ECLI:NL:RBDHA:2014:1020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
09-777277-13 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanranding en poging tot verkrachting van een schoolgenote, gevolgd door diefstal met geweld en afpersing in vereniging

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan aanranding en poging tot verkrachting van een schoolgenote. De verdachte heeft de aangeefster in een parkeergarage gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waaronder het betasten van haar borsten en vagina, en heeft haar hoofd in de richting van zijn geslachtsdeel gebracht. De rechtbank oordeelt dat de verdachte door zijn handelen ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de medeverdachte als geloofwaardig aangemerkt, terwijl de verklaring van de verdachte als onaannemelijk werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van dwang, mede door het tonen van een mes door de verdachte en de fysieke greep van de medeverdachte.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing in vereniging. Samen met anderen heeft hij een groep jongens in een park bedreigd en gedwongen tot het afgeven van hun persoonlijke bezittingen, waaronder een mobiele telefoon en een iPod. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de immateriële schade die zij heeft geleden door de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777277-13; 09/777509-13 (t.t.g.)
Tul 22/005847-11
Datum uitspraak: 23 januari 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
thans civielrechtelijk gesloten geplaatst RIJ [X].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van
25 juli 2013 (alleen inzake parketnummer 09/777277-13) en 9 januari 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.J. Berton en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. E.J. Huisman, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/777277-13
1.
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats A], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van
een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of het betasten van de vagina over de kleding heen en/of het betasten van de blote billen van die [slachtoffer] en/of de hand van die [slachtoffer] pakken en/of in de broek van verdachte brengen en/of het hoofd van die
[slachtoffer] beetpakken en/of in de richting van het geslachtsdeel van verdachte brengen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het beetpakken van die [slachtoffer] en/of haar meenemen naar een afgelegen plek (een parkeergarage) en/of het tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of het zeggen tegen die [slachtoffer]
van de woorden "kom pijpen" en/of het losmaken van de broekriem van die [slachtoffer];
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats A] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met
zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] heeft beetgepakt en/of heeft meegenomen naar een stille plek (een parkeergarage) en/of
- het tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borst/borsten van die [slachtoffer] en/of
- het zeggen tegen die [slachtoffer] van de woorden "kom pijpen" en/of
- het over de kleding van die [slachtoffer] heen betasten van de vagina en/of
- het losmaken van de broekriem van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de blote billen van die [slachtoffer] en/of
- het beetpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en/of het brengen van het hoofd van die [slachtoffer] in de
richting van zijn, verdachtes, geslachtsdeel en/of
- het pakken van de hand van die [slachtoffer] en/of die hand in de broek van hem, verdachte, brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 09/777509-13
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats A] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Ipod en/of een 2 euro muntstuk en/of een telefoon (Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een puntige/grote stok/tak naar die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] te lopen en/of met
die stok/tak een slaande beweging in de richting van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] te
maken en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] zeggen van de woorden: "Maak je
zakken leeg" en/of "wie mij aankijkt, die sla ik" en/of "jij bent nummer 1 die ik ga slaan" en/of
"Geef jullie geld", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking" en/of
- doorzoeken/betasten van de kleding van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- het plaatsen van een vuist tegen het gezicht van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3];
en/of
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats A] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], heeft gedwongen tot de afgifte van een Ipod en/of een 2 euro muntstuk en/of een telefoon (Blackberry), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met een puntige/grote stok/tak naar die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] te lopen en/of met
die stok/tak een slaande beweging in de richting van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] te
maken en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] zeggen van de woorden: "Maak je
zakken leeg" en/of "wie mij aankijkt, die sla ik" en/of "jij bent nummer 1 die ik ga slaan" en/of
"Geef jullie geld", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking" en/of
- doorzoeken/betasten van de kleding van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of
- het plaatsen van een vuist tegen het gezicht van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 3];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In de zaak met parketnummer 09/777277-13 stelt de rechtbank vast dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] en de aangeefster [slachtoffer] op [datum] 2013 rond 11.30 uur in een parkeergarage in het centrum van [plaats A] aanwezig was. Dit wordt niet betwist.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verdachte zich in die parkeergarage schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van aanranding alsook aan het medeplegen van poging tot verkrachting van de aangeefster.
In de zaak met parketnummer 09/777509-13 moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verdachte zich op [datum] 2013 samen met anderen in het park [X] te [plaats A] schuldig heeft gemaakt aan een straatroof.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09/777277-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde alsook het in de zaak met parketnummer 09/777509-13 onder eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/777277-13 betoogd
dat vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te volgen.
De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt pleitaantekeningen overgelegd.
