ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-09-441823 - KG ZA 13-458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en schade door grondtransporten in Nieuwkoop

In deze zaak, die op 11 juni 2013 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, vorderden eisers, bewoners van het Zuideinde in de gemeente Nieuwkoop, de Gemeente te verbieden grondtransporten uit te voeren die schadelijk zouden zijn voor hun woningen. De eisers stelden dat de Gemeente onvoldoende voorzorgsmaatregelen had genomen om schade door zware vrachtwagens te voorkomen, ondanks eerdere waarschuwingen en rapporten die de risico's van dergelijke transporten aangaven. De Gemeente voerde aan dat zij maatregelen had genomen en dat de transporten noodzakelijk waren voor een bodemsaneringsproject. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente niet onrechtmatig handelde, omdat zij voldoende maatregelen had genomen om de kans op schade te beperken. De rechter wees erop dat de Gemeente had toegezegd eventuele schade te vergoeden en dat er geen voldoende bewijs was dat de transporten daadwerkelijk schade veroorzaakten. De vordering van de eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de afweging tussen de belangen van de Gemeente bij het uitvoeren van noodzakelijke werkzaamheden en de belangen van omwonenden die vrezen voor schade aan hun eigendommen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/441823 / KG ZA 13-458
Vonnis in kort geding van 11 juni 2013
in de zaak van
1. [A],
2. [B],
3. [C],
4. [D],
5. [E],
6. [F],
7. [G],
8. [H],
9. [I],
10. [J],
11. [K],
12. [L],
13. [M],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Nieuwkoop,
zetelende te Nieuwkoop,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.R. van Binsbergen te Alphen aan den Rijn.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘eisers’ en ‘de Gemeente’.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 30 mei 2013 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eisers zijn eigenaren van onroerende zaken (woonhuizen met bijbehorende opstallen) gelegen aan het Zuideinde in de gemeente Nieuwkoop. Het Zuideinde is een relatief smalle weg met daarlangs een grote hoeveelheid woningen. Het betreft veenachtig gebied en niet alle woningen zijn onderheid. Het Zuideinde wordt sinds lange tijd gebruikt als verkeersweg en wordt ook gebruikt door zwaar verkeer. Ter plaatse gold tot voor kort een maximale snelheid van 50 kilometer per uur en de maximale voertuigbelasting bedraagt 50 ton.
1.2. Ter uitvoering van het Woningbouwproject Zuidhoek is en wordt in opdracht van de Gemeente een aantal werkzaamheden uitgevoerd. Deze werkzaamheden hebben onder meer betrekking op de sloop van een camping en het aanbrengen van een zogenoemde leeflaag in het kader van bodemsanering. Voor deze werkzaamheden dienen grote hoeveelheden grond te worden aangevoerd naar de projectlocatie Roerdomp Zuidhoek (hierna ‘de Projectlocatie’). Het projectgebied is verdeeld in een negentigtal vrije kavels die bestemd zijn voor particuliere woningbouw.
1.3. Vanaf de aanvang van het project in 2008 heeft de Gemeente diverse informatieavonden georganiseerd. Naar aanleiding van de werkzaamheden hebben aanwonenden van het Zuideinde hun zorgen geuit over schade en verkeersoverlast ten gevolge van (eventueel) vrachtverkeer over het Zuideinde. Bij brief van 19 januari 2009 heeft de Gemeente aan één van de aanwonenden het volgende meegedeeld:
“Mogelijke schade aan woningen is een ander argument om het vrachtverkeer zo min mogelijk over het Zuideinde te laten rijden. Mocht dit onvermijdelijk zijn dan worden alle woningen opgenomen. Dit is op dit moment het beste instrument om mogelijke schade inzichtelijk te maken. Voor de lange termijn blijft het moeilijk om een verband aan te tonen tussen schade aan de woning en de verrichte werkzaamheden. Deze onzekerheid kan waarschijnlijk niet worden weggenomen.”
