ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6871
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toezending van stukken inzake administratiekosten in Wahv-procedure
In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [plaats], een aanvullend administratief beroepschrift ingediend bij verweerder, de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), tegen een beschikking in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte administratiekosten en verzocht om toezending van documenten die betrekking hebben op de totstandkoming van deze kosten. Eiser heeft op 9 juli 2012 zijn verzoek ingediend, maar ontving geen reactie van verweerder, wat leidde tot een verzoek om een spoedige behandeling op 7 augustus 2012. Uiteindelijk heeft eiser op 28 september 2012 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser specifiek gericht was op het verkrijgen van documenten voor zijn eigen administratief beroep en niet voor openbaarmaking aan derden. De rechtbank concludeert dat artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en niet de Wob. De rechtbank merkt op dat het uitblijven van een reactie van verweerder niet getuigt van behoorlijk bestuur, maar dit leidt niet tot een andere conclusie over de ongegrondheid van het beroep.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K. Schaffels, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2013. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.