In hoofdlijnen heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van de aangeefster op meerdere punten ongeloofwaardig en derhalve onbetrouwbaar is. De verklaring van de aangeefster bij de politie en die bij de rechter-commissaris zijn op een aantal punten tegenstrijdig en de verklaring van de aangeefster is voorts op meerdere punten tegenstrijdig met andere verklaringen in het dossier. Ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is, aldus de raadsvrouw, op een aantal punten ongeloofwaardig en tegenstrijdig en aldus leugenachtig.
De raadsvrouw heeft tevens betoogd dat de aangeefster vrijwillig met de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] is meegegaan en dat er geen sprake is geweest van psychische druk of een dreigende situatie. Het mes dat de verdachte zou hebben getoond is zijn tas niet uit geweest en al helemaal niet opengeklapt. Van enige bedoeling van de verdachte om de aangeefster met dit mes te bedreigen of psychisch onder druk te zetten was dan ook geen sprake. Het enkele vragen of de aangeefster hem wilde pijpen levert volgens de raadsvrouw voorts geen geweld, bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid op en de verdachte ontkent voorts dat hij de riem van de aangeefster heeft losgemaakt.
De dwang die voor het plegen of medeplegen van ontuchtige handelingen is vereist, ontbreekt dan ook en vrijspraak van feit 1 dient te volgen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw allereerst betoogd dat de verdachte ontkent dat hij het hoofd van de aangeefster in de richting van zijn geslachtsdeel heeft gebracht. Voorts kan deze handeling, als de rechtbank dit wel bewezen acht, niet worden gezien als een begin van een uitvoeringshandeling van een poging tot verkrachting. Meer subsidiair is er volgens de raadsvrouw sprake van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte is gestopt terwijl hij door had kunnen gaan.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/777509-13 heeft de raadsvrouw betoogd dat de iPod en het muntstuk zijn afgegeven en derhalve vrijspraak van de diefstal met geweld dient te volgen, terwijl de Blackberry is afgepakt en terzake dan ook vrijspraak van het medeplegen van de afpersing dient te volgen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van parketnummer 09/777277-13
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van
feit 1 en 2 het volgende af. [1]
Tijdens de aanwezigheid van de verdachte, zijn medeverdachte [medeverdachte] en de aangeefster [slachtoffer] in de parkeergarage heeft de aangeefster handelingen moeten ondergaan waarvan zij niet gediend was.
De aangeefster heeft verklaard dat zij tijdens de pauze op het schoolplein van haar nieuwe school, [school X] te [plaats A], door twee jongens is aangesproken.
Eén van hen, [verdachte] genaamd, zei tegen haar ‘Kom [slachtoffer], fakka met jou’, hetgeen zoiets betekent als ‘wat is er met jou’. De andere jongen, waarvan de aangeefster de naam niet weet, pakte haar stevig vast om haar nek en schouders. Hij zei: ‘kom een rondje lopen’. [2]
[verdachte] haalde onder zijn jas een tasje vandaan. Daaruit pakte hij een mes en klapte dat open. Hij ging met zijn vingers over het snijblad en zei: ‘kijk’. Toen de aangeefster vroeg waarom hij een mes bij zich had, gaf hij geen antwoord. De aangeefster was bang. De andere jongen had haar nog steeds vast. Ze liepen door. De aangeefster vroeg waar ze heen gingen en [verdachte] zei dat ze gewoon moest doorlopen. Hij zei ook dat hij had gehoord dat de aangeefster goed kan pijpen en iemand goed kan verwennen.
Op een gegeven moment moest de aangeefster mee een soort portiek in, in een parkeergarage. [verdachte] ging voor haar lopen en de andere jongen achter haar.
De aangeefster heeft verklaard dat ze geen kant op kon en dat ze echt bang was, omdat ze wist dat [verdachte] een mes bij zich had. De aangeefster en de twee jongens liepen helemaal omhoog, langs drie etages parkeerplaatsen. Ze liepen helemaal naar boven, de open lucht in. [verdachte] ging achter de aangeefster staan en hield haar vast met zijn handen in haar middel. [3] Hij hield haar ook vast bij haar schouders. De andere jongen stond voor de aangeefster en zij voelde dat hij met zijn hand in de bovenkant van haar t-shirt wilde. Hij kon net niet in haar bh en zij haalde zijn hand weg en zei dat hij dat niet moest doen. [verdachte] zei tegen de andere jongen: ’hier heb je je mp3, ga maar muziek luisteren’. De andere jongen ging toen op een trapje zitten. [verdachte] fluisterde van achteren in het oor van de aangeefster:’kom pijpen, kom pijpen schatje’. De aangeefster bleef nee zeggen.
Zij voelde dat [verdachte] met zijn vingers aan haar vagina zat, buiten haar broek.
De aangeefster moest van [verdachte] naar een trapje lopen. Hij maakte de riem van de aangeefster los en zij voelde dat hij met zijn handen in haar broek aan haar kont zat.
