ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/1912; 13/1910; 13/1904; 13/1913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel in het nieuwe aanmeldcentrum Schiphol voor gezinnen met kinderen

Op 7 maart 2013 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, een gezin van Egyptische nationaliteit, beroep aantekenden tegen de vrijheidsontnemende maatregel die hen was opgelegd bij hun aankomst op Schiphol op 17 januari 2013. De maatregel was opgelegd op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij hen werd aangewezen om zich te houden in het aanmeldcentrum Schiphol. De eisers voerden aan dat het nieuwe aanmeldcentrum niet geschikt was voor gezinnen met kinderen en dat de maatregel onrechtmatig was, vooral omdat zij hun bagage waren kwijtgeraakt tijdens hun reis.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was om de maatregel onrechtmatig te achten. De rechtbank stelde vast dat de maatregel korter had geduurd dan het in het beleid voorziene maximum van veertien dagen. Bovendien werd opgemerkt dat de omstandigheden in het nieuwe aanmeldcentrum, hoewel anders dan in het oude gebouw, niet zodanig waren dat het verblijf van gezinnen met kinderen onacceptabel was. De rechtbank concludeerde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat het nieuwe aanmeldcentrum ongeschikt was voor hun verblijf.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukte dat de overheid de belangen van gezinnen met minderjarige kinderen in acht moet nemen, maar dat in dit geval de maatregel rechtmatig was opgelegd en uitgevoerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen een week worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/1912, AWB 13/1910, AWB 13/1904 en AWB 13/1913
V-nrs: [nummer], [nummer1], [nummer2] en [nummer3]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1980, eiser en
[eiseres], geboren op [geboortedatum1] 1981, eiseres,
mede namens hun minderjarige kinderen [eiseres2], geboren op
[geboortedatum2] 2007 en [eiser2], geboren op [geboortedatum3] 2010, allen van (gestelde) Egyptische nationaliteit, hierna: eisers,
gemachtigde: mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. P. Bosch, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 17 januari 2013 is eisers op grond van artikel 5 in samenhang met artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eisers is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 19 januari 2013 hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houden de beroepen tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen behandeld ter openbare zitting van 29 januari 2013. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
2. Ter zitting is gebleken dat de opgelegde maatregel op 28 januari 2013 is opgeheven. Thans moet worden beoordeeld of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
3. Eisers vormen een gezin bestaande uit man, vrouw, een dochtertje van 5 jaar en een zoontje van 2 jaar. Bij aankomst op Schiphol hebben zij kenbaar gemaakt asiel te willen aanvragen. Aan allen is, nadat hun de (verdere) toegang tot Nederland was geweigerd, de artikel 6 maatregel opgelegd met aanwijzing van het aanmeldcentrum (AC) Schiphol als plaats waar zij verplicht waren zich op te houden.
De maatregel is opgelegd op 17 januari 2013 en opgeheven op 28 januari 2013 zodat zij in totaal 12 dagen verplicht in het AC hebben verbleven. Het AC is sinds begin januari 2013 gevestigd in het nieuwe justititiële complex te Schiphol.
4.1 Nu de maatregel is opgeheven staat nog slechts ter beoordeling of aanleiding bestaat voor het toekennen van schadevergoeding. Eisers stellen daartoe dat de maatregel onrechtmatig was, omdat de nieuwe huisvesting van het AC Schiphol in hun visie ongeschikt is voor een gezin met kinderen. Verder stellen zij dat hun verblijf extra moeilijk was omdat zij gedurende de reis hun bagage zijn kwijtgeraakt.
4.2 De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 12 juli 2011, LJN BR2118, ten aanzien van het oude AC Schiphol heeft overwogen dat geen grond bestond voor het oordeel dat de detentieomstandigheden aldaar van dien aard waren dat minderjarige vreemdelingen, al dan niet begeleid door een volwassene, die een asielaanvraag hebben ingediend of mede ten behoeve van wie een asielaanvraag is ingediend, ook niet gedurende enige tijd op die locatie kunnen worden geplaatst ter indiening en behandeling van die asielaanvraag. En voorts dat daarbij wel geldt dat, gezien hun kwetsbare positie, het verblijf van minderjarige vreemdelingen in een penitentiaire omgeving en zonder of met slechts geringe faciliteiten of activiteiten gericht op hun leeftijd, in duur beperkt dient te zijn. De Afdeling heeft daar aan toegevoegd dat van de minister kan worden verlangd dat hij zoveel mogelijk voorrang geeft aan de behandeling van de asielaanvraag van een gezin met minderjarige kinderen om het verblijf zo kort mogelijk te houden.
