Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/438991 / KG ZA 13-276
Vonnis in kort geding van 18 april 2013
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Schutte Bouwbedrijf B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
advocaat mr. H.N. s’Jacob te Zwolle,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Palm te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Schutte’ en ‘de Staat’.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 4 april 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Het Ministerie van Defensie (hierna: ‘het ministerie’) heeft een niet-openbare aanbesteding georganiseerd voor de nieuwbouw van een lesgebouw op de legerplaats te Ermelo. Na het doorlopen van de selectiefase is een zestal gegadigden, waaronder Schutte, uitgenodigd tot het doen van een inschrijving.
1.2. In het document “Gunningcriteria” dat bij de Uitnodiging tot Inschrijving is gevoegd, staat onder meer vermeld:
“De opdracht van het werk geschiedt aan de inschrijver op basis van de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). Voor de berekening hiervan wordt het systeem “gunnen op waarde” gehanteerd.
De beoordeling bestaat uit 2 onderdelen: een kwantitatief deel en een kwalitatief deel. Het kwantitatieve deel, de prijs telt voor 55%, het kwalitatieve deel 45%.
(...)
Indien de inschrijving niet aan de in de vraagspecificatie gestelde eisen voldoet dan heeft dit uitsluiting van de inschrijving tot gevolg.
(...)
2.1 Beoordeling
Dit betreft de aanbieding van de inschrijver die bestaat uit alle documenten zoals opgenomen in bijlage 1.
Deze Documenten dienen, op het abstractieniveau van een ruimtelijk/functioneel schetsontwerp en de berekening van GPR-gebouw waarden en de inrichting van het ontwerp- en realisatieproces, inzicht te geven hoe wordt voldaan aan de voor het op te richten gebouw gestelde eisen alsmede de inpassing er van in de omgeving.
(...)
De kwalitatieve sub-gunningcriteria hebben betrekking op de economische meerwaarde van de aanbieding. Deze criteria zijn:
Kwalitatieve criteria Weging
1. funktioneel (gpr) 20%
2. Ruimtelijk (esthetisch) 15%
3. Planning (organisatie) 10%
Totale kwalitatieve criteria 45%
2.2 Funktioneel
Aangetoond dient te worden dat het lesgebouw op de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit, toekomstwaarde en energie minimaal voldoet aan de GPR 7. (...)
2.2.1 Knock-out criterium
Let op! Indien de gemiddelde GPR-score lager is dan 7,0 dan voldoet de inschrijving niet aan de eis en dingt de inschrijving niet meer mee om aangemerkt te worden als economisch meest voordelige inschrijving!
2.3 Ruimtelijk
Hierbij wordt het schetsontwerp ca. beoordeeld op:
a) De in de ontwerpvisie aangetroffen mate van esthetiek
b) De aangetroffen visie over het gebruik/organisatie van de gevraagde ruimten in het gebouw.
c) De visie en oplossingrichting voor de gevraagde mate van flexibiliteit
d) De visie en oplossingsrichting voor het inpassen van het gebouw in de buitenruimte.
Voor de esthetica/functionaliteit wordt 1 cijfer gegeven dat het gemiddelde is van de rapportcijfers (1-10) van bovenstaande 4 punten. Het toegekende rapportcijfer voor een bepaald aspect geeft weer in welke mate de inschrijving meerwaarde biedt aan dat aspect. Het cijfer 6 is neutraal en wordt beoordeeld als ‘geen meerwaarde’.”
1.3. In de vraagspecificatie van 19 november 2012 staat onder meer vermeld:
“3.3 Architectonisch concept
(...)
Binnen het getekende bouwvlak dient de nieuwbouw plaats te vinden. In verband met toekomstige uitbreiding en de realisatie van andere gebouwen in de nabije omgeving dient het lesgebouw bijvoorkeur 3 bouwlagen hoog te zijn.
De 3 rooilijnen als getekend moeten worden opgevat als gevellijnen waarbij terug springende gevelvlakken tot de mogelijkheden behoren.”
1.4. In de toelichting van Schutte bij het ontwerp waarmee zij heeft ingeschreven staat onder meer vermeld:
“De noord-westgevel van het nieuwe lesgebouw is een spiegeling van de noord-oostgevel van het bestaande lesgebouw. De zuid-westgevel staat in de rooilijn van de zijgevel van het bestaande lesgebouw. Vanwege de vierkante basisvorm van het ontwerp maken we aan de noordoost zijde gebruik van de mogelijkheid om het gevelvlak terug te laten springen.”
1.5. Bij e-mailbericht van 26 februari 2013 heeft het ministerie aan onder andere Schutte bericht dat de aanbieding van het bedrijf WBC Aannemingsbedrijf BV te Winterswijk als economisch meest voordelige inschrijving wordt aangemerkt. In de bij het e-mailbericht gevoegde “Gunningmatrix” staat bij Schutte bij het onderdeel Ruimtelijke Kwaliteit (Esthetisch) “Knock out” vermeld. Bij e-mailbericht van 5 maart 2013 heeft het ministerie kenbaar gemaakt dat hij voornemens is het werk aan WBC Aannemingsbedrijf B.V. te gunnen.
1.6. In antwoord op een vraag van de zijde van Schutte heeft het ministerie op 26 februari 2013 bericht:
“Onderstaand treft u aan de argumentatie voor wat betreft de knock-out op het aspect ruimtelijke kwaliteit:
(...)
De 3 rooilijnen als getekend moeten worden opgevat als gevellijnen waarbij terugspringende gevelvlakken tot de mogelijkheden behoren.
(...)
Met verwijzing naar bovenstaande tekst (3.3.1), uit de u bekende vraagspecificatie en de dienaangaande beantwoorde vragen in de Nota’s van Inlichtingen, moet ik vaststellen, dat het door u aangeboden ontwerp helaas niet beantwoord aan de gestelde eisen.”