[verdachte] handen waren over de band van haar string. De aangeefster verklaart voorts dat [verdachte] haar hand pakte en die gewoon in zijn broek deed. De aangeefster voelde dat [verdachte] haar hoofd pakte en haar hoofd naar beneden begon te duwen in de richting van zijn geslachtsdeel. Hij had haar hand al op zijn geslachtsdeel gelegd en zei: ‘zo’n grote lul heb je nog nooit gevoeld’. De aangeefster heeft zijn geslachtsdeel niet gezien omdat zij haar hoofd wegdraaide. Zij trok haar hand terug en zei: ‘ik wil het niet, niet doen’. [4]
De aangeefster is vervolgens naar de andere kant van het parkeerdek gelopen en is toen de andere jongen zei dat er iemand aankwam, naar de andere jongen gerend. Samen met hem
stak zij een sigaret op. [verdachte] kwam aanlopen en zei: ‘kom me pijpen, doe gewoon, niemand gaat je hoertje noemen, kom ik ben zo geil. Wil je me pijpen.’ Toen kwam de politie.
De twee jongens renden hard weg.
De aangeefster heeft verklaard niet te weten hoelang het heeft geduurd, maar dat het voor haar gevoel wel uren duurde. De aangeefster durfde niet weg te gaan omdat [verdachte] een mes had. [5]
De verklaring van de aangeefster wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte].
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij en de verdachte tegen de aangeefster hebben gezegd dat ze naar een plekje zouden gaan waar ze konden chillen en dat ze vervolgens naar een parkeergarage gingen om boven te chillen.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij onderweg naar de parkeergarage zijn hand op de schouder van de aangeefster heeft gelegd. [6]
Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte de aangeefster met zijn armen van achteren vasthield en dat zijn handen over haar bovenlichaam naar beneden gingen. [medeverdachte] heeft gezien dat de verdachte buiten de broek van de aangeefster over haar vagina wreef. De verdachte maakte de riem van de aangeefster los.
De aangeefster wilde niet dat de verdachte aan haar riem zat en zei tegen hem dat haar riem niet los ging. [medeverdachte] heeft verklaard ook te hebben gezien dat de verdachte met een hand, volgens hem zijn rechterhand, in de broek van de aangeefster ging en dat hij haar hoorde zeggen “niet doen, niet doen” en “gedraag je, ik vind dit niet leuk” en “ga er uit”. [7]
Op een gegeven moment zei de verdachte tegen [medeverdachte] dat hij op een trapje moest gaan zitten. De verdachte gaf hem zijn mp 3 speler om naar muziek te luisteren.
[medeverdachte] ging muziek luisteren en zag de verdachte en de aangeefster bewegen.
Hij zag dat de verdachte de aangeefster beet hield en hij kon horen, omdat hij de mp 3 speler op stop had gezet, dat de verdachte zei “kom dan, pijp me”. Toen de aangeefster en de verdachte van de trap naar beneden kwamen zag [medeverdachte] dat haar gulp tot ongeveer de helft open was. [8]
[medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij de aangeefster bij haar bovenlichaam heeft gewreven omdat daar allemaal stof zat. Het was, aldus [medeverdachte], boven haar borsten en hij heeft met zijn hand heen en weer gewreven, op haar huid. [medeverdachte] ontkent hiermee iets seksueels te hebben bedoeld. Hij dacht dat zij gemakkelijk te fixen was, dat zij het ging doen. Hij had haar gevraagd hem te pijpen. Dat had hij haar eerder, via de whatsapp gevraagd, maar dat was een grapje.
[medeverdachte] verklaart tenslotte dat de verdachte tijdens het lopen zijn tasje openmaakte, daar een mes uit trok en daarmee een stekende beweging maakte. [9]
Getuige [X] kijkt op [datum] 2013 omstreeks 11.30 uur uit het raam van haar kantoor en ziet op ongeveer 50 meter afstand twee jongens en een meisje staan op het (buiten)parkeerdek van de bibliotheek te [plaats A]. Beide jongens hebben een donkere huidskleur en één van hen heeft een rood t-shirt aan onder zijn donkerblauwe jas. De getuige ziet dat de jongens om het meisje heen lopen op een beetje macho manier.
De jongen met het rode shirt gaat vervolgens bij het portiek van het trappenhuis staan en de andere jongen omhelst het meisje en pakt haar vast. Het meisje stapt steeds naar achteren en dit komt nogal onzeker over op de getuige. Na ongeveer 10 à 15 minuten gaan de andere jongen en het meisje de portiek in en heeft de getuige geen zicht meer op hen. De jongen met het rode shirt blijft buiten staan. De getuige belt de politie. [10]
De verdachte heeft bij de politie [11] en ook ter terechtzitting ontkend dat hij de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en voorts verklaard dat het aangeefster was die toenadering zocht en het initiatief nam tot het knuffelen.
