ECLI:NL:RBDHA:2014:105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
AWB-12_8583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing uit opleiding wegens onvoldoende resultaat tweede hertentamen van een korporaal bij de Koninklijke Marine

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een korporaal bij de Koninklijke Marine, en de minister van Defensie. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 17 augustus 2012, waarbij haar bezwaar tegen een eerder besluit van 16 april 2012 niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat eiseres ontheven werd uit de opleiding vanwege een onvoldoende resultaat op het tweede hertentamen voor het vak Bepalingen ter voorkoming van Aanvaringen op zee (BVA). De commissie van advies had geadviseerd om eiseres te ontheffen uit de opleiding, en dit advies is door de rechtbank in haar overwegingen meegenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen verzoek tot herziening heeft ingediend met betrekking tot het behaalde onvoldoende resultaat. De rechtbank overweegt dat de minister terecht heeft aangenomen dat het onvoldoende resultaat vaststaat, ondanks het voorval met de mobiele telefoon van een examinator tijdens het tentamen. Eiseres heeft aangevoerd dat dit voorval haar beoordeling heeft beïnvloed, maar de rechtbank oordeelt dat de commissie van advies dit aspect in haar beoordeling heeft meegenomen en tot de conclusie is gekomen dat het voorval geen invloed heeft gehad op het resultaat.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen het besluit van 20 december 2012, ongegrond verklaard. Voor het beroep tegen het besluit van 17 augustus 2012, dat inmiddels was ingetrokken, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres geen belang meer heeft bij vernietiging van dit besluit, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 487,--. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 12/8583 MAW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.E. Louwerse),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Bakker).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 augustus 2012, waarbij haar bezwaar tegen het besluit van 16 april 2012 niet-ontvankelijk is verklaard.
Bij besluit van 20 december 2012 heeft verweerder het besluit van 17 augustus 2012 ingetrokken en het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 16 april 2012 ongegrond is verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 4 februari 2013 de gronden van haar beroep aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 9 oktober 2013 ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen bij gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1
Eiseres, korporaal ODND bij de Koninklijke Marine heeft het op 15 maart 2012 gehouden tweede (mondelinge) hertentamen voor het vak Bepalingen ter voorkoming van Aanvaringen op zee (BVA) van de opleiding Zeewacht Standaard K met onvoldoende resultaat afgerond.
Op 12 april 2012 heeft de commissie van advies (de commissie) de Commandant NL/BE Operationele School geadviseerd eiseres te ontheffen uit de opleiding. De commissie heeft voorgesteld eiseres door middel van een plaatsing ervaring op te laten doen en haar na deze plaatsing wederom in aanmerking te laten komen voor de opleiding.
2.2
Bij besluit van 16 april 2012 heeft de Commandant Zeestrijdkrachten eiseres met ingang van 13 april 2012 ontheven uit de opleiding ‘PS 028183 Zeewacht Standaard K’.
Eiseres heeft bij brief van 7 mei 2012 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Eiseres is op 12 juli 2012 gehoord in het kader van haar bezwaar.
2.3
Bij besluit van 17 augustus 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, onder de overweging dat het bezwaar feitelijk ziet op het onvoldoende resultaat van het hertentamen, waartegen ingevolge artikel 8:4, aanhef en onder e, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen bezwaar en beroep openstaat.
Eiseres heeft bij brief van 3 september 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit.
Bij besluit van 20 december 2012 heeft verweerder het besluit van 17 augustus 2012 ingetrokken. Daarbij is medegedeeld dat het besluit van 16 april 2012 niet wordt herroepen en dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard.
Eiseres heeft bij brief van 4 februari 2013 de gronden van het beroep aangevuld.
3
Verweerder heeft aan het bestreden besluit van 20 december 2012 ten grondslag gelegd dat eiseres, voor zover zij stelt dat het onvoldoende resultaat voor de tweede herkansing van het vak BVA onrechtmatig tot stand is gekomen, waardoor zij nogmaals een herkansing voor dit vak dient te krijgen, een schriftelijke aanvraag tot herziening kenbaar had kunnen maken bij haar schoolcommandant. Hiervan is geen gebruik gemaakt, waardoor de door eiseres behaalde onvoldoende voor het vak BVA vaststaat. Verweerder stelt dat eiseres een tweede herkansing voor het vak BVA heeft gekregen. Eiseres is meer dan voldoende in de gelegenheid gesteld om voor het vak BVA een voldoende te halen. Weliswaar is het betreurenswaardig dat tijdens het afnemen van het mondelinge tentamen de mobiele telefoon van één van de examinatoren afging, maar dat betekent niet dat de voor de derde maal behaalde onvoldoende voor het vak BVA niet aan het bestreden besluit ten grondslag kan liggen. Het besluit om eiseres te ontheffen uit de opleiding is geenszins onredelijk, volgens verweerder.