1.4. Ter bepaling van de optimale aanvoerroute van de benodigde materialen (zand, grond en klei) heeft Arcadis in opdracht van de Gemeente een zogenoemde quickscan uitgevoerd. In het rapport van Arcadis d.d. 20 januari 2009 is aanvoer over het Zuideinde niet als optie aangemerkt. Het rapport vermeldt:
“Dit transport dient zo veilig mogelijk uitgevoerd te worden, minimale schade aan omgeving te geven en zo min mogelijk overlast veroorzaken voor omwonenden. Een aanvoer via de Achttienkavelsweg en / of Aarlanderveensweg verdient derhalve de voorkeur boven aanvoer via de Ziendeweg, Zuideinde of de dorpskern van Nieuwkoop.”
In dit rapport worden andere aanvoervarianten vermeld. Dit betreft onder meer aanvoer per pijpleiding, aanvoer over het water en aanvoer over een in de polder aan te leggen bouwweg (per as).
1.5. Vanaf begin 2008 tot heden hebben bijna 2.400 vrachtwagenbewegingen (één vrachtwagenbeweging is heen en terug) plaatsgevonden over het Zuideinde. De intensiteit van deze vrachtwagenbewegingen fluctueert sterk. De Gemeente heeft het aantal vrachtwagenbewegingen beperkt tot 35 per dag. Per jaar bedroeg het gemiddeld aantal bewegingen tussen 0,4 en 4,8 per werkdag.
1.6. In 2010 heeft Advies- en Ingenieursbureau LBP Sight te Nieuwegein (hierna ‘LBP Sight’) in opdracht van de Gemeente een trillingsonderzoek verricht. Dit onderzoek is verricht aan de woning Zuideinde 157, gelegen op 3,5 meter van de geasfalteerde weg. In dit onderzoek heeft LBP Sight de zogenaamde SBR-richtlijnen tot uitgangspunt genomen. Deze richtlijnen hebben onder meer betrekking op schade aan gebouwen (SBR-A) en hinder voor personen (SBR-B). Bij de berekening van de toepasselijke grenswaarden voor de woning is LBP Sight uitgegaan van categorie III, de in de richtlijnen meest trillingsgevoelige categorie bouwwerken.
1.7. In juli 2010 heeft de Gemeente door RPS BCC B.V. bouwkundige (voor)opnamen laten verrichten van een aantal opstallen langs het Zuideinde.
1.8. Het naar aanleiding van het onderzoek opgemaakte (concept-)rapport van 18 november 2010 vermeldt voor zover hier relevant het volgende:
“De vraag van de gemeente is om voor wat langere tijd trillingmetingen uit te voeren bij de woning om te kijken wat de invloed van het huidige (vracht)verkeer daar is. De invloed van het extra vrachtverkeer van lege vrachtwagens ten gevolge van het wegrijden van de bouwlocatie kan niet worden beoordeeld, ‘daar er dit jaar voorlopig geen grondtransport meer plaatsvindt’, aldus de gemeente.
(…)
Gesteld kan worden op basis van hetgeen er op 6 september jl. is gemeten dat de gemeten waarden ruimschoots onder de gestelde grenswaarde blijven conform de SBR-A.
(…)
Het extra transport door lege vrachtwagens (9-tonners) zullen naar verwachting tot wat hogere trillingsterkte kunnen leiden. (…) In onderhavige geval zullen de trillingwaarden tijdens de passages van het (onbeladen) vrachtverkeer naar verwachting zeker niet tot schade aan de woning leiden. Er zal aan de SBR-richtlijn A voldaan worden. Verwacht wordt ook dat er net voldaan wordt aan de SBR-richtlijn B streefwaarden voor hinder.
(…)
Uit de prognose van de trillingen blijkt dat er net voldaan zou kunnen worden bij de passage van leeg vrachttransport. Het verdient aanbeveling om voor dit lege vrachttransport een snelheidbeperking in te stellen van 50 naar 30km/h. Daarmee zal vergelijkbare trillingsterkte als gemeten worden bereikt.
