ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.J. van der Helm
- D.H. von Maltzahn
- A.M. Brakel
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het bezit van de Nederlandse nationaliteit en nieuw feit in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de vraag of verzoeker zijn Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De rechtbank heeft eerder, in een tussenbeschikking van 16 augustus 2012, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over de status van verzoeker, die in het verleden uit het bevolkingsregister van Paramaribo is uitgeschreven en later weer is ingeschreven. De IND heeft echter geen reactie ontvangen op haar verzoek om informatie van de Surinaamse autoriteiten, wat heeft geleid tot een discussie over de betrouwbaarheid van het besluit van het Centraal Bureau voor Burgerzaken van 14 september 2011.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het uitblijven van de gewenste informatie niet aan verzoeker kan worden tegengeworpen. De rechtbank concludeert dat het besluit van 14 september 2011 moet worden aangemerkt als een nieuw feit, wat betekent dat verzoeker niet op grond van artikel 5 lid 2 van de TOS de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen. Hierdoor kan niet langer worden volgehouden dat verzoeker ingevolge artikel 2 lid 1 van de TOS de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De rechtbank stelt vast dat verzoeker nog altijd de Nederlandse nationaliteit bezit.
De rechtbank wijst de verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad af, omdat een beslissing als deze zich daar niet toe leent. De beschikking is gegeven door de rechters J.J. van der Helm, D.H. von Maltzahn en A.M. Brakel en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2013.