ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
191744/12-20601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van straf bij overtreding van bevel van politie tijdens openbare orde handhaving

In de strafzaak met parketnummer 96-188859-12 is de verdachte op 13 mei 2013 ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W. Römelingh. De zaak betreft een overtreding van artikel 2:1 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van het niet opvolgen van een bevel van een ambtenaar van politie, terwijl hij aanwezig was bij een gebeurtenis die wanordelijkheden kon veroorzaken. De officier van justitie eiste een veroordeling van de verdachte.

De verdediging voerde aan dat de verdachte al een boete had betaald voor de betreffende gebeurtenissen en dat het bevel van de politie niet op een wettelijk voorschrift was gebaseerd. De kantonrechter wees dit verweer af, omdat er geen bewijs was dat de boete was betaald en de politie handelde in de rechtmatige uitoefening van haar gezag. De kantonrechter oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan het bevel van de politie en dat dit strafbaar was op basis van de APV.

Bij de strafoplegging hield de kantonrechter rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in een gesloten inrichting verbleef en geen inkomen had. Gezien deze omstandigheden besloot de kantonrechter geen straf of maatregel op te leggen. De kantonrechter verklaarde het feit bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De uitspraak vond plaats op 27 mei 2013.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team kanton Den Haag
27 mei 2013
VONNIS
In de strafzaak met parketnummer 96-188859-12 tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Land onbekend,
wonende te [woonplaats].
1. Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2013. De verdachte is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W. Römelingh. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de kantonrechter bepaald dat schriftelijk vonnis wordt gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op 27 mei 2013.
2. Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij, te [plaats], op of omstreeks [datum], geen gevolg heeft gegeven aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie om zijn weg te vervolgen en/of zich in de, door die ambtenaar van politie, aangewezen richting te verwijderen, zulks terwijl hij, verdachte, op of aan de weg, het [adres], aanwezig was bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstonden en/of dreigden te ontstaan en/of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstonden en/of dreigden te ontstaan, dan wel heeft zich bevonden in en/of aanwezig was bij een samenscholing.
3. De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte wegens overtreding van artikel 2:1 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (hierna: "APV Den Haag") schuldig te verklaren met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer
4. Verdachte heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij voor de gebeurtenissen op [datum] al een boete heeft ontvangen, die zijn grootmoeder voor hem heeft betaald. Voorts heeft hij, bij monde van zijn gemachtigde mr W. Römelingh, gesteld dat hij dient te worden vrijgesproken, omdat de vordering door de politie, waaraan verdachte niet heeft voldaan, niet krachtens wettelijk voorschrift is gedaan. Verwezen is naar een uitspraak van het Hof Den Bosch (16 september 2011, LJN BT1928) en naar een uitspraak van de Hoge Raad (11 december 2012, LJN BY4827). In deze uitspraken is overwogen dat de bevoegdheid van de politie, zoals ook bedoeld in artikel 2:1 lid 1 van de model-Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: model-APV"), geen wettelijke bevoegdheid is, nu dit voorschrift niet uitdrukkelijk inhoudt dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het doen van een vordering. Voorts was de politie, aldus de gemachtigde, niet werkzaam in rechtmatige uitoefening van zijn gezag.
5. Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de gemachtigde van verdachte nog aangevoerd dat verdachte momenteel op civielrechtelijke basis in een gesloten inrichting verblijft, waar hij hoopt de komende weken een examen af te leggen, dat hij geen inkomsten heeft en dat hij niet buiten de instelling mag werken.
De beoordeling
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
6. Het beroep van verdachte op de niet ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, omdat de zaak al is afgedaan door het betalen van een boete, wijst de kantonrechter af. In de administratie van het Openbaar Ministerie is de betaling van een boete voor het ten laste gelegde niet opgenomen. Daarbij komt dat de verdachte zijn verweer op geen enkele wijze nader heeft toegelicht of met stukken heeft onderbouwd.
Bewijs
7. De kantonrechter heeft uit de bewijsmiddelen het volgende afgeleid.
Verdachte wilde zich bemoeien met de aanhouding van een andere verdachte, die op het kermisterrein was aangehouden en naar de politiepost [adres] werd gebracht. Hierop is verdachte gevorderd weg te gaan ter voorkoming van wanordelijkheden en het ontzetten van de reeds aangehouden verdachte, hetgeen hij heeft geweigerd, waarop hij is aangehouden. Er was op dat moment een behoorlijke oploop van kermispubliek.1
8. De omstandigheid dat, zoals hiervoor reeds vastgesteld, sprake was een behoorlijke oploop van kermispubliek, waarbij de politie trachtte de orde te handhaven en wanordelijkheden te voorkomen, brengt mee dat de politie handelde in de rechtmatige uitoefening van haar gezag.
9. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, ingezet sinds 2008, blijkt dat artikel 2 van de Politiewet een algemene taakomschrijving voor de politie bevat en niet (langer) kan worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven, waaraan, op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid, Wetboek van Strafrecht ("WvS"), moet worden voldaan. Sinds deze jurisprudentie kan overtreding van het bevel als bedoeld in artikel 2:1 lid 2 model-APV, niet meer strafrechtelijk worden vervolgd op grond van artikel 184 lid 1 WvS, maar wel op grond van een strafbaarstelling in de model-APV zelf (artikel 6:1 model-APV) (Kamerstukken II, 2012-2013, 29628, nr.292). Nu verdachte niet is vervolgd op grond van artikel 184 WvS in samenhang met artikel 2:1 APV Den Haag, maar op basis van de artikelen 2:1 en 6:1 APV Den Haag, treft het verweer van verdachte op dit punt geen doel.
10. De kantonrechter verklaart wettig en overtuigend bewezen:
dat verdachte, te [plaats], op [datum], geen gevolg heeft gegeven aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie om zijn weg te vervolgen en/of zich in de, door die ambtenaar van politie, aangewezen richting te verwijderen, zulks terwijl hij, verdachte, op of aan de weg, het [adres], aanwezig was bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden dreigden te ontstaan.
Strafbaarheid
11. Het bewezene levert op de overtreding:
het door verdachte niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar van politie strekkend tot het vervolgen van zijn weg of tot het zich, in een door de ambtenaar van politie aangewezen richting, verwijderen, terwijl hij, verdachte, aanwezig was bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden dreigden te ontstaan.
12. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
13. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
Oplegging van straf of maatregel
14. Bij de strafoplegging neemt de kantonrechter de ernst van het bewezen geachte feit in aanmerking, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter zitting gebleken. Daarbij weegt met name mee dat de verdachte momenteel in een gesloten inrichting verblijft, waar het hem goed gaat. Hij mag echter niet buiten de instelling werken en hij heeft ook geen inkomen. Hij gaat een examen afleggen. Alles afwegende acht de kantonrechter het raadzaam te bepalen dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
15. De kantonrechter heeft gelet op de artikelen 2:1 lid 1 en 6:1 lid 1 APV Den Haag.
16. De kantonrechter komt op grond van het vorenstaande tot de navolgende beslissing.
BESLISSING
De kantonrechter:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven vermelde feit oplevert.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Gewezen door mr. A.C. Bordes, kantonrechter te Den Haag, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
1 Proces-verbaal overtreding van [dd-mm-jjjj], bonnummer [X] en proces-verbaal van aanhouding van [datum], proces-verbaalnummer: [Y].