werd. Aangezien verzoekers geen bewijs hebben geleverd van de aflossing van hun schulden en er onduidelijkheden zijn over de oorsprong van de belastingvorderingen, heeft de rechtbank besloten om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot schuldsanering. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een aanvullende termijn te verlenen voor het aanleveren van bewijsstukken, gezien de aard van de onduidelijkheden.