ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7305
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak met minderjarige in Tunesië
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing die was gegeven aan de voogd van een minderjarige. De verzoekster, mevrouw A, had het verzoek ingediend omdat de minderjarige, geboren in 2001, met toestemming van de voogd naar Tunesië was vertrokken en het daar goed ging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster ontvankelijk was in haar verzoek, aangezien dit binnen de gestelde termijn was ingediend na de toezending van de schriftelijke aanwijzing.
De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van 19 februari 2013, die de voogd verplichtte om de minderjarige terug te laten keren naar Nederland, vervallen verklaard. Dit besluit is genomen op basis van de overweging dat de minderjarige feitelijk bij zijn moeder in Tunesië verblijft en dat Bureau Jeugdzorg geen bemoeienis meer heeft met de minderjarige. De kinderrechter oordeelde dat het niet redelijk was om van de grootmoeder, die niets strafbaars had gedaan, te eisen dat zij zich zou inspannen om de minderjarige terug te laten keren naar Nederland.
De kinderrechter benadrukte dat een schriftelijke aanwijzing een ingrijpende maatregel is die alleen moet worden opgelegd als er geen andere mogelijkheden zijn om de gewenste medewerking te verkrijgen. In dit geval was de situatie zodanig dat de grootmoeder, als voogd, het recht had om te bepalen waar de minderjarige verbleef, en dat het goed ging met de minderjarige in Tunesië. De kinderrechter concludeerde dat de schriftelijke aanwijzing niet langer haalbaar of doelmatig was, gezien de omstandigheden.