ECLI:NL:RBDHA:2014:10781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
467021 KG ZA 14-650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.M. Hofhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming woonwagenstandplaats met betalingsvoorwaarde aan gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Leiden en [A] betreffende de ontruiming van een woonwagenstandplaats. De gemeente vorderde dat [A] de oude standplaats uiterlijk op 22 juni 2014 leeg en ontruimd zou opleveren, en dat zij gemachtigd werd om de woonwagen zelf te verplaatsen indien [A] hier niet aan voldeed. De gemeente had [A] eerder een bedrag van € 25.000,- beloofd ter compensatie voor de verplaatsing van de woonwagen, maar had dit bedrag nog niet betaald omdat [A] geen bankrekeningnummer had opgegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente, als professionele partij, verantwoordelijk was voor de onduidelijkheid in de vaststellingsovereenkomst over de verplaatsingskosten. De rechter stelde vast dat er een impasse was ontstaan tussen partijen over het bedrag dat [A] op grond van de overeenkomst recht had. De voorzieningenrechter besloot dat de gemeente [A] een bedrag van € 25.000,- moest betalen, met een betalingsschema, en dat [A] de oude standplaats moest ontruimen, mits de gemeente tijdig aan haar betalingsverplichting voldeed. Indien [A] niet tijdig zou ontruimen, mocht de gemeente de woonwagen zelf verplaatsen op kosten van [A]. De gemeente werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/467021 / KG ZA 14-650
Vonnis in kort geding van 18 juni 2014
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Leiden,
zetelende te Leiden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Lever te Leiden,
tegen:
[A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.J. Vroegindeweij te Katwijk.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de gemeente’ en ‘[A]’.