Wil men de invloed van grondtransport daadwerkelijk kunnen beoordelen, is het te overwegen nogmaals trillingmetingen in en aan de woning uit te voeren op het moment dat het extra grondtransport weer van start gaat.”
1.9. In opdracht van eisers sub 12 en 13 heeft Bouwkundig Adviesbureau BouwCheck (hierna ‘BouwCheck’) een bouwtechnische keuring uitgevoerd op de woning Zuideinde 1. Voor zover hier relevant vermeldt de door BouwCheck opgestelde rapportage d.d. 13 april 2011 het volgende:
“Ten opzichte van de vorige keuring van 1 juli 2009 is het pand duidelijk verslechterd en er zijn veel nieuwe - scherpe haarscheuren en lichte scheuren bijgekomen. Het is duidelijk dat scheurvorming verzwakking betekend. Tevens zijn de scheurmeters verschoven t.o.v. de eerdere keuring. Gezien het dicht bij de weg liggende pand en het wel zeer zware transport kan het niet anders zijn dat deze schade door dit vrachtverkeer is ontstaan.
Wij adviseren u indien er weer een (geregeld) zwaar transport komt, trillingsmeters te laten plaatsen (…) waarmee duidelijker aangetoond wordt door wie deze trillingen zijn ontstaan en tot hoezwaar deze trillingen zijn geweest.”
1.10. In de periode van september 2012 tot heden heeft de Gemeente mede naar aanleiding van schademeldingen aan woningen aan het Zuideinde gecorrespondeerd met de Belangenvereniging bewoners Zuideinde-Zuid. Eisers behoren tot de achterban van deze belangenvereniging. Het overleg had onder meer betrekking op (de wijze van) onderzoek naar trillingschade en de door de Gemeente te nemen voorzorgsmaatregelen. Aanvankelijk heeft de Gemeente in afwachting van de uitkomst van het gevoerde overleg de transporten opgeschort.
1.11. In opdracht van de Gemeente heeft Peree Bouwadvies B.V. (hierna ‘Peree’) een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van het ontstaan van schade aan het pand aan het Zuideinde 15. Dit rapport vermeldt voor zover hier relevant het volgende:
“E - Analyse
Het is dan zeker niet uit te sluiten dat het intensieve vrachtverkeer gedurende die periode geleid heeft tot zettingen van het weglichaam over het traject waarover dit verkeer plaats vindt.
(…)
F – Samenvatting en conclusie
Het tempo waarin die schade is ontstaan en de omvang ervan geeft genoeg aanleiding om te veronderstellen dat deze niet het gevolg is van een min of meer eenparig en langdurig zettingsproces in de aanwezige veenlagen maar wel degelijk het gevolg kan zijn van oorzaken zoals in hoofdstuk E van dit rapport is beschreven. Om dit feitelijk aan te kunnen tonen zouden meetgegevens beschikbaar moeten zijn uit metingen, verzameld vanaf het moment waarop het intensieve vrachtverkeer is gestart. Deze meetgegevens zijn helaas niet beschikbaar.
Dit neemt niet weg dat wij de kans tamelijk groot achten dat er een relatie is tussen het ontstaan van de schade (.,.) en de aanwezigheid van het passerend intensieve vrachtverkeer.”
1.12. Bij brief van 15 november 2012 heeft de Gemeente aan aanwonenden van het Zuideinde een door LBP Sight opgesteld plan van aanpak gestuurd. Het plan van aanpak voorziet onder meer in het verrichten van trillingsmetingen en nulmetingen (bouwkundige opname) van elf woningen langs de transportroute. In deze brief schrijft de Gemeente voorts dat de transporten zullen worden hervat. Het plan van aanpak voorziet onder meer in het uitvoeren van trillingmetingen bij de woningen en daarbij te onderzoeken wat de invloed van het reguliere verkeer is en de invloed van de grondtransporten is. Daarnaast voorziet het onderzoek in een bouwkundige vooropname van de elf woningen en in hoogtemetingen van die woningen.