De verdachte heeft ook ontkend zijn mes te hebben getoond en aldus aangeefster te hebben bedreigd. Het mes is, aldus de verdachte, wel een stukje uit zijn tas geweest, maar toen was het nog ingeklapt. Medeverdachte [medeverdachte] heeft wel zijn arm om de schouders van de aangeefster gelegd.
De verdachte heeft voorts verklaard op de trap aan de aangeefster gevraagd te hebben of zij hem wilde pijpen, maar dit slechts eenmaal te hebben gevraagd en niet te hebben aangedrongen toen de aangeefster ‘nee’ zei. De aangeefster vertelt, aldus de verdachte, niet de waarheid en de medeverdachte [medeverdachte] verdraait het hele verhaal en schuift alles op hem af. [12]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich in de parkeergarage schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van aanranding alsook aan het medeplegen van poging tot verkrachting van de aangeefster.
Gelet op het vorenstaande beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster bij de politie geloofwaardig en bezigt deze verklaring, zoals hiervoor weergegeven, voor het bewijs. Voorzover de aangeefster bij de rechter-commissaris anders zou hebben verklaard, staat dit niet aan de geloofwaardigheid van haar verklaring bij de politie in de weg. Hierbij speelt mee het tijdsverloop tussen de verklaring van de aangeefster bij de politie, op de dag dat de feiten hebben plaatsgevonden ([datum] 2013), en haar verklaring bij de rechter-commissaris op [datum] 2013, alsook de leeftijd van de aangeefster en de omstandigheden waaronder het verhoor bij de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij aangegeven zenuwachtig te zijn en het moeilijk te vinden te praten met zoveel mensen erbij. De rechtbank acht die verklaring begrijpelijk tegen de achtergrond dat aangeefster tegen haar wil bij een zedenzaak betrokken is geraakt en tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris daarover werd ondervraagd.
De rechtbank acht ook de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bij de politie geloofwaardig en gebruikt deze ook voor het bewijs.
De verklaring van de verdachte acht de rechtbank echter onaannemelijk en ongeloofwaardig, nu de verdachte deze verklaring heeft afgelegd nadat hij de aangifte en de verklaring van de medeverdachte heeft kunnen lezen, en nu zijn verklaring op essentiële punten niet wordt ondersteund door de verklaring van aangeefster en de medeverdachte.
De verdachte heeft ontkend dat er sprake is geweest van dwang en ook zijn raadsvrouw heeft betoogd dat enige psychische druk danwel drang ontbrak.
Uitgaande van de verklaring van de aangeefster is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is geweest van dwang. De combinatie van de arm die de medeverdachte [medeverdachte] om haar schouders heeft gelegd alsook het tonen van het mes door de verdachte maakt dat er sprake was van een zodanige bedreiging met geweld dat de weerstand van de aangeefster is gebroken.
De drang om mee te lopen is door het tonen van het mes, het steeds weer opnieuw vragen om seksuele handelingen, het betasten, het losmaken van de broekriem en een hand van een van de verdachten in haar broek, overgegaan in dwang die het slachtoffer niet kon weerstaan. Dit sluit aan bij wat de getuige [X] heeft waargenomen, namelijk dat het meisje steeds achteruit stapte als een van de jongens haar vastpakte.
De aangeefster heeft ook verklaard dat zij toen bang was en steeds weer aan het mes dat zij eerder gezien had, moest denken.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat het ‘hoofd van de aangeefster in de richting van zijn geslachtsdeel brengen’ niet kan worden gezien als een begin van een uitvoeringshandeling van een poging tot verkrachting. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat het brengen van het hoofd van het slachtoffer in de richting van zijn, verdachtes, kruis, in combinatie met de meermalen uitgesproken woorden: “pijp me” naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is gericht op voltooiing van het pijpen.
De rechtbank is evenmin van oordeel dat er sprake is van vrijwillige terugtred en aldus geen sprake van een voltooide poging, nu de aangeefster haar hoofd wegdraaide. In die omstandigheid is geen sprake meer van vrijwilligheid omdat de verdachte niet meer de keus had tussen doorgaan of stoppen en het een gedraging van het slachtoffer is geweest waardoor het misdrijf niet is voltooid.
