2. Feiten
Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling gaat de kantonrechter van het volgende uit.
2.1 De werknemers zijn voor onbepaalde tijd bij de werkgever in dienst. Van toepassing is de CAO voor de Groothandel Bloemen en Planten.
2.2 De werkgever is een groothandel in bloemen en planten en levert onder meer boeketten aan grote Europese supermarktketens. Bij de werkgever zijn in totaal ongeveer 140 werknemers werkzaam. De werkgever behoort tot de Florimex-groep bestaande uit een aantal ondernemingen dat zich bezighoudt met de im- en export van bloemen en planten. Door onderlinge verbindingen kan de financiële situatie van de werkgever niet los worden gezien van de situatie van de Florimex-groep als geheel. Bij de groep zijn in totaal ongeveer 350 werknemers in dienst. De werkgever noch de Florimex-groep heeft een ondernemingsraad.
2.3 Binnen het bedrijf van de werkgever houdt een groep medewerkers zich bezig met het machinaal vervaardigen van boeketten (verder ook te noemen: productiewerk) voor afnemers. Dit productiewerk heeft de werkgever vanaf 2007 geleidelijk steeds meer uitbesteed aan een ander bedrijf genaamd Ruigrok Productie B.V. (verder te noemen: Ruigrok). Ruigrok vervaardigt in opdracht van de werkgever voor haar rekening en risico en met behulp van eigen productiemiddelen machinaal boeketten tegen een vaste prijs per boeket. Ruigrok valt niet onder de CAO voor de Groothandel in Bloemen en Planten. In de periode tussen 2007 en 2012 zijn 93 medewerkers, die betrokken waren bij het productiewerk, op natuurlijke wijze uitgestroomd en is het vrijvallende productiewerk en productiewerk als gevolg van groei van de omzet aan Ruigrok uitbesteed. Dit heeft ertoe geleid dat in 2012 ongeveer 94 % van het productiewerk was uitbesteed aan Ruigrok. De productiewerkzaamheden worden door Ruigrok verricht in het bedrijf van de werkgever en gedeeltelijk (bij pieken in de productie) in de bedrijfsruimte van Ruigrok.
2.4 In het najaar van 2012 heeft de werkgever besloten het laatste deel (6%) van het productiewerk aan Ruigrok uit te besteden en ontslag aan te vragen voor de bij die productie betrokken 47 medewerkers. Deze medewerkers – waaronder de werknemers- zijn veelal langdurig voor de werkgever werkzaam (geweest) op basis van arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
2.5 Op 7 november 2012 heeft de werkgever melding gedaan op de voet van artikel 3 Wet melding collectief ontslag (WMCO). Op 14 november 2012 zijn op grond van bedrijfseconomische omstandigheden 47 ontslagvergunningen verzocht bij het UWV. Op vrijdag 16 november 2012 zijn de productiemedewerkers door de werkgever op de hoogte gesteld van het voorgenomen ontslag en zijn zij vrijwel onmiddellijk vrijgesteld van de werkzaamheden onder doorbetaling van het salaris. Eveneens vrijwel onmiddellijk is Ruigrok de resterende uitbestede productiewerkzaamheden in de bedrijfsruimte van de werkgever gaan verrichten. De lopende banden en etikettenmachines voor het productiewerk zijn door de werkgever aan een derde (niet zijnde Ruigrok) verkocht en afgevoerd. Bij brief d.d. 22 november 2012 heeft het UWV bevestigd dat de melding collectief ontslag voldoet aan de eisen die artikel 4 van de Wet melding collectief ontslag stelt.
2.6 Vanaf 16 november 2012 heeft overleg plaatsgevonden met de vakorganisaties. In dat kader is een door de vakorganisaties ingeschakelde accountant in de gelegenheid gesteld de bedrijfseconomische positie van de werkgever en de Florimex-groep te onderzoeken. Als resultante van dat onderzoek heeft de accountant op 7 januari 2013 (onder meer) aan de vakorganisaties gerapporteerd dat de werkgever en de Florimex-groep zich door de verliezen van de laatste jaren in een financieel nijpende situatie bevinden en dat er geen ruimte is voor een sociaal plan zonder de continuïteit van de hele groep nog verder in gevaar te brengen.
2.5 Het overleg met de vakorganisaties heeft niet geleid tot een akkoord over een sociaal plan. Tijdens de UWV procedure heeft de werkgever bij brief d.d. 24 januari 2013 aan de met ontslag bedreigde medewerkers een individueel financieel voorstel gedaan, inhoudende een ontslagvergoeding en een vergoeding voor outplacement en opleiding, mits vóór 1 februari 2013 zou worden ingestemd met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De tekst van de brief aan de medewerkers is vooraf afgestemd met vertegenwoordigers van de vakorganisaties. Het voorstel is, in aanwezigheid van de vakorganisaties, in een personeelsbijeenkomst op 25 januari 2013 gepresenteerd en nader toegelicht. Twaalf medewerkers hebben met het voorstel ingestemd. Acht medewerkers zijn herplaatst.
2.7 Na een uitvoerige schriftelijke procedure heeft het UWV bij beslissing d.d. 28 februari 2013 de gevraagde toestemming voor de (resterende) 27 medewerkers – waaronder de werknemers – geweigerd.
2.8 De werkgever heeft ontbindingsverzoeken ex artikel 7: 685 BW ingediend strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemers, welke verzoeken gelijktijdig zijn behandeld met de mondelinge behandeling in de onderhavige procedure.