ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ6871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/9344
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezending van stukken inzake administratiekosten in Wahv-procedure

In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [plaats], een aanvullend administratief beroepschrift ingediend bij verweerder, de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), tegen een beschikking in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte administratiekosten en verzocht om toezending van documenten die betrekking hebben op de totstandkoming van deze kosten. Eiser heeft op 9 juli 2012 zijn verzoek ingediend, maar ontving geen reactie van verweerder, wat leidde tot een verzoek om een spoedige behandeling op 7 augustus 2012. Uiteindelijk heeft eiser op 28 september 2012 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het uitblijven van een besluit.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser specifiek gericht was op het verkrijgen van documenten voor zijn eigen administratief beroep en niet voor openbaarmaking aan derden. De rechtbank concludeert dat artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en niet de Wob. De rechtbank merkt op dat het uitblijven van een reactie van verweerder niet getuigt van behoorlijk bestuur, maar dit leidt niet tot een andere conclusie over de ongegrondheid van het beroep.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K. Schaffels, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2013. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/9344
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2013 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
en
Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM), verweerder
(gemachtigde: mr. drs. J.C. Menken en mr. S. Bolte).
Procesverloop
Bij brief van 9 juli 2012 heeft eiser een aanvullend administratief beroepschrift ingediend bij verweerder tegen een beschikking van de CVOM in een Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)-procedure. Eiser heeft daarin bezwaar gemaakt tegen de in de voornoemde beschikking in rekening gebrachte administratiekosten. Voorts heeft eiser verzocht om toezending van bestuurlijke documenten die zien op de totstandkoming van de administratiekosten en informatie waaruit blijkt dat de administratiekosten slechts kostendekkend zijn.
Bij brief van 7 augustus 2012 heeft eiser verweerder bericht dat hij geen reactie op zijn brief van 9 juli 2012 heeft gekregen en verzocht om een spoedige inhoudelijke behandeling van zijn brief.
Op 28 september 2012 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 13 maart 2013 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1 Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2 Eiser heeft op 9 juli 2012 een aanvullend administratief beroepschrift ingediend tegen een beschikking van verweerder ten aanzien van een verkeersovertreding op grond van de Wahv. In deze brief heeft eiser aangegeven dat hij zich niet kan verenigen met de bij de boete opgelegde administratiekosten. Voor het geval de administratiekosten zouden worden gehandhaafd heeft eiser verzocht om de bestuurlijke documenten toe te sturen waaruit blijkt hoe administratiekosten tot stand zijn gekomen en waaruit blijkt dat deze oplegging van administratiekosten slechts kostendekkend is. Bij brief van 7 augustus 2012 heeft eiser verweerder bericht dat hij geen reactie op zijn brief van 9 juli 2012 heeft gekregen en heeft eiser verzocht om een spoedige inhoudelijke behandeling van zijn brief.
Op 28 september 2012 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek.
3 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers verzoek niet valt aan te merken als een verzoek op grond van de Wob. Niet elk verzoek om informatie moet als een Wob-verzoek worden aangemerkt. In geval van eiser zijn documenten opgevraagd in het kader van een Wahv-procedure en heeft eiser zelf aangegeven de documenten nodig te hebben voor het voeren van een Wahv-beroep. Gelet hierop heeft verweerder het verzoek van eiser terecht niet als een Wob-verzoek opgevat. Voorts heeft verweerder opgemerkt dat de door eiser opgevraagde documenten inmiddels allemaal openbaar gemaakt zijn, waardoor deze informatie niet meer openbaar gemaakt kan worden.
4 In beroep heeft eiser aangevoerd dat zijn verzoek van 9 juli 2012 wel degelijk als Wob-verzoek dient te worden aangemerkt, nu het een verzoek om openbaarmaking van algemene bestuurlijke stukken betreft. Daarbij is de brief van 7 augustus 2012 een geldige ingebrekestelling. Eiser voert aan dat hij nog immer niet in het bezit is van de informatie die hij graag zou willen ontvangen, waaronder de stukken die zien op de discrepantie tussen de cijfers omtrent administratiekosten uit de Rijksbegroting 2009 en die uit 2012. Ten slotte kan verweerder niet verwijzen naar reeds openbaar gemaakte informatie, nu deze niet in onderhavige procedure openbaar gemaakt is.
5 De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of in deze zaak de Wob van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, gelet op het navolgende. Verweerder heeft het verzoek om toezending van de stukken inzake de administratiekosten terecht niet opgevat als een verzoek om openbaarmaking van stukken in het kader van de Wob. Immers is dit verzoek door eiser gedaan in het kader van een door hem aanhangig gemaakt administratief beroep ten einde zijn beroepschrift nader te kunnen onderbouwen. Uit de brief van 9 juli 2012 blijkt niet dat eiser openbaarmaking van de gevraagde stukken voor iedereen vraagt, hij beperkt zijn verzoek tot het verkrijgen van de documenten voor zichzelf in een procedure van administratief beroep. Op een dergelijk verzoek is artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en niet de Wob.
Dat verweerder niet adequaat op het verzoek van eiser heeft gereageerd noch het feit dat eiser in zijn brief van 7 augustus 2012 nogmaals heeft verzocht om een spoedige inhoudelijke beoordeling van zijn zaak kunnen tot een andere conclusie leiden.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het uitblijven van enige reactie van verweerder op het door eiser gedaan verzoek, hoe dat dan ook valt te kwalificeren, naar het oordeel van de rechtbank niet getuigt van behoorlijk bestuur.
6 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Schaffels, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Bijvank, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.