1.Het procesverloop

De gemeente heeft [A] op 10 juni 2014 doen dagvaarden om op 17 juni 2014 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 18 juni 2014 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 juni 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[A] huurt van de gemeente een woonwagenstandplaats, gelegen op het [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de oude standplaats). Hij is eigenaar van de woonwagen die op de oude standplaats staat.
2.2.
De gemeente heeft enige jaren geleden een grootschalig proces in gang gezet tot, onder andere, herinrichting van de woonwagenlocatie op het [straatnaam]. In de toewijzingsprocedure is [A] in aanmerking genomen voor een standplaats op het [straatnaam] na de herinrichting (hierna: de nieuwe standplaats).
2.3.
Partijen hebben op 14 november 2012 in het kader van de herinrichting een vaststellingsovereenkomst met elkaar gesloten. Hierin staat, voor zover thans relevant, vermeld:
In aanmerking nemende:
(…)
datbewoner heeft aangegeven ter zake van een nieuwe standplaats op het [straatnaam] een koopovereenkomst, waarbij hem/haar een realisatieplicht wordt opgelegd, te zullen aangaan met de gemeente ter zake van een bouwrijpe geval, waarop nog geen funderingsplaat is aangebracht (een zogeheten kale kavel);
(…)
datbewoner heeft aangegeven zijn/haar woonwagen zelf naar de nieuwe standplaats te zullen verplaatsen;
(…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1.
Bestaande huurovereenkomst
1.1
Bewoner stemt in met beëindiging van de bestaande huurovereenkomst (…).
(…)
2.
Koopovereenkomst
2.1
Aan deze vaststellingsovereenkomst is gehecht een (concept)koopovereenkomst (…). Bewoner verklaart evenwel reeds thans akkoord te gaan met de inhoud van deze koopovereenkomst (…).
(…)
4.
Verplaatsing woonwagen
(…)
4.2
Bewoner zal op zijn/haar kosten zorgdragen voor verplaatsing van de woonwagen van de oude standplaats naar de nieuwe standplaats, uiterlijk één maand na de datum van levering van de nieuwe standplaats (…).
4.3
Bewoner zal voor de verplaatsing zelf rechtstreeks opdracht geven aan het bedrijf dat de verplaatsing uitvoert (…).
(…)
5.
Oplevering oude standplaats
5.1
Bewoner zal na de verplaatsing van de woonwagen van de oude standplaats op zijn/haar kosten zorgdragen voor verwijdering van alle materialen en/of overige roerende zaken op de oude standplaats dan wel alle materialen en/of overige (on)roerende zaken die door de bewoner zijn geplaatst (…) op het [straatnaam], zodat de oude standplaats - uiterlijk vier maanden na de datum van levering van de nieuwe standplaats (kale kavel) aan bewoner (…) - leeg en ontruimd door bewoner aan de gemeente wordt opgeleverd.
5.2. (…)
Indien bewoner de oude standplaats niet binnen vier maanden na de datum van levering van de nieuwe standplaats (kale kavel) aan bewoner (…) leeg en ontruimd aan de gemeente heeft opgeleverd, is de gemeente gerechtigd om de oude standplaats op kosten van de bewoner te ontruimen en de kosten daarvan – zonodig door middel van verrekening – op bewoner te verhalen. (…)
5.3
Indien bewoner niet binnen vier maanden na de datum van levering van de nieuwe standplaats (kale kavel) aan bewoner (…) de woonwagen van de oude standplaats heeft verplaatst of verwijderd, is de gemeente gerechtigd de woonwagen op kosten van bewoner te verplaatsen naar een door de gemeente te bepalen plaats en de kosten van de verplaatsing en de bewaring van de woonwagen op bewoner te verhalen. (…)
(…)
6.Financiële tegemoetkoming
6.1
De gemeente zal ter zake van de verplaatsing door bewoner van de woonwagen aan bewoner een vergoeding betalen ter hoogte van het door de gemeente in 2009 geraamde bedrag aan verplaatsingskosten van de woonwagen (…). Het door de gemeente geraamde bedrag van verplaatsingskosten van de woonwagen in de zin van dit artikel bedraagt € 17.191,95.
(…)
6.3.
Indien bewoner zich niet kan vinden in het door de gemeente in 2009 geraamde bedrag aan verplaatsingskosten zoals bedoeld in artikel 6.1, kan bewoner er – in afwijking van artikel 6.1 – voor kiezen om de verplaatsingskosten door de gemeente te laten vaststellen aan de hand van een door de gemeente te doorlopen aanbestedings/selectieprocedure. De gemeente zal in dat geval aan de hand van de door de diverse aannemers uitgebrachte offertes en met inachtneming van de prijs-kwaliteit verhouding van die offertes een keuze maken voor de offerte van één aannemer en vervolgens de verplaatsingskosten stellen op het offertebedrag (exclusief BTW) van die aannemer. Bewoner verbindt zich dan aan deze keuze. De door de gemeente aan bewoner te betalen vergoeding zal, indien bewoner ervoor kiest om de verplaatsingskosten door de gemeente te laten vaststellen aan de hand van een door de gemeente te doorlopen aanbestedings/selectieprocedure, in afwijking van artikel 6.1, worden gesteld op de door de gemeente na de aanbestedings/selectieprocedure vastgestelde verplaatsingskosten. Bij een keuze van bewoner voor vaststelling van de verplaatsingskosten aan de hand van een aanbestedings/selectieprocedure wordt de aan bewoner te betalen vergoeding – in afwijking van het in artikel 6.1 en 6.2 bepaalde – (…) aan bewoner betaald op de volgende wijze:
- 30% wordt betaald nadat de gemeente – na het doorlopen van de aanbestedings/selectieprocedure – de verplaatsingskosten in de zin van dit artikel heeft vastgesteld;
- 30% wordt betaald na ondertekening door bewoner van de definitieve koopovereenkomst ter zake van de kale kavel;
- 40% wordt betaald binnen veertien dagen nadat de verplaatsing van de woonwagen naar de nieuwe standplaats heeft plaatsgevonden en de oude standplaats leeg en ontruimd aan de gemeente is opgeleverd.
6.4.
Bewoner maakt wel /geengebruik van de mogelijkheid om – in afwijking van artikel 6.1 – de door hem of haar te ontvangen vergoeding te laten vaststellen aan de hand van een door de gemeente te doorlopen aanbestedings/selectieprocedure conform artikel 6.3
(…)”
2.4.
Blijkens een brief van 25 juli 2013 van de gemeente aan [A] zijn de termijnen als genoemd in de voormelde artikelen 4.2 en 5.1 tot en met 5.3 gewijzigd in één maand na afloop van de bouwperiode, die, zo vermeldt de brief, in beginsel een periode van vier maanden na levering van de kavel omvat.
2.5.
Medio 2013 heeft de in de vaststellingsovereenkomst bedoelde aanbestedings/selectieprocedure (hierna: de selectieprocedure) plaatsgevonden. De gemeente heeft [X] Infra- en Milieutechniek B.V. (hierna: [X]) ingeschakeld om dit te begeleiden. [X] heeft in het kader van die procedure drie bedrijven geselecteerd om een offerte uit te brengen voor de verplaatsing van (uiteindelijk) zeven woonwagens. De gemeente heeft hierbij als eis gesteld dat het bedrag voor de verplaatsing van de zeven woonwagens niet hoger mag zijn dan € 145.000,-. De offertes van de drie geselecteerde bedrijven resulteerden alle in een hoger bedrag. De gemeente heeft geen van deze bedrijven geselecteerd. De gemeente heeft vervolgens aan [X] gevraagd een marktverkenning te verrichten. Dit heeft geresulteerd in een offerte van [X] die uitkomt op € 19.140,- per woonwagen, waarbij het transport van de woonwagen en de diverse werkzaamheden door meerdere bedrijven zullen worden verricht. De gemeente heeft de verplaatsingskosten op dat bedrag gesteld. [A] heeft daarmee niet ingestemd.
2.5.
Op 17 december 2013 heeft [A] de koopovereenkomst van de nieuwe standplaats getekend. De levering hiervan heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. De gemeente heeft bij brief van 23 januari 2014 aan [A] meegedeeld dat hij, ingevolge de vaststellingsovereenkomst en de brief van 25 juli 2013, de oude standplaats uiterlijk op 22 juni 2014 leeg en ontruimd aan haar dient op te leveren.
2.6.
Ten tijde van de behandeling ter zitting in deze procedure op 17 juni 2014 was de woonwagen van [A] nog niet verplaatst en de oude standplaats nog niet ontruimd.

3.Het geschil

in conventie
3.1
De gemeente vordert, zakelijk weergegeven:
- [A] te veroordelen om de oude standplaats uiterlijk 22 juni 2014 leeg en ontruimd aan haar op te leveren;
- haar te machtigen om, indien [A] niet tijdig aan voormelde veroordeling voldoet, de woonwagen van [A] zelf te verplaatsen naar