ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
13/8562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring na dertien maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van eiser, een vreemdeling van Ghanese nationaliteit. Eiser is op 15 maart 2012 in bewaring gesteld en heeft op 28 maart 2013 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze bewaring, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inmiddels dertien maanden in bewaring verblijft en dat er geen lichter middel is geïndiceerd, aangezien het gevaar voor onttrekking reeds in een eerder beroep is beoordeeld. Tijdens de zitting op 17 april 2013 is eiser niet verschenen, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn raadsman. Verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft ter zitting betoogd dat er een toezegging is gedaan over een laissez-passer, die kan worden verzilverd afhankelijk van de beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening. De rechtbank heeft overwogen dat er geen grond is om aan te nemen dat er onvoldoende voortvarendheid is in de behandeling van de zaak, mede gezien de toezegging van verweerder om eiser binnen twee weken na de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening uit te zetten of de inbewaringstelling op te heffen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team vreemdelingenkamer
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/8562
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000
in de zaak tussen:
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Ghanese nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
V-nummer [nummer],
alias [alias], geboren op 13 juli 1987,
alias [alias], geboren op 13 juli 1956,
thans verblijvende in het detentiecentrum te Zeist,
raadsman mr. P.J.J. van de Kerkhof,
eiser;
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft op 28 maart 2013 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank toegezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 april 2013. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Op 15 maart 2012 is eiser in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 26 februari 2013 (Awb 13/3979) heeft de rechtbank laatstelijk een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of het voortduren van de bewaring rechtmatig is sinds het sluiten van het onderzoek op 25 februari 2013 in die zaak.
2.2 Eiser heeft aangevoerd dat hij reeds dertien maanden in bewaring verblijft en dat om die reden onvoldoende voortvarend wordt gehandeld. Er is een laissez-passer (lp) toezegging, maar er staat niets vast. Daarnaast is een lichter middel dan de maatregel van bewaring geïndiceerd, nu er geen gevaar bestaat voor onttrekking aan het toezicht. Eiser kan bij zijn zieke vrouw verblijven.
2.3 Verweerder heeft ter zitting betoogd dat de lp-toezegging aanwezig is. Deze toezegging kan worden verzilverd op het moment dat er op het verzoek om de voorlopige voorziening is beslist.
2.4 Ter zitting zijn beide standpunten met partijen besproken. Vaststaat dat eiser inmiddels dertien maanden in bewaring verblijft. Een lichter middel is niet geïndiceerd, nu het gevaar voor onttrekking reeds in het eerste beroep is beoordeeld en er geen aanleiding bestaat om thans anders te oordelen. In overleg met partijen is, afhankelijk van de beslissing op het op 29 maart 2013 behandelde verzoek om een voorlopige voorziening, het volgende overeengekomen. Verweerder zal binnen twee weken na de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening eiser uitzetten naar zijn land van herkomst of de inbewaringstelling onmiddellijk opheffen. Gelet op deze ter zitting gedane toezegging door verweerder bestaat er geen grond voor het oordeel om thans, al verblijft eiser meer dan twaalf maanden in bewaring, onvoldoende voortvarendheid aan te nemen, mede omdat actief op dossierniveau is gerappelleerd. Evenmin bestaat er grond voor het oordeel dat een belangenafweging in het voordeel van eiser dient uit te vallen.
2.5 Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, en door hem en D.K. Bloemers als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2013.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.