ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
09/752122-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; zware mishandeling en openlijk geweld in het Oranjepark te 's-Gravenzande

Op 5 april 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijk geweld. De zaak vond plaats in het Oranjepark te 's-Gravenzande op 15 september 2012. De rechtbank moest beoordelen of het letsel van de slachtoffers als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd en of de verdachte opzet had op het toebrengen van dit letsel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling van het eerste slachtoffer, maar wel aan het medeplegen van mishandeling van het tweede slachtoffer en openlijk geweld tegen meerdere slachtoffers. De verdachte werd vrijgesproken van de zware mishandeling, maar veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank overwoog dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld en dat zijn gedrag het geweld had bevorderd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, die zowel fysiek als emotioneel zwaar waren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/52122-12
Datum uitspraak: 5 april 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1997
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 maart 2013, waarna het onderzoek ter terechtzitting op 25 maart 2013 is gesloten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Gussenhoven en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. S.I. Kouwenhoven, advocaat te Naaldwijk, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een of meerdere pers(o)on(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten [slachtoffer 1] een gebroken onderkaak en gevoelloze onderlip en/of [slachtoffer 2] ernstig nierletsel), heeft toegebracht,
- door deze [slachtoffer 1] opzettelijk met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd te trappen en/of
- deze [slachtoffer 2] hoog op te tillen en vervolgens met kracht op de grond te gooien en/of te laten vallen en/of vervolgens, terwijl deze [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen te schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of meerdere bierflesjes stuk te slaan op het lichaam, van die [slachtoffer 2];
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2])
- met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van
die [slachtoffer 1] heeft getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] hoog heeft opgetild en vervolgens met kracht op de grond heeft gegooid en/of laten vallen en/of vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of meerdere bierflesjes heeft stukgeslagen op het lichaam van die [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Oranjepark, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of
- het trappen tegen het hoofd en/of de hals en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- het slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het optillen en vervolgens hardhandig op de grond gooien en/of laten vallen van die [slachtoffer 2] en/of het schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het stukslaan van bierflesjes op het lichaam van die [slachtoffer 2].
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
Op grond van de in de voetnoten opgesomde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zich op 15 september 2012 in het Oranjepark te 's-Gravenzande het volgende heeft afgespeeld.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] bevonden zich op een bankje in het park.12 Omdat het donker was in het park, hadden zij de verlichting van een aantal fietsen aangezet.3
Op enig moment kwam een groep jongens naar het bankje toe lopen. Eén van de jongens uit deze groep vroeg aan de jongens en meisjes op het bankje wie zij waren, waarop [slachtoffer 3] zei: "Je moeder". Daarop kreeg [slachtoffer 3] een vuistslag tegen haar gezicht en direct daarna werd [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd getrapt.45 [slachtoffer 1] raakte daardoor buiten bewustzijn.
[slachtoffer 2] kreeg vervolgens een klap op zijn oog67 en [slachtoffer 1] werd nagetrapt toen hij al op de grond lag.8
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] renden daarna richting de uitgang van het park. Voordat zij de uitgang bereikten werd [slachtoffer 2] vastgepakt door iemand die hem optilde en op de grond gooide.
Toen hij weer opgestaan was en probeerde weg te komen, werd hij nogmaals geslagen, waarop hij wederom viel en waarna hij door een aantal jongens uit de groep meerdere malen werd geschopt.910
[slachtoffer 1] heeft door de trap in zijn gezicht, naast pijn en een hersenschudding een gebroken onderkaak opgelopen.11
[slachtoffer 2] heeft door het hierboven beschreven geweld een gekneusde pols, een blauw oog, pijn12 en mogelijk een nierbloeding opgelopen.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend met de groep meegegaan te zijn het park in, terwijl er sprake was van een agressieve sfeer waarbij hij het idee had dat er gevochten zou gaan worden. De verdachte heeft voorts verklaard dat een jongen die wegrende door [medeverdachte 4] op de grond werd gegooid, dat deze jongen, toen hij opstond en weg wilde gaan, een klap tegen zijn achterhoofd kreeg van [medeverdachte 4] en dat hij hem bij de uitgang van het park tegen het hoofd heeft geschopt. De verdachte heeft tevens bekend bij de groep te zijn gebleven.13
Essentie
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of het door de slachtoffers van het eerste feit bekomen letsel kan worden beschouwd als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en op het medeplegen daarvan.
Indien deze vragen voor beide slachtoffers dan wel één van de slachtoffers ontkennend beantwoord worden, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de - al dan niet voorwaardelijk - opzettelijke mishandeling van deze slachtoffers of dit slachtoffer.
Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in verenging plegen van openlijk geweld tegen deze slachtoffers. De vraag die hierbij centraal staat is de vraag of de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, kort gezegd de vraag of zijn gedrag het geweld heeft bevorderd.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zware mishandeling van [slachtoffer 1], maar dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zware mishandeling van [slachtoffer 2]. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vanuit de groep van de verdachte en zijn medeverdachten is besloten om het geweld voort te zetten nadat al zwaar geweld was gebruikt en de verdachte daarbij de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat [slachtoffer 2] daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Zij is tevens van mening dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld jegens [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vooreerst op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige 5] buiten beschouwing gelaten moeten worden, nu gebleken is dat zij zeer wisselend heeft verklaard en dat daarnaast gebleken is dat zij opzettelijk een verkeerde verklaring heeft afgelegd.
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1], nu niet vaststaat dat de verdachte het letsel heeft toegebracht en er daarnaast niet vast kan staan dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarvoor het enkele in de buurt staan onvoldoende is.
Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het letsel van [slachtoffer 2] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, nu er geen operatie heeft plaatsgevonden en er geen aanwijzingen zijn voor blijvend letsel.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft zij zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, wat vereist is voor het medeplegen.
Voor de mishandeling van [slachtoffer 1] is er naar haar mening onvoldoende bewijs. Voor mishandeling van [slachtoffer 2] is er naar haar mening wel voldoende bewijs.
Ten slotte heeft zij zich op het standpunt gesteld dat slechts het openlijke geweld jegens [slachtoffer 2] kan worden bewezen. Ten aanzien van het openlijk geweld jegens [slachtoffer 3] heeft zij geen opmerkingen gemaakt.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Uitsluiting verklaringen Van der Meulen
De rechtbank zal de verklaringen van [getuige 5] niet buiten beschouwing laten. Nu de rechtbank deze verklaringen slechts voor het bewijs zal bezigen voor zover de verklaringen niet tegenstrijdig zijn aan hetgeen door de verdachte is verklaard, behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de medische informatie van [slachtoffer 1], d.d. 2 oktober 2012, blijkt dat hij een gebroken kaak heeft opgelopen, waarvoor repositie en fixatie onder algehele anesthesie noodzakelijk was, waarvan de genezingsduur geschat werd op zes weken en waarvan na zes maanden het osteosynthesemateriaal en een verstandskies verwijderd moeten worden.14
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het letsel, de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen en de geschatte genezingsduur maken dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Uit verschillende stukken in het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] naast een pijnlijke pols heel veel pijn heeft gehad, zogenoemde koliekpijn, in zijn rechterflank, waarvoor hij meerdere onderzoeken heeft moeten ondergaan en waardoor hij tijdens een vlak na 15 september 2012 geplande schoolreis naar het buitenland, niet heeft kunnen deelnemen aan tal van activiteiten. Uit de medische informatie d.d. 16 november 2012 leidt de rechtbank af dat de koliekpijn waarschijnlijk het gevolg was van een nierbloeding en dat de klachten geleidelijk zijn verdwenen. Van noodzakelijk medisch ingrijpen noch van een lange genezingsduur is gebleken, zodat de rechtbank van oordeel is dat er in het geval van [slachtoffer 2] geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal uiteraard bij de strafmotivering rekening houden met de hierboven omschreven gevolgen voor [slachtoffer 2].
Gelet hierop al zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde, voor zover het (het medeplegen van) de zware mishandeling van [slachtoffer 2] betreft.
(Medeplegen van) zware mishandeling van [slachtoffer 1]
Zowel [getuige 5] als [medeverdachte 4] en de verdachte hebben verklaard dat er een groep van zes jongens het park inging en dat deze groep bestond uit [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en de verdachte.15 Vier jongens uit de groep renden als eerste het park in, waarbij [medeverdachte 5] voorop liep,16 en [medeverdachte 4] en de verdachte gingen daar iets achteraan het park in.1718 De rechtbank leidt hieruit af dat de vier die vooruit renden en vooraan bij het bankje stonden [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] waren en dat [medeverdachte 4] en de verdachte daar vlak achter stonden.
Vanuit de groep is [slachtoffer 1] tegen zijn kaak getrapt. Er is wettig noch overtuigend bewijs dat de verdachte deze trap zou hebben gegeven.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of er sprake was van medeplegen.
De rechtbank acht ook het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen, nu uit het dossier niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van de zware mishandeling en ook niet van dubbel opzet, te weten op het medeplegen van de zware mishandeling en op de zware mishandeling.