4.3 Voorts heeft de Afdeling in haar uitspraak van 12 april 2012, LJN BW4077 in een zaak die eveneens op het toenmalige AC Schiphol betrekking had, geoordeeld dat gelet op het grensbewakingsbelang van verweerder en nu hij ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen in zijn beleid - paragraaf A6/2.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 - een maximumduur hanteert, het beleid om aan gezinnen met kinderen aan wie de toegang is geweigerd de maatregel van artikel 6 op te leggen niet kennelijk onredelijk is te achten, dat met de maximering van de duur voldoende rekening is gehouden met de bijzondere belangen van een gezin met minderjarige kinderen en dat een en ander ook het geval is als een van de kinderen zeer jong is.
4.4 De rechtbank constateert dat in deze zaak niet in geschil is dat de maatregel korter heeft geduurd dan het in het beleid voorziene laagste maximum, dat veertien dagen bedraagt.
5.1 Eisers stellen dat genoemde jurisprudentie zijn gelding heeft verloren omdat het nieuwe gebouw in de visie van eisers minder geschikt is voor het verblijf van een gezin met kinderen dan het oude gebouw.
5.2 Eisers voeren daartoe het volgende aan: in het nieuwe aanmeldcentrum is steeds toezicht van bewaking in uniform aanwezig, ook bij het spelen van de kinderen. Bij het oude gebouw stond de bewaking veelal buiten. De locatie is wel voor gezinnen bedoeld en ze hebben in het nieuwe gebouw een eigen kamer, maar de ruimte is niet erg groot. De speelruimte voor de kinderen is minder. Er staat een grote knutseltafel, maar daar zitten ook de bewakers. Dat is ingrijpend voor de kinderen. Dit nieuwe complex voelt veel meer als detentie, aldus eisers.
5.3 De rechtbank acht hetgeen eisers hebben gesteld onvoldoende om te kunnen concluderen dat het nieuwe gebouw minder geschikt is voor gedwongen verblijf van gezinnen met kinderen dan het oude gebouw. De rechtbank stelt daarbij voorop dat eisers erkennen dat gezinnen met kinderen in het nieuwe gebouw meer privacy hebben en dat in zoverre de situatie in het nieuwe gebouw beter is. In de daartegenover gestelde omstandigheden ziet de rechtbank onvoldoende basis voor een ander oordeel.
5.4 Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers in het licht van bovengenoemde jurisprudentie van de Afdeling, in deze zaak onvoldoende onderbouwd dat het nieuwe AC Schiphol niet geschikt was voor het verblijf van eisers gedurende twaalf dagen.
6.1 Eisers hebben aangevoerd het nieuwe AC Schiphol voorts nog om een andere reden ongeschikt te achten voor gezinnen met kinderen die asiel hebben gevraagd. Eisers wijzen er op dat de gesprekken met hun raadsvrouw werden bemoeilijkt, omdat de ouders daarbij ook hun aandacht bij de kinderen moesten hebben. In het nieuwe gebouw bestaat minder dan in het oude gebouw het geval was, de mogelijkheid kinderen vrij te laten spelen of andere volwassene te vragen op de kinderen te letten.
6.2 Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit betoog de facilitering van de asielprocedure, en niet de geschiktheid van het AC Schiphol als gedwongen verblijfplaats, die thans ter beoordeling staat. Dit betoog kan daarom niet tot een ander dan het hierboven verwoorde oordeel leiden.
7. Gelet op hetgeen is aangevoerd en hierboven is besproken, ziet de rechtbank in deze zaak onvoldoende aanleiding voor de door eisers bepleitte schouw van het nieuwe AC Schiphol.
De beroepsgrond dat het nieuwe aanmeldcentrum niet geschikt is voor gezinnen met kinderen en dat om die reden de aan eisers opgelegde maatregel niet rechtmatig was, faalt. In hun individuele geval ziet de rechtbank ook in de enkele bijkomende omstandigheid dat eisers onderweg hun bagage zijn kwijtgeraakt, geen aanleiding de hun opgelegde maatregel van in totaal twaalf dagen onrechtmatig te achten.
8.1 Tenslotte hebben eisers nog aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk is gegaan, aangezien in de visie van eisers al eerder in de asielprocedure duidelijk was dat eisers aanvraag niet in de algemene asielprocedure kon worden afgedaan en verweerder daarom eerder tot opheffing van de maatregel had moeten besluiten. Eisers hebben daar aan toegevoegd dat in hun visie het toetsmoment onduidelijk is geweest. Verweerder heeft gesteld dat volgens de geldende procedure te werk is gegaan, en dat na het nader gehoor en de correcties en aanvullingen tot verdere afdoening in de verlengde asielprocedure is beslist.
8.2 De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat verweerder de in de algemene asielprocedure geldende korte termijnen niet heeft overschreden, dat duidelijk is wanneer verweerder de beslissing omtrent de wijze van verdere afdoening heeft genomen, en dat verweerder de maatregel daarop heeft opgeheven. De rechtbank ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk is gegaan, of anderszins het verblijf in AC Schiphol langer dan nodig heeft laten voortduren.
9. De rechtbank concludeert dat geen grond bestaat de maatregel voorafgaand aan de opheffing daarvan onrechtmatig te achten. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
10. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
M.M.J. Mooijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: HD
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.