1.13. Bij brief van 2 januari 2013 heeft de advocaat van eisers bezwaar gemaakt tegen de hervatting van de transporten en de Gemeente verzocht in nader overleg met eisers te treden en de transporten op te schorten. In deze brief schrijft de advocaat onder meer dat eisers een onafhankelijke deskundige wensen te raadplegen over het te kiezen plan van aanpak.
1.14. Op 7 februari 2013 vond een bespreking plaats tussen eisers en de Gemeente. Tijdens deze bespreking is onder meer gesproken over een onderzoek uit te voeren door het Bureau voor Bouwpathologie BB (hierna ‘BB’). Daarnaast is gesproken over uitbreiding van de zone met een maximumsnelheid van 30 km/u.
1.15. Bij brief van 6 maart 2013 heeft BB aan een van eisers een offerte gestuurd voor het uitvoeren van nulmetingen aan meerdere woningen om en nabij het Zuideinde en het uitvoeren van onderzoek naar de momentele schade aan twaalf woningen aan het Zuideinde.
1.16. In een rapport van 23 mei 2013 heeft LBP Sight op verzoek van de Gemeente op basis van het in 2010 gehouden onderzoek een predictie gemaakt naar de kans op mogelijke trillingschade aan de woningen aan het Zuideinde. Het rapport vermeldt voor zover relevant hier relevant het volgende:
“Om de trillingsprognose te kunnen maken wordt het hiernavolgende stappenplan gevolgd:
- De gemeten trillingen van woningnummer 157 worden geanalyseerd, een selectie zal worden gemaakt van relevante passages van het vrachtverkeer.
- Er wordt een maximale waarde bepaald van de verschillende passages en er wordt een energetische middeling gedaan van de verschillende Vtop waarde, deze waarde heeft betrekking op het aspect schade.
- Een gegeven is dat woningnummer 157 zich bevindt op circa 3,5 m afstand van de weg.
- Van belang is dat woningnummer 157 een onderheide woning betreft.
Prognose door middel van berekeningen naar onderheide percelen op dezelfde afstand van de weg gelegen, dat is variërend van ruim 2 m tot ruim 15 m en meer (dit zijn de afstanden van de woningen die als relevant worden beschouwd).
- Prognose door middel van berekeningen naar een op palen gefundeerd perceel op 2 meter afstand en 15 meter afstand van de weg gelegen bij een lading van 20 ton.
- Prognose door middel van berekeningen naar een op palen gefundeerd perceel op 2 meter afstand en 15 meter afstand van de weg gelegen bij een snelheid van 15 km/h.
- Prognose door middel van berekeningen naar op staal gefundeerde perceel op 2 meter afstand en 15 meter afstand van de weg gelegen (bij een snelheid van 15 km/h en bij een lading van 20 ton).
Let wel, door de gemeente is aangegeven dat de transportsnelheid wordt beperkt tot circa 15 km/h (maximale snelheid ter plaatse is 30 km/h) en het transportgewicht wordt teruggebracht naar maximaal 20 ton lading.
(…)
Beoordeling en mogelijke kans op schade
Uit de voorgaande genoemde berekeningen worden in de volgende tabel de meest kritische situatie weergegeven. Dat is indien een pand op staal gefundeerd is en op de kortste afstand tot de weg, zijnde 2 meter staat, daarbij wordt uitgegaan van de maximale meetwaarde. (…)
Uit bovenstaande tabel blijkt dat in de meest kritische situatie aan de SBR A grenswaarde kan worden voldaan. De kans op schade aan de woningen aan het Zuideinde is op basis van deze meting en berekeningen en gekozen uitgangspunten verwaarloosbaar klein.”