Kort gezegd kan niet vast komen te staan dat de verdachte de zware mishandeling voor ogen had op het moment dat hij het park inging en bij het bankje stond.
(Medeplegen van) mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn na het geweld bij het bankje weggerend richting de uitgang van het park. Vlak voor de uitgang heeft [medeverdachte 4] [slachtoffer 2] opgetild en op de grond gegooid.1920 [slachtoffer 2] stond hierna op en rende het park uit. De verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] renden daar achter aan.21 Vlak buiten het park heeft [medeverdachte 4] [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd geslagen22, waarna de verdachte hem tegen zijn achterhoofd heeft geschopt23. Hierna is [slachtoffer 2], terwijl hij op de grond lag, geschopt. [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] en de verdachte, [slachtoffer 2] heeft geschopt.24 De verdachte heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 2] meerdere malen tegen zijn rug en zijn benen werd getrapt door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].25 De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard hierbij aanwezig te zijn geweest.26
Voor medeplegen is vereist dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank is op grond van bovenstaande beschrijving van hetgeen zich heeft afgespeeld in en buiten het Oranjepark, waarbij door verschillende leden van de groep waartoe de verdachte behoorde geweld gebruikt zou gaan worden en ook is gebruikt jegens de slachtoffers, in combinatie met het gegeven dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, terwijl de verdachte van deze groep deel is blijven uitmaken tot buiten het park, van oordeel dat vaststaat dat er sprake was van een nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering, waarbij het opzet van de verdachte, zo leidt de rechtbank af uit de handelingen van de verdachte, gericht was op de mishandeling en op het tezamen en in vereniging plegen van deze mishandeling.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die daardoor letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte nadere geweldshandelingen heeft gepleegd , maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Openlijk geweld
Uit bovenstaande komt naar voren dat het geweld op drie opeenvolgende momenten heeft plaatsgevonden, te weten bij het bankje in het park, vlakbij de uitgang van het park en buiten het park. De rechtbank is van oordeel dat dit geweld, gelet op het feit dat de momenten elkaar in een zeer kort tijdsbestek hebben opgevolgd en dat steeds de leden van dezelfde groep, in wisselende samenstelling, het geweld hebben gepleegd, dient te worden beschouwd als een voortdurende situatie.
Het geweld werd gepleegd vanuit een groep, waarvan de leden elkaar getalsmatig versterkten en waarvan de verdachte zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd. De verdachte stond vanaf het begin bij de groep van waaruit het geweld werd gepleegd en heeft bovendien zelf geweld gebruikt.
De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank aldus schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
(subsidiair)
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend
- met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft getrapt en
- [slachtoffer 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en
- die [slachtoffer 2] hoog heeft opgetild en vervolgens op de grond heeft gegooid en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen tegen het lichaam heeft
geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
2.
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met anderen, aan de openbare weg, Oranjepark, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
- het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het optillen en vervolgens op de grond gooien van die [slachtoffer 2] en het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen waarvan 18 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun, en daarnaast tot een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen vrees voor herhaling meer is. Ouders en de verdachte zien meer in een leerstraf en reclasseringsbegeleiding voor langere duur wordt niet nodig gevonden.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het gegeven dat de verdachte in vergelijking met zijn mededader lang in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan het medeplegen van de mishandeling van volstrekt willekeurige slachtoffers en het openlijke geweld jegens deze en een ander slachtoffer. De jongen die tegen zijn gezicht werd getrapt viel bewusteloos van de bank en had, zo bleek later, een gebroken kaak opgelopen. De verdachte heeft zich daarna niet bekommerd om deze slachtoffers en heeft zich zelfs niet gedistantieerd van de groep van waaruit het geweld werd gepleegd. Toen twee van de slachtoffers probeerden te ontkomen, werd één van hen door een mededader van de verdachte beetgepakt en op de grond gegooid en op het moment dat deze jongen was opgestaan en nogmaals probeerde weg te komen, door de verdachte van achteren tegen zijn hoofd geslagen. Hierna is het slachtoffer wederom op de grond gevallen en is er door in elk geval twee anderen op hem ingetrapt op een manier die zodanig was dat een eerder slachtoffer dat getuige was van dit schoppen dacht dat het slachtoffer dood zou gaan.
Uit de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer 1], de jongen die in zijn gezicht is getrapt, ter terechtzitting door zijn moeder is voorgelezen blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van het geweld voor dit slachtoffer zijn geweest en nog altijd zijn. Mogelijk zal er zelfs sprake zijn van blijvend letsel.