Uit de verklaring van de aangeefster en de medeverdachte [medeverdachte] kan worden afgeleid dat de verdachte degene is geweest die erg opdringerig was richting de aangeefster en het merendeel van de ontuchtige handelingen heeft uitgevoerd. De verdachte heeft ook herhaaldelijk gevraagd of de aangeefster hem wilde pijpen en uiteindelijk heeft hij zelfs haar hand in zijn broek gebracht en vervolgens haar hoofd tegen haar wil in de richting van zijn geslachtsdeel gebracht. Hoewel het alleen het slachtoffer is geweest, die heeft verklaard dat de verdachte haar hoofd in de richting van het geslachtsdeel van de verdachte heeft gebracht, acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte deze handeling heeft gepleegd, gelet op geheel van zijn gedragingen en het kenbaar maken van zijn wil door het slachtoffer gepijpt te worden. Hiermee heeft de verdachte het stadium van “alleen maar” betasten ruimschoots gepasseerd. Die gedraging wordt door de rechtbank aangemerkt als een poging tot verkrachting.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook bewezen, zij het dat de verdachte dit feit alleen heeft gepleegd. Ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte] is niet gebleken dat er bij hem ook het opzet aanwezig was om het slachtoffer te verkrachten.
Ten aanzien van parketnummer 09/777509-13
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [13]
[aangever 1], [aangever 2] en [aangever 3], aangevers, hebben verklaard dat zij op
[datum] 2013 met een aantal vrienden in het park [X] in [plaats A] aanwezig waren. Aangevers zagen dat er vier jongens, waarvan er één een houten tak in zijn handen had, op hen kwamen aflopen. [aangever 1] hoorde alle vier de jongens tegen hen zeggen “maak je zakken leeg, wat heb je bij je.” [aangever 1] zag dat één van de jongens hem aankeek en zei “wie mij aankijkt, die sla ik”, “jij bent nummer 1 die ik ga slaan” en “wat heb je in je zakken.” Hierbij keek de jongen naar de borstzakken van [aangever 1]. Vervolgens haalde [aangever 1] uit zijn borstzakken een BlackBerry en een iPod. Met een dreigende stem zei de jongen dat hij één van de dingen wilde hebben. [aangever 1] gaf vervolgens zijn iPod aan de jongen. [14]
[aangever 2] zag dat één van de jongens naar hem toe kwam en vroeg “wat heb jij allemaal in je zak.” [aangever 2] haalde een muntstuk van twee euro uit zijn zak en liet deze aan de jongen zien. Vervolgens pakte de jongen de munt uit de hand van [aangever 2] en stak de munt in zijn zak. [aangever 2] heeft voorts verklaard dat hij mogelijk geslagen zou worden als hij de munt niet had gegeven, omdat de jongen een tak dreigend voor hem hield. [15]
[aangever 3] hoorde twee van de jongens tegen hen zeggen: “maak je zakken leeg” en “geef jullie geld.” Dit zeiden ze volgens [aangever 3] op een dwingende manier en één van hen had nog steeds een tak in zijn handen die hij in de richting van de aangevers sloeg. [aangever 3] zag dat één van de jongens dicht bij hem kwam staan, aan zijn broekzakken voelde en om zijn telefoon vroeg. [aangever 3] tikte de hand van de jongen weg, waarop hij zijn vuist tegen het gezicht van [aangever 3] aandrukte. Op een dreigende manier vroeg de jongen opnieuw om de mobiele telefoon van [aangever 3]. Hierbij voelde hij opnieuw aan de broekzakken van [aangever 3] en pakte zijn mobiele telefoon, een zwarte BlackBerry Curve, uit zijn broekzak. [16]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die dag samen met [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [medeverdachte D] in het park [X] was en zij om een groepje jongens heen zijn gaan staan en hen aanspraken. [medeverdachte D] pakte een plank met splinters, ging vlak bij de jongens staan en maakte een beweging met de plank waarop het net leek of dat hij met de plank zou slaan. [medeverdachte D] vroeg aan de jongens wat zij in hun zakken hadden. Ook de verdachte liep naar een jongen toe en vroeg wat hij in zijn zakken had. De verdachte heeft in het algemeen aan de jongens gevraagd of ze geld hadden en liep naar een donker gekleurde jongen toe, die een beetje stoer keek. De verdachte vroeg deze jongen of hij geld had. Deze jongen zei nee.
De verdachte vroeg of hij dan iets waardevols bij zich had. De jongen zei dat hij een verrotte Blackberry had en liet deze zien. De verdachte heeft deze niet gepakt, maar zag later op de groep dat [medeverdachte D] de Blackberry had. Op verzoek van de verdachte gaf [medeverdachte D] toen die zwarte Blackberry, type Curve, aan hem. De verdachte heeft verklaard ook de iPod te hebben weggenomen. Die jongen gaf hem uit bangheid gewoon af.