1.17. In opdracht van ‘de belanghebbenden Zuideinde’ heeft Kranz & Polak Resolve experts, taxateurs en schade coaches (hierna ‘Kranz & Polak’) een expertiserapport d.d. 27 mei 2013 opgesteld naar aanleiding van een onderzoek naar de effecten van de verkeersbewegingen van en naar de projectlocatie op de woningen gelegen aan het Zuideinde nummers 1, 3, 3B, 15, 19, 45B en 46. Dit rapport vermeldt voor zover hier relevant het volgende:
“Gelet op de aard van de beschadigingen, meer in het bijzonder bestaande uit specifieke “trilling”scheuren kan, met inachtneming van de in ondergetekende expert verzamelde kennis en ervaring, op grond van een visuele inspectie worden vastgesteld dat deze -met zekerheid- zijn veroorzaakt door het zware wegtransport dat in de afgelopen periode van tenminste 1,5 jaar is uitgevoerd”.
2. Het geschil
2.1. Eisers vorderen – zakelijk weergegeven – de Gemeente te verbieden de transporten van en naar de projectlocatie uit te laten voeren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
2.2. Daartoe stellen eisers het volgende. Niettegenstaande het rapport van Arcadis en de uitdrukkelijke vragen en waarschuwingen van omwonenden, waaronder eisers, heeft de Gemeente geen adequaat onderzoek verricht en geen, althans onvoldoende voorzorgsmaatregelen genomen om schade aan de woningen door de zware transporten te voorkomen. Door de transporten ondanks de ontstane schade te continueren handelt de Gemeente onrechtmatig aangezien aannemelijk is dat eisers door de transporten schade lijden. De Gemeente had voor de transporten een van de door Arcadis aangegeven alternatieven moeten kiezen. De door de Gemeente ingevoerde dan wel voorgestelde voorzorgsmaatregelen voor de aanvoer over het Zuideinde leveren gevaar op voor de verkeersveiligheid. De transporten dienen te worden verboden totdat er een deugdelijke risicoanalyse is gemaakt en is vastgesteld welke maatregelen genomen kunnen of moeten worden om de schade te voorkomen dan wel te beperken. Daarnaast dient de huidige staat van de gebouwen te worden opgenomen en moet er een met voldoende waarborgen omklede procedure worden vastgelegd om te bepalen op welke wijze de Gemeente de door eisers geleden schade en mogelijk nog te lijden schade zal vastleggen en vergoeden. Het belang bij dit een ander wordt mede daardoor ingegeven dat de Gemeente reeds nu al het causaal verband tussen de transporten en de schade betwist. Daarnaast dient bij de beoordeling van de gestelde belangen aan de zijde van de Gemeente in aanmerking worden genomen dat zij tot op heden slechts één van de kavels heeft verkocht.
2.3. De Gemeente voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. In deze procedure moet worden beoordeeld of de Gemeente de (grond)transporten over het Zuideinde dient te staken. Bij de beoordeling staat voorop dat een verbod slechts op zijn plaats is indien aannemelijk is dat de voortzetting van de transporten jegens eisers onrechtmatig is en deze gedraging niet op grond van zwaarwegende maatschappelijke belangen door eisers behoort te worden geduld. Aangezien eisers hebben betoogd dat zij schade lijden, is daarmee het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang gegeven.
3.2. De omstandigheid dat de Gemeente in 2009 in weerwil van het Arcadisrapport d.d. 20 januari 2009 ervoor heeft gekozen de transporten (deels) over het Zuideinde te laten plaatsvinden maakt deze transporten niet zonder meer onrechtmatig. In het Arcadisrapport wordt immers slechts gesproken van een voorkeur voor bepaalde alternatieven. Daar komt bij dat de Gemeente gemotiveerd heeft betoogd dat zij zoveel mogelijk grond over het water heeft aangevoerd, dat de in het rapport vermelde alternatieven overigens niet haalbaar zijn gebleken en dat zij voor het transport over het Zuideinde de nodige voorzorgsmaatregelen (waarover hierna meer) heeft genomen.