4
Eiseres heeft in beroep tegen het besluit van 17 augustus 2012 aangevoerd dat het bezwaar ontvankelijk moet worden verklaard en heeft voorts verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Voorts heeft zij - voor zover hier van belang - ter zake van het besluit van 20 december 2012 aangevoerd dat artikel 2a iii van Bijlage A van de Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten Opleidingen Koninklijke Marine 460 Onderwijsreglement OKM (ACZSK DPERS/OKM 460, hierna: de Aanwijzing) bepaalt dat de commissie van advies (de commissie) het tot haar taken dient te rekenen de feiten en omstandigheden te onderzoeken die kunnen leiden tot een herziening van de beoordeling van het (her)tentamen- of (her)examenresultaat. In het primaire besluit viel een dergelijke overweging nog te lezen, in de thans bestreden beslissing op bezwaar van 20 december 2012 ontbreekt dit.
Verweerder gaat ten onrechte uit van een in rechte vaststaand examenresultaat. Eiseres stelt dat zij direct na het door haar afgelegde hertentamen mondeling haar bezwaren kenbaar heeft gemaakt tegen het feit dat tijdens het tentamen de mobiele telefoon van een der examinatoren afging, welke examinator het lokaal verliet en weer binnenkwam en dat dit haar - mede omdat zij reeds gespannen was - enorm van haar stuk heeft gebracht. De examinatoren hadden eiseres dienen te wijzen op een juiste procedure van klagen dan wel haar klacht in ontvangst te nemen en dit door te zenden aan de mentor.
Voorts is eiseres van mening dat gehandeld is in strijd met artikel 3211 van de Aanwijzing, waarin is vastgelegd dat het hertentamen dient te worden afgenomen door minimaal twee examinatoren en bij een tweede hertentamen ook een lid van de examencommissie in de rol van waarnemer aanwezig is. Gedurende een deel van het hertentamen is daarvan geen sprake geweest. Niet is gemotiveerd is waarom het afgaan van een mobiele telefoon geen invloed had op het behaalde resultaat.
5.1
Ingevolge artikel 16d van het AMAR kan de militair, die is aangewezen voor het volgen van een opleiding, als bedoeld in artikel 13 tot en met 16, daarvan worden ontheven, indien hij niet voldoet aan de voor de opleiding gestelde eisen of indien ontheffing in het belang van de dienst of van de militair noodzakelijk is.
5.2
Ingevolge artikel 3211 van de Aanwijzing wordt een mondeling (her)tentamen, (her)examen of praktische toetsing afgenomen door minimaal twee examinatoren. Bij het 2e hertentamen/herexamen is ook een lid van de examencommissie (zie bijlage B) in de rol van waarnemer aanwezig.
Ingevolge artikel 3511 van de Aanwijzing kan de leerling, in geval van een mondeling of schriftelijk (her)tentamen, (her)examen of een praktisch (her)tentamen of (her)examen, binnen 5 werkdagen een gesprek aanvragen voor een toelichting op de totstandkoming van het resultaat.
Ingevolge artikel 3512 van de Aanwijzing maakt de leerling, indien hij van mening is dat de inhoudelijke beoordeling of de gevolgde procedure niet correct is, dit uiterlijk binnen twee werkdagen na de bespreking, schriftelijk kenbaar bij de schoolcommandant middels een aanvraag tot herziening.
Ingevolge artikel 3514 van de Aanwijzing stelt de schoolcommandant, uiterlijk binnen 2 werkdagen nadat de aanvraag tot herziening is ontvangen, een commissie van advies samen en stelt de aanvraag aan hen bekend.
Ingevolge artikel 3515 van de aanwijzing behandelt de commissie de aanvraag tot herziening, waarna een schriftelijk advies wordt uitgebracht. Hierbij geldt een maximale termijn van 5 werkdagen nadat de aanvraag tot herziening is bekend gesteld bij de commissie.