De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte D] degene was die liep te bedreigen. Hij liep nog met die plank en zei steeds ‘ik ga iemand slaan’. De verdachte heeft de iPod in Rotterdam verkocht voor 15 of 20 euro. [17]
Medeverdachte [medeverdachte D] heeft bij de politie verklaard dat hij op [datum] 2013 met drie andere jongens in het parkje in [plaats A] was en dat hij op het moment dat zij om een andere groep jongens heen gingen staan en hen aanspraken een tak in zijn handen had. Terwijl hij midden in de groep stond heeft hij druk met de tak gedraaid. Voorts heeft [medeverdachte D] verklaard dat hij toen heeft gezegd “ik ga je slaan”. Daarnaast heeft [medeverdachte D] verklaard dat hij ook heeft gescholden, omdat hij geen sigaret kreeg. [18]
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangiftes voldoende blijkt dat aangevers mede door het handelen van de verdachte bang waren en daardoor hun goederen hebben laten afpakken dan wel hebben afgegeven. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het creëren en in stand houden van deze bedreigende situatie en derhalve hieraan een significante en wezenlijke bijdrage geleverd.
Dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard [19] dat hij geen grote rol heeft gehad in het gebeurde, acht de rechtbank - gelet op de verklaringen van aangevers - niet geloofwaardig, temeer nu de verdachte ter zitting ook heeft verklaard dat hij de jongens bang heeft gemaakt en met stemverheffing tegen hen heeft gesproken.
Op grond van vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging van een BlackBerry en een 2 euro muntstuk en aan afpersing in vereniging van een iPod.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
parketnummer 09/777277-13
1.
hij op [datum] 2013 te [plaats A], tezamen en in vereniging met een ander, door
feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van
ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en het betasten van de vagina over de kleding heen en het betasten van de blote billen van die [slachtoffer] en de hand van die [slachtoffer] pakken en in de broek van verdachte brengen en bestaande die feitelijkheden en die bedreiging met geweld uit het die [slachtoffer] meenemen naar een afgelegen plek (een parkeergarage) en het tonen van een mes aan die [slachtoffer] en het zeggen tegen die [slachtoffer] van de woorden "kom pijpen" en het losmaken van de broekriem van die [slachtoffer];
2.
hij op [datum] 2013 te [plaats A] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een stille plek (een parkeergarage) en
- het tonen van een mes aan die [slachtoffer] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en
- het zeggen tegen die [slachtoffer] van de woorden "kom pijpen" en
- het over de kleding van die [slachtoffer] heen betasten van de vagina en
- het losmaken van de broekriem van die [slachtoffer] en
- het betasten van de blote billen van die [slachtoffer] en
- het beetpakken van het hoofd van die [slachtoffer] en het brengen van het hoofd van die [slachtoffer] in de
richting van zijn, verdachtes, geslachtsdeel en
- het pakken van de hand van die [slachtoffer] en die hand in de broek van hem, verdachte, brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 09/777509-13
hij op [datum] 2013 te [plaats A] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een 2 euro muntstuk en een telefoon (Blackberry), toebehorende aan [aangever 2] en [aangever 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- met een stok/tak naar die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] te lopen en met die stok/tak een
slaande beweging in de richting van die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] te maken en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [aangever 1] en [aangever 2] zeggen van de woorden: "Maak je
zakken leeg" en "wie mij aankijkt, die sla ik" en "jij bent nummer 1 die ik ga slaan" en "Geef jullie
geld" en
- doorzoeken/betasten van de kleding van die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en
- het plaatsen van een vuist tegen het gezicht van die [aangever 3];
en
hij op [datum] 2013 te [plaats A] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een Ipod, toebehorende aan die [aangever 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- met een stok/tak naar die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] te lopen en met die stok/tak een
slaande beweging in de richting van die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] te maken en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [aangever 1] en [aangever 2] zeggen van de woorden: "Maak je
zakken leeg" en "wie mij aankijkt, die sla ik" en "jij bent nummer 1 die ik ga slaan" en "Geef jullie
geld" en
- doorzoeken/betasten van de kleding van die [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en
- het plaatsen van een vuist tegen het gezicht van die [aangever 3].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 117 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsook dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/777277-13 allereerst betoogd dat er sprake is geweest van een nodeloze vertraging in het strafproces waardoor artikel 40 lid 2 sub 3 van het IVRK is geschonden. Door het pedagogische karakter van het jeugdstrafecht is een snelle en doeltreffende strafrechtelijke sanctie noodzakelijk en in het onderhavige geval is dat niet het geval geweest. De verdachte is als gevolg van de vertraging in ernstige mate in zijn belangen geschaad en een aanzienlijke strafvermindering zou moeten volgen.
Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 en 2 betoogd dat er sprake is van eendaadse samenloop waardoor slechts één strafbepaling moet worden toegepast.
De raadsvrouw heeft tenslotte betoogd dat aan de verdachte voor al hetgeen hem verweten wordt geen onvoorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen moet worden opgelegd, nu dit een ultimum remedium is en in casu niet vast staat dat alle andere afdoeningsalternatieven zijn uitgeput.