2.1. Schutte vordert – na wijziging van eis – zakelijk weergegeven:
I. het ministerie te gebieden haar voorlopige gunningsbeslissing in te trekken;
II. het ministerie te gebieden – voor zover hij de aanbesteding wenst voort te zetten – de inschrijving van Schutte, althans alle geldige inschrijvingen, te beoordelen op het aspect ruimtelijke kwaliteit door een nieuwe beoordelingscommissie en onder leiding van een notaris;
III. het ministerie te gebieden – voor zover hij de aanbesteding wenst voort te zetten – een nieuw gunningsvoornemen te nemen met inachtneming van de uitkomst van de herbeoordeling zoals bedoeld onder II;
IV. het ministerie te gebieden – voor zover Schutte na (her)beoordeling de economisch meest voordelige inschrijver blijkt en er geen bezwaren zijn ingediend binnen de daarvoor geldende termijn – de opdracht aan geen ander dan Schutte te gunnen.
2.2. Daartoe voert Schutte het volgende aan. De inschrijving van Schutte voldoet aan de vraagspecificatie en had volledig beoordeeld moeten worden. Het knock out verklaren van de aanbieding is onrechtmatig en in strijd met de beginselen van het aanbestedingsrecht. Schutte heeft een ontwerp ingediend met een terugspringende gevel. Uit de vraagspecificatie en de locatieschets volgt dat dit is toegestaan. De vraagspecificatie verwijst naar een locatieschets, die aangeeft wat het bouwvlak is waarbinnen moet worden gebouwd. De locatieschets bevat de term “gevellijn” die conform de vraagspecificatie gelijk is gesteld met de term “rooilijn”. Een rooilijn is een lijn die aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden. Deze lijn mag dus niet overschreden worden door bebouwing. De vraagspecificatie geeft aan dat terugspringende gevelvlakken tot de mogelijkheden behoren. Een gevelvlak is het vlak van de gevel, oftewel de gevel zelf.
Uit het oogpunt van onpartijdigheid en onafhankelijkheid zal er een nieuwe beoordelingscommissie moeten worden geformeerd. De oude beoordelingscommissie is immers niet meer onpartijdig en onafhankelijk te achten nu de inschrijvingen niet meer anoniem zijn en bekend is wie met welke prijs heeft ingeschreven. Ook dient de (her)beoordeling te worden uitgevoerd onder toeziend oog van een notaris.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Partijen twisten over de vraag of het door Schutte ingediende ontwerp voldoet aan de vraagspecificatie. Vaststaat dat de gehele gevel van het te realiseren lesgebouw in het ontwerp van Schutte is teruggelegd ten opzichte van de rooilijn zoals aangegeven op de bij de aanbestedingsstukken horende locatieschets. De Staat stelt zich op het standpunt dat de vraagspecificatie die mogelijkheid niet toestaat. In de visie van de Staat zijn enkel terugspringende gevelvlakken toegestaan, hetgeen volgens de Staat duidt op delen van de gevel zoals een balkon, en dient de gevel zelf op de gevellijn gebouwd te worden. Volgens Schutte kan uit de vraagspecificatie slechts worden afgeleid dat de gevellijnen niet overschreden mogen worden en betekent de term “gevelvlakken” hetzelfde als de term “gevel”, zodat het realiseren van de gevel binnen het gebied van de gevellijn is toegestaan.
3.2. Gelet op het voorgaande dient beoordeeld te worden hoe de vraagspecificatie moet worden uitgelegd. Aangezien aanbestedingsstukken naar hun aard bestemd zijn om de rechtspositie van derden ((potentiële) inschrijvers) te beïnvloeden, zonder dat deze derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van de stukken, ligt bij de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan de bewoordingen van die stukken toepassing van de zogenoemde CAO-norm in de rede. Die norm houdt in dat de bewoordingen van de bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn.
3.3. Anders dan Schutte betoogt, kan uit het bepaalde in de vraagspecificatie niet worden afgeleid dat het begrip “gevelvlak” kan worden vereenzelvigd met het begrip “gevel”. Uit de tekst van de vraagspecificatie dat de rooilijnen moeten worden opgevat als gevellijnen volgt immers ondubbelzinnig dat de gevel van het te realiseren gebouw op die lijn moet worden gebouwd. Indien een geheel terugspringende gevel was toegestaan, had het in de rede gelegen dat deel van de bepaling anders te formuleren. Dat in het tweede deel van de bepaling een andere term wordt gebruikt dan de term “gevellijnen”, namelijk de term “gevelvlakken”, duidt erop dat daarmee niet de gehele gevel, maar slechts delen daarvan worden bedoeld. Daarbij komt dat uit de locatieschets volgt dat de locatie van de rooilijnen/gevellijnen wordt bepaald door de situering van de gevel van een reeds bestaand gebouw op het terrein, waaruit eveneens kan worden afgeleid dat voor wat betreft de gevel van het te realiseren gebouw zowel overschrijding van de rooilijn als het terugspringen ten opzichte van de rooilijn niet is toegestaan.
3.4. Een en ander leidt tot de conclusie dat de inschrijving van Schutte terecht terzijde is gelegd. De vorderingen van Schutte zullen dan ook worden afgewezen. Schutte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, alsmede (deels voorwaardelijk) in de nakosten.
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Schutte om binnen veertien dagen na heden de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.405,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 589,-- aan griffierecht aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
- veroordeelt Schutte tevens in de nakosten, forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat;
- bepaalt dat, indien en voor zover Schutte niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden door de Staat aan Schutte is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,-- aan salaris advocaat en met de explootkosten van de betekening van dit vonnis;
- verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2013.