3.3. Bij de beoordeling van de vraag of de Gemeente jegens eisers onrechtmatig handelt geldt als uitgangspunt dat de gemeente als opdrachtgever de verplichting heeft maatregelen te nemen om schade door de uit te voeren werkzaamheden te voorkomen. Aangezien (in zijn algemeenheid) voorzienbaar is dat zware transporten over veenachtig gebied schade kunnen toebrengen aan de belendende opstallen, is de Gemeente gehouden om onderzoek te doen naar het schadetoebrengend effect van de transporten over het Zuideinde en de te nemen voorzorgsmaatregelen. Daarnaast dient de Gemeente representatieve bouwkundige vooropnames (nulmetingen) te maken van de opstallen aan het Zuideinde teneinde de afhandeling van eventuele schades te vergemakkelijken. Nu de vordering niet ertoe strekt dat de gemeente dergelijke onderzoeken verricht, maar uitsluitend ertoe strekt dat de transporten worden verboden, dient in dit kort geding vooral onderzocht te worden of in voldoende mate aannemelijk is dat door de transporten thans schade aan de opstallen van eisers wordt veroorzaakt.
3.4. Dat de transporten schadeveroorzakend zijn kan niet reeds worden afgeleid uit de door eisers overgelegde (expertise)rapporten. In deze rapporten wordt immers geen onderscheid gemaakt tussen het reeds bestaande (vracht)verkeer en de litigieuze grondtransporten. Bovendien spreken de door partijen over en weer ingeschakelde deskundigen elkaar fundamenteel tegen. Terecht wordt dan ook door partijen tot uitgangspunt genomen dat (nader) trillingonderzoek noodzakelijk is om vast te stellen of door de transporten een kritische grens wordt overschreden.
3.5. Hoewel de Gemeente bij de inrichting en uitvoering van de onderzoeken rekening dient te houden met de gerechtvaardigde belangen van eisers, ligt de verantwoordelijkheid voor het te verrichten onderzoek bij de Gemeente. Indien in een later stadium zou komen vast te staan dat het onderzoek niet heeft voldaan aan de daaraan te stellen eisen, dan dient de Gemeente de daaruit voortvloeiende schade te dragen. Indien partijen geen overeenstemming bereiken over de uit te voeren onderzoeken, dan dient de Gemeente eigenstandig het benodigde onderzoek te verrichten voor zover het haar mogelijk is dat zonder de betreffende instemming te doen. Wanneer de gemeente nalaat het noodzakelijke onderzoek te doen is het denkbaar dat in een procedure met betrekking tot de schade maatregelen met betrekking tot de bewijslast worden genomen die voorkomen dat dit nalaten voor mogelijke gedupeerden nadelige gevolgen heeft. Uiteraard staat het eisers vrij eigen onderzoek te laten verrichten.
3.6. Anders dan de Gemeente kennelijk meent, kan zij niet volstaan met de door LBP Sight in 2010 verrichte trillingmetingen en de naar aanleiding daarvan onder 1.16 vermelde prognose. De betreffende metingen zijn immers uitgevoerd in een periode dat geen grondtransporten (dus ook geen onbelaste transporten) plaatsvonden en voorafgaand aan de door de Gemeente (recent) genomen voorzorgsmaatregelen. Tussen partijen staat ter discussie of de vervoerder de door de Gemeente bepaalde maximumsnelheid (aanvankelijk bepaald op 30 km/u) en het maximumaantal vervoersbewegingen per dag in acht neemt. Daarnaast kan niet worden vastgesteld of in de praktijk wordt voldaan aan de in de prognose gehanteerde uitgangspunten dat de transportsnelheid wordt teruggebracht naar 15 km/u en het transportgewicht tot 20 ton lading. Mede gelet op de schademeldingen die sinds de aanvang van de transporten zijn gedaan, dient de Gemeente naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook in ieder geval te onderzoeken welke trillingen de transporten in de praktijk veroorzaken. Een dergelijk onderzoek is beschreven in het door de Gemeente aangeleverde plan van aanpak, zoals onder 1.12 vermeld. Voorts heeft de Gemeente onweersproken gesteld dat zij in 2010 reeds een aantal bouwkundige opnamen heeft verricht. Daarnaast heeft de Gemeente in het onder 1.12 vermelde plan van aanpak aangeboden opnieuw representatieve bouwkundige opnamen te verrichten, afhankelijk van de situatie met scheurwijdtemeters, waarbij zij bovendien heeft toegezegd hoogtemetingen te verrichten. Ten slotte heeft de Gemeente toegezegd dat zij, indien uit de trillingsmetingen zou volgen dat de trillingen boven of dichtbij de streefnorm liggen – indien nodig – aan meer woningen onderzoek zal doen.