De behandeling in het civiele kader heeft tot op heden, aldus de raadsvrouw, geen vorm gekregen op het gebied van zeden en derhalve kan op voorhand niet worden gezegd dat deze behandeling onvoldoende resultaat zal bieden. Ingeval geen maatregel wordt opgelegd, wordt verzocht de verdachte geen hogere jeugddetentie op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan aanranding van een schoolgenote. De verdachte heeft - over haar kleding heen - haar vagina aangeraakt en voorts haar blote billen betast. Ook heeft de verdachte de hand van het slachtoffer in zijn broek gebracht. Zijn medeverdachte heeft de borsten van het slachtoffer betast.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan poging tot verkrachting van het slachtoffer. Hij heeft haar hoofd beetgepakt en haar hoofd in de richting van zijn geslachtsdeel gebracht. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat bij slachtoffers van zedenmisdrijven gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid (kunnen) blijven bestaan.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt ook dat het slachtoffer veel last heeft gehad van de gebeurtenissen, en dat zij zich nog steeds niet goed voelt. De verdachte is hier ten tijde van de delicten aan voorbijgegaan en heeft zijn eigen gevoelens van lust vooropgesteld.
De verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. Met drie andere jongens is de verdachte naar de slachtoffers gelopen, die rustig in een park zaten, en hebben zij van hen een mobiele telefoon en een twee euro muntstuk gestolen. Voorts hebben zij één van de aangevers ertoe gedwongen zijn iPod af te staan. De daders hebben dit op intimiderende wijze gedaan. De daders zijn enkel uit geweest op materieel gewin en hebben door hun manier van handelen blijk gegeven van gebrek aan respect voor de persoonlijke eigendommen van de slachtoffers. Bovendien is dergelijk intimiderend gedrag zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving in het algemeen.
Ten aanzien van de door de raadsvrouw gestelde schending van artikel 40 lid 2 sub 3 van het IVRK in de zaak met parketnummer 09/777277-13 is rechtbank - met de officier van justitie van oordeel - dat er geen sprake is geweest van een nodeloze vertraging van het strafproces. De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 8 augustus 2013 geschorst teneinde een gesloten plaatsing in het civiele kader te kunnen realiseren en de zaak is vervolgens op de eerstvolgende zitting waarop voldoende zittingsruimte was om de zaken tegen de verdachte en zijn medeverdachte te behandelen, gepland.
Dat de door de rechtbank met de schorsing van de voorlopige hechtenis beoogde behandeling van de verdachte in het civielrechtelijke kader niet van de grond is gekomen, is ongewenst, maar maakt niet dat thans de belangen van de verdachte in de onderhavige zaak zijn geschonden.
De rechtbank acht voorts in de zaak met parketnummer 09/777277-13 ten aanzien van feit 1 en 2 de bepaling betreffende eendaadse samenloop niet van toepassing, nu de bewezen gedragingen in die feiten genoemd verschillend zijn en daardoor meer dan één delictsomschrijving wordt vervuld. Anders gezegd, het feitencomplex van feit 1 en 2 is niet gelijkluidend.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapporten betreffende het psychologisch en psychiatrisch onderzoek van de verdachte, respectievelijk gedateerd [datum] 2013 en
[datum] 2013 en opgesteld en ondertekend door drs. [X], GZ-psycholoog, en door drs. [Y], kinder- en jeugdpsychiater, onder supervisie van drs. [Z], kinder- en jeugdpsychiater.
Blijkens deze rapporten is de verdachte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens aangezien er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en van een gedragsstoornis welke begonnen is in de kindertijd en matig is van ernst. Daarnaast is er misbruik van cannabis welke gedeeltelijk in remissie is en van een ouder-kind relatieprobleem. Vanwege de enige mate waarin de impulsiviteit, de beperkte gewetensontwikkeling en de neiging tot het opzoeken en overschrijden van grenzen hebben geleid tot een verminderde remming van het gedrag van verdachte wordt geadviseerd de verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Specifiek agressief seksuele problematiek in relatie tot de ten laste gelegde feiten is niet vastgesteld kunnen worden.
De gebrekkige gewetensontwikkeling, zijn instabiele zelfbeeld, zijn verstoorde impuls- en agressieregulatie en zijn vermogen tot manipuleren zijn van belang voor de kans op recidive. Ook het pedagogisch onmachtig, niet begrenzend en niet structurerend gezinssysteem speelt hierbij een rol. De verdachte is voorts door zijn gebrekkige gewetensontwikkeling en impulsiviteit sneller geneigd regels te overtreden.
De verdachte heeft al langere tijd zowel in het strafrechtelijke als in het civielrechtelijke kader in jeugdinrichtingen verbleven, zonder dat dit tot op heden tot voldoende resultaat heeft geleid. Een langdurige, aanvankelijk gesloten behandeling van de verdachte is aangewezen om zo de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te keren, de gewetensontwikkeling te bevorderen en de verstoorde impuls- en agressieregulatie te versterken. Zonder langer durende, voldoende structuur en begrenzing biedende behandeling van de gedragsproblematiek is dan ook het recidiverisico voor agressieve gedragingen groot. Behandeling binnen een PIJ-kader wordt noodzakelijk geacht.