Ingevolge artikel 3516 van de Aanwijzing beslist de schoolcommandant binnen 8 werkdagen na het ontvangen van de aanvraag tot herziening.
Ingevolge artikel 3519 van de Aanwijzing is tegen de beslissing van de schoolcommandant geen bezwaar mogelijk.
Ingevolge artikel 1 van de Bijlage A bij de Aanwijzing benoemt de schoolcommandant een commissie van advies (artikel 3.2 van de Voorlopige Voorziening Uitvoeringsregeling AMAR (VV URAMAR) ) in geval van ontheffing uit de opleiding, een wijziging van bestemming of een verzoek tot herziening.
In artikel 2 van Bijlage A zijn - voor zover hier van belang - de taken van de commissie omschreven:
a. De commissie onderzoekt of er feiten en omstandigheden zijn die:
i. aanleiding kunnen geven om de leerling uit de opleiding te ontheffen;
ii. (…);
iii. leiden tot een herziening van de beoordeling van het (her)tentamen; of (her)examenresultaat.
De commissie stelt een commissierapport op, waarin een advies wordt uitgebracht.
De commissie legt het rapport voor aan de schoolcommandant.
6
De rechtbank overweegt allereerst dat, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb - zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang -, het beroep tegen het besluit van 17 augustus 2012 wordt geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 20 december 2012.
7
De rechtbank overweegt dat het op de weg lag van eiseres zich te oriënteren omtrent haar mogelijkheden om rechtsmiddelen aan te wenden tegen een inhoudelijke beoordeling dan wel de gevolgde procedure bij een mondeling of schriftelijk (her)tentamen, (her)examen of een praktisch (her)tentamen of (her)examen. De Aanwijzing voorziet in dit kader in de mogelijkheid om bij de schoolcommandant een schriftelijk verzoek tot herziening in te dienen. De omstandigheid dat de mobiele telefoon van één der examinatoren aan het einde van het betreffende tentamen is afgegaan en dat de betreffende examinator het klaslokaal kortstondig heeft verlaten om de telefoon te beantwoorden alsmede de daaraan - volgens eiseres - te verbinden conclusies, hadden bij een dergelijk verzoek tot herziening naar voren kunnen worden gebracht. De commissie zal in dat geval onderzoeken of deze omstandigheid had dienen te leiden tot herziening van de beoordeling van het door eiseres behaalde resultaat. Eiser heeft een dergelijk schriftelijk verzoek niet gedaan. De commissie, die eveneens adviseert ter zake van de ontheffing uit de opleiding, heeft, gelet op haar advies van 12 april 2012, de door eiseres aangevoerde omstandigheden in dat kader overigens wel in beschouwing genomen.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat het voorval, naar niet door eiseres is betwist, heeft plaatsgevonden aan het einde van het tweede hertentamen. De commissie is tot het oordeel gekomen dat het voorval niet van invloed was op de onvoldoende die eiseres heeft behaald. Daarbij heeft de commissie in beschouwing genomen dat eiseres heeft blijkgegeven van te weinig ervaring om het vak BVA met een voldoende af te sluiten en dat de inschatting van het Hoofd DVS is dat eiseres op dat moment niet in de praktijk als officier van de wacht zal kunnen functioneren. Voorts is het advies van de tentamencommissie van 19 maart 2012 in beschouwing genomen, waaruit blijkt dat, naar eiseres niet heeft betwist, het onvoldoende resultaat van het tweede hertentamen niet compensabel was. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan hier niet aan afdoen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verweerder heeft mogen uitgegaan van het door eiseres behaalde onvoldoende resultaat voor het vak BVA. Dit betekent dat niet kan worden gezegd dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot de ontheffing van eiseres van de opleiding.
Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 20 december 2012, dient ongegrond te worden verklaard.
8
Voor zover het beroep is gericht tegen het besluit van 17 augustus 2012, dat is ingetrokken bij besluit van 20 december 2012, overweegt de rechtbank nog als volgt.
Eiseres heeft, gelet op het bepaalde in artikel 6:19, derde lid, van de Awb - zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang -, niet aangevoerd dat zij nog belang heeft bij vernietiging van het besluit van 17 augustus 2012.
Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 augustus 2012, dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 487,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
1
verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 20 december 2012,
ongegrond;
2
verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 17 augustus 2012,
niet-ontvankelijk;
3
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 487,--, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.T. Paulides, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.