3.7. Naar voorlopig oordeel voldoet een onderzoek als bedoeld in het plan van aanpak – op hoofdlijnen – aan de onder 3.3 vermelde criteria. Verwacht mag worden dat een dergelijk onderzoek inzicht geeft in de (eventueel) te verwachten schade en de effectiviteit van de te nemen voorzorgsmaatregelen. De Gemeente heeft evenwel nog geen (nader) onderzoek ingesteld, aangezien zij hiervoor niet de benodigde medewerking van de eigenaren van de te onderzoeken percelen heeft verkregen en zij kennelijk het overleg met de belangenvereniging heeft gezocht. Gebleken is dat partijen op dit punt geen overstemming hebben bereikt, aangezien eisers twijfelen aan de objectiviteit van LBP Sight, zij van mening zijn dat alle woningen moeten worden opgenomen en zij bovendien menen dat vooraf al overeenstemming moet bestaan over de afhandeling van de geleden schade en ook de verkeersveiligheid in het onderzoek moet worden betrokken.
3.8. Vaststaat aldus dat een onderzoek dat moet worden uitgevoerd, nog niet is uitgevoerd. Dat gegeven, en de bezwaren van eisers tegen het voorgestelde onderzoek zijn echter onvoldoende zwaarwegend om thans een verbod op voortzetting van de transporten te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter acht daartoe doorslaggevend dat inmiddels door de gemeente enkele maatregelen zijn genomen om de kans op schade zoveel mogelijk te verkleinen, en dat onvoldoende is komen vast te staan dat die maatregelen niet worden nageleefd. De rapporten die in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd geven een indicatie dat de kans op schade bij naleving van de genomen maatregelen beperkt is. Nu de gemeente daarbij een en andermaal heeft aangegeven eventuele schade als gevolg van de transporten te zullen vergoeden, is er voor een zo vergaande maatregel als door eisers gevorderd, thans geen aanleiding. Voor zover zou moeten worden geconcludeerd dat de gemeente nalatig blijft in het uitvoeren van het benodigde onderzoek, zal dat bij de afwikkeling van de schade eventueel een rol kunnen spelen in de discussie over de bewijslast met betrekking tot het causaal verband.
3.9. Nu de (algemene) maximumsnelheid op het Zuideinde is teruggebracht tot 30 km/u en het aantal transportbewegingen per dag beperkt is, is het voorshands onvoldoende aannemelijk te achten dat de verkeersveiligheid bij de door de Gemeente voor de transporten bepaalde maximumsnelheid van 15 km/u zodanig in gevaar komt dat daardoor een verbod gerechtvaardigd zou zijn. De enkele stelling van eisers op dit punt is daartoe in ieder geval onvoldoende.
3.10. Slotsom van het voorgaande is dat onvoldoende gebleken is dat voortzetting van de transporten jegens eisers thans onrechtmatig is. Het gevorderde verbod zal dan ook worden afgewezen.
3.11. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, aan de zijde van de Gemeente tot dusver begroot op € 1.405,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 589,- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2013.
WJ