ECLI:NL:RBDHA:2014:10104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
AWB-14_6505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot aanhouding asielberoep in afwachting van prejudiciële vragen van het Hof van Justitie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 april 2014 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij eiseres, geboren in 1984 en gesteld staatloos, beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres was op 14 maart 2014 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd en er was een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiseres heeft op 17 maart 2014 beroep ingesteld tegen deze maatregel en op 14 maart 2014 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 26 maart 2014 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 maart 2014, waarbij eiseres in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris bevoegd is om een vreemdeling aan wie toegang is geweigerd, een plaats aan te wijzen waar hij zich moet ophouden. De rechtbank oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel, omdat eiseres zich niet aan de vreemdelingenwetgeving heeft gehouden en niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen zicht is op verwijdering naar Koeweit, maar de rechtbank volgt deze stelling niet, omdat eiseres deze niet heeft onderbouwd.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de behandeling van zaken waarin de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid in geschil is, momenteel wordt aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De rechtbank benadrukt dat de beslissing om een zaak aan te houden aan de behandelend rechter is en dat de bewaringsrechter daar geen inschatting van mag maken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/6505
[…]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 2 april 2014 in de zaak tussen
[naam],
geboren op [geboortedatum] 1984, gesteld staatloos, eiseres
(gemachtigde mr. G.E. Jans),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde mr. J.M. Sidler).

Procesverloop

Op 14 maart 2014 is eiseres op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in samenhang met artikel 13 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiseres is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 17 maart 2014 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 14 maart 2014 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 26 maart 2014 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiseres toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 27 maart 2014. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ter zitting was ook aanwezig [naam], tolk in de Arabische taal.

Overwegingen

1.
Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
2.
Verweerder heeft tot voortzetting van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 besloten na afwijzing van de asielaanvraag, nu er volgens verweerder gronden zijn om aan te nemen dat eiseres de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Eiseres is Nederland niet op de voorgeschreven wijze binnengekomen en heeft zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen onttrokken. Eiseres heeft zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 gehouden. Eiseres heeft eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en heeft daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg gegeven. Eiseres werkt niet dan wel niet voldoende mee aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit. Eiseres heeft zich zonder noodzaak ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten. Eiseres heeft in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik gemaakt van valse of vervalste documenten. Eiseres heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. Eiseres is verdachte van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld, aldus het besluit.
3.1
Eiseres voert aan dat er geen zicht is op verwijdering en geen mogelijkheid tot terugkeer naar Koeweit. Eiseres is Bedoeïen en zij krijgt alleen een laissez passer als ze terug gaat naar haar familie en dat is, gelet op haar seksuele geaardheid niet mogelijk.
3.2
De rechtbank overweegt dat eiseres haar standpunt dat geen lp zal worden afgegeven niet heeft onderbouwd. De rechtbank volgt deze stelling dan ook niet. Er bestaat dan ook zicht op uitzetting.
4.1
Verder heeft eiseres een beroep en een voorlopige voorziening ingediend tegen de afwijzende asielbeschikking. Het is eiseres bekend dat zaken waarin de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid in geschil is, zoals bij eiseres ook het geval is, op dit moment niet door de rechtbanken worden behandeld in afwachting van de antwoorden op de prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gesteld aan het Hof van Justitie EU (C-148/13, C149/13, C150/13 inzake A. en anderen tegen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie).
4.2 De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat de rechtbank op dit moment beroepszaken waarin de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van de vreemdeling in geschil is, in veel gevallen aanhoudt in afwachting van de antwoorden op genoemde prejudiciële vragen. De rechtbank doet dat echter niet in elk van die zaken. Of het beroep zal worden behandeld of zal worden aangehouden, is aan de behandelend rechter in de bodemzaak dan wel naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter die het verzoek om een voorlopige voorziening zal behandelen. De bewaringsrechter mag daar geen inschatting van maken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zolang de rechtbank nog niet heeft besloten om de beroepszaak tegen de afwijzende asielbeschikking aan te houden, er geen reden is om de aan eiseres opgelegde maatregel vanwege een belangenafweging onrechtmatig te achten. Zodra de rechtbank beslist dat het asielberoep wordt aangehouden in afwachting van de prejudiciële vragen, kan er altijd een nieuwe belangenafweging ten aanzien van het voortduren van de maatregel worden gemaakt.
4.3
Eiseres heeft verder het merendeel van de gronden van de maatregel zoals vermeld in het asielbesluit niet betwist. Het beroep van eiseres op het arrest Arslan slaagt niet, nu verweerder aan de toegangsweigering ten grondslag heeft gelegd dat eiseres niet beschikt over de vereiste documenten en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Eiseres heeft hiertegen geen rechtsmiddel aangewend. Deze toegangsweigering ligt ten grondslag aan de maatregel. Verweerder heeft dan ook voldoende individuele omstandigheden aan de maatregel ten grondslag gelegd. Verder staat het grensbewakingsbelang bij artikel 6 van de Vw 2000 voorop. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan de maatregel, ondanks het grensbewakingsbelang, niet gerechtvaardigd zou zijn.
5.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
6.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.H Zimmerman, rechter, in aanwezigheid van
H.C. Hagen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: HH
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.