Argumenten voor een PIJ-maatregel zijn de ernstige psychopathologie en de mate van disfunctioneren, het sociale netwerk van de verdachte dat niet steunend en structurerend genoeg voor hem is, de ernst van de feiten in combinatie met de hoge kans op recidive en de ingeschatte noodzaak van een gedwongen kader om bij de verdachte een gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen.
De RIJ [X] heeft de voorkeur, aangezien deze inrichting een passend behandelaanbod heeft en bovendien goed te bereizen is voor de familie van de verdachte.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 september 2013, waarin is aangegeven dat er zorgen zijn op meerdere domeinen en dat het algemene recidive risico hoog is, terwijl eerdere vormen van hulpverlening in het civiele kader niet tot voldoende resultaat hebben geleid. Ook de Raad adviseert het onvoorwaardelijk opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank zal de door de deskundigen en de Raad gegeven strafadviezen volgen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de ernst van de gepleegde delicten en het grote gevaar voor recidive, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
Het hiervoor overwogene alsmede de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een viertal ernstige strafbare feiten brengen de rechtbank er echter toe een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal de verdachte naast voornoemde maatregel nog een maand extra jeugddetentie opleggen. De verdachte heeft de thans bewezenverklaarde feiten immers begaan in de proeftijd van een eerdere, deels voorwaardelijke, veroordeling. Van deze veroordeling is kennelijk geen enkele preventieve werking uitgegaan.
De rechtbank adviseert de jeugddetentie ten uitvoer te leggen in een regionale inrichting.
Ten aanzien van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen adviseert de rechtbank deze ten uitvoer te leggen in De RIJ [X] danwel in een andere inrichting die aansluit bij de persoonlijkheid van de verdachte, zoals beschreven in voornoemde rapporten.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich in de zaak met parketnummer 09/777277-13 ten aanzien van feit 1 en 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 810,-zijnde een bedrag aan immateriële schade.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel maatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering verzocht, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering aanzienlijk zou moeten worden gematigd. Het aangehaalde voorbeeld als onderbouwing komt, aldus gesteld, niet overeen met de onderhavige zaak.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag als
vergoeding ter zake van immateriële schade, tot een bedrag van € 500,- naar billijkheid toewijsbaar. Hoewel namens de verdachte de (omvang van) de vordering is betwist, is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal de vordering derhalve hoofdelijk ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 500,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van [datum] 2013 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [datum] 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer].

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 2 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat het onder 3 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de telefoon aan de verdachte zal worden teruggegeven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer.
Het onder 1 genummerde voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ook het onder 2 genummerde voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, zijnde de mobiele telefoon van de verdachte.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag d.d. 24 mei 2012, te weten jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, afwijzing van de vordering verzocht.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging verlenging van de proeftijd bepleit.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor afwijzing van de vordering van de officier van justitie van 23 december 2013 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof te Den Haag d.d. 24 mei 2012, nu de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie het door de verdachte te volgen traject zou doorkruisen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36b, 36c, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77v, 77aa, 77gg, 242, 246, 248, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/777277-13 onder 1 en 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/777509-13 onder eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
parketnummer 09/777277-13 feit 1
feitelijk aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
parketnummer 09/777277-13 feit 2
poging tot verkrachting
parketnummer 09/777509-13 eerste alternatief/cumulatief
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
parketnummer 09/777509-13 tweede alternatief/cumulatief
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 5 MAANDEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
en
legt de verdachte op de maatregel van:
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
ten aanzien van parketnummer 09/777277-13 feit 1 en 2:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer], een bedrag van
€ 500,-;
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [datum] 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 500,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [datum] 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten: 1. 1.00 STK Zakmes; Kl: zwart; MTC en 2. 1.00 STK Condoom;
gelast de teruggave aan de verdachtevan het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten: 1.00 STK Telefoontoestel, Kl: zwart; SAMSUNG GT-E1180;
wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld arrest van het Gerechtshof te Den Haag d.d. 24 mei 2012, gewezen onder parketnummer 22/005847-11.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Hollands Midden met het nummer PL1609 2013051373, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 248.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 55.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 56.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 57.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 58.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], pagina 105 bovenaan.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], pagina 113.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], pagina 114.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], pagina 115.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [X], met bijlagen, pagina 66/71.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 151/162.
12.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 januari 2014, eigen verklaring van de verdachte.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Hollands Midden, met het nummer PL1630-2013141184, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 243.
14.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1], pagina 145/147.
15.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2], pagina 235.
16.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3], pagina 241.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 42/44.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte D], pagina 64/66.
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 januari 2014, eigen verklaring van de verdachte.