ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
JE RK 12-3582 C/09/433895
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van vermoedelijke mishandeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012. De minderjarige was op 21 december 2012 onder toezicht gesteld en er was een verzoek ingediend voor een verlenging van deze ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De ouders van de minderjarige, mevrouw B. en de heer C., hebben zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige, die mogelijk het slachtoffer is van mishandeling door de ouders. Er loopt een onderzoek naar de oorzaak van het letsel van de minderjarige, en zolang daarover geen duidelijkheid is, kan de minderjarige niet terugkeren naar de ouders.

De kinderrechter heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden gemachtigd om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening van 21 maart 2013 tot 21 september 2013. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook al kan hiertegen hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 december 2013, om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen.

De ouders hebben aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verwondingen van de minderjarige door mishandeling zijn ontstaan en dat de minderjarige weer bij hen thuis kan wonen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om toezicht te houden op de situatie van de minderjarige. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in aanwezigheid van de griffier, A.U. Hatuina, en heeft de ouders de mogelijkheid geboden om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 12-3582
Zaaknummer: C/09/433895
Datum beschikking: 19 maart 2013
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
Beschikking op het op 4 maart 2013 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige 1] geboren op [datum] 2012 te [plaats A]
kind van:
[mevrouw B]
de moeder,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de heer C]
de vader,
beiden wonende te [plaats D].
De minderjarige verblijft feitelijk in [instelling], een AWBZ-instelling.
Procedure
De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het op 21 december 2012 ter griffie van de rechtbank ingekomen verzoekschrift strekkende
tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de
minderjarige;
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 4 januari 2013;
- het thans ingediende verzoekschrift;
- de op 18 maart 2013 ter griffie van de rechtbank ontvangen aanvullende informatie van de
zijde van de Raad.
Op 19 maart 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [mevrouw E] en mevrouw [mevrouw F], namens de Raad;
- mevrouw [mevrouw G], namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden (verder Bureau
Jeugdzorg);
- de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat, mr. S. van der Eijk.
Feiten
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 4 januari 2013, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd, de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 6 januari 2013 tot 21 maart 2013, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend aan Bureau Jeugdzorg, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis en aansluitend in een crisispleeggezin en het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een aanbieder van zorg voor de duur van negen maanden. De grond van het verzoek is dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De bedreiging bestaat uit de verdenking van ernstige mishandeling door de ouders van de minderjarige en de daarbij behorende emoties van verdriet, onmacht en stress in het gezin.
De vader en de moeder hebben zich niet tegen een ondertoezichtstelling van de minderjarige verzet. Zij hebben zich wel verzet tegen een voortzetting van de uithuisplaatsing van de minderjarige. De ouders kunnen zich niet vinden in de conclusie van de Raad dat de minderjarige nog niet teruggeplaatst kan worden bij de ouders. Met hun advocaat hebben zij naar voren gebracht dat zolang niet aangetoond kan worden dat de verwondingen bij de minderjarige door mishandeling zijn ontstaan, de minderjarige weer bij hen thuis kan wonen. Uit observaties tijdens de bezoekregelingen is immers gebleken dat de minderjarige en de ouders goed op elkaar reageren en dat niets een terugkeer van de minderjarige bij de ouders in de weg staat. De zorg die de Raad heeft over de veiligheid van de minderjarige kan door de ondertoezichtstelling weggenomen worden, daar met die maatregel een gezinsvoogd middels huisbezoeken toezicht kan houden op de veiligheid van de minderjarige.
Beoordeling
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat er sprake is van ernstig letsel bij de minderjarige en dat de ouders ervan worden verdacht dat toegebracht te hebben. Er loopt thans een onderzoek naar de oorzaak van het letsel en zolang daarover onduidelijkheid is, is een terugkeer van de minderjarige bij de ouders niet aan de orde. De kinderrechter is van oordeel dat in deze situatie de veiligheid van de minderjarige voorop gesteld dient te worden.
Nu de voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken vanaf 21 december 2012, zal de kinderrechter de (definitieve) ondertoezichtstelling bepalen tot 21 december 2013.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
stelt de minderjarige van 19 maart 2013 tot 21 december 2013 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening van 21 maart 2013 tot
21 september 2013 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2013, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
Den Haag.