De moeder van [slachtoffer 2], de jongen die vlak buiten het park meerdere schoppen heeft gekregen, heeft ter terechtzitting een slachtofferverklaring voorgelezen waaruit eveneens blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van het geweld voor dit slachtoffer en zijn omgeving zijn geweest.
De gevolgen voor beide slachtoffers hebben betrekking op hun fysieke gesteldheid, maar ook in vergaande mate op hun gevoel van veiligheid.
Ook het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft, zo blijkt uit de toelichting bij haar vordering benadeelde partij, nog altijd te kampen met de gevolgen die de feiten voor haar met zich hebben gebracht.
De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 8 maart 2013 waaruit blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming adviseert aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun. De Raad acht begeleiding ondanks het lage recidiverisico van belang.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht door mevrouw C.C.M. Martis, jeugdreclasseringsmedewerker, die na te zijn aangemerkt en beëdigd als deskundige, heeft verklaard dat een leerstraf mogelijk vollediger is dan wat de jeugdreclassering tijdens een eventuele begeleiding kan bieden.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht door mevrouw J.J. Slobbe, raadsonderzoeker, die na te zijn aangemerkt een beëdigd als deskundige heeft verklaard dat de leerstraf Tools4U is overwogen, maar niet wordt geadviseerd, nu, gelet op het laag dynamisch risicoprofiel, een gedragsinterventie niet passend wordt geacht.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan het gemak waarmee de verdachte zich heeft ingelaten met de gewelddadigheden, en zijn rol daarbij. De rechtbank zal bij de strafoplegging aansluiting zoeken bij de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd, waarbij wordt overwogen dat de verdachte aanzienlijk meer tijd in voorarrest heeft doorgebracht dan de minderjarige medeverdachten. De rechtbank zal daarom een straf opleggen die in voorwaardelijke zin hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd. Die straf dient de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een jeugddetentie en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is en dat onvoldoende duidelijk is geworden wat de meerwaarde is van de leerstraf Tools4U, zodat deze straf niet zal worden opgelegd,
De rechtbank zal daarnaast geen bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk deel der straf, nu van het belang daarvan onvoldoende is gebleken.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.933,77, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.745,28, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 900,00.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zij geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft zij ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 750,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] primair op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden nu de verdachte niet verantwoordelijk is voor het letsel en de schade en subsidiair heeft zij aangevoerd dat de zaken waarnaar verwezen wordt niet vergelijkbaar zijn en het gevorderde bedrag te hoog is.
Daarnaast heeft zij verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te matigen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zij verzocht de kosten van de werkweek niet toe te wijzen, nu dit te ver verwijderd is van het ten laste gelegde.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] acht de rechtbank deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige posten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 313,77, nu de vordering voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, de vordering op dit punt niet inhoudelijk is betwist door of namens de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.813,77.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de post "werkweek" zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu de kosten van de werkweek niet het rechtstreeks gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige posten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 336,39, nu de vordering ten aanzien van die posten voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, de vordering op dit punt niet inhoudelijk is betwist door of namens de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.336,39.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal de rechtbank deze, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 750,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 45 (zegge: vijfenveertig) dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 30 (zegge: dertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (zegge: honderdtwintig) uren,
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van respectievelijk 60 (zegge: zestig) dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf daarbij op 2 uur per dag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 1], een bedrag van € 1.813,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 2], een bedrag van € 1.336,39, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 3], een bedrag van € 750,00;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.813,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] en een bedrag groot
€ 1.336,39, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
€ 750,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15, 9 respectievelijk 6 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Dam, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2013.
1 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], blz. 147
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 162
3 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 13
4 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 3
5 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], blz. 177 en 178
6 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, onder 4
7 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris, onder 3
8 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, onder 8
9 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 4
10 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 3, 4 en 5
11 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], blz. 151
12 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2], blz. 178
13 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2013
14 Geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring, blz. 161
15 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 15 februari 2013, onder 2
16 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 5], blz. 396, halverwege
17 Proces-verbaal verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris, onder 2
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], blz. 68, laatste alinea en blz. 69 voorlaatste alinea
19 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], blz. 178, halverwege
20 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2013
21 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, onder 4
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], blz. 69, laatste alinea, regel 6 en 7
23 Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting
24 Verklaring van [getuige 4] bij de rechter-commissaris, onder 4
25 Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris, onder 7 en 9
26 Verklaringverdachte ter terechtzitting van 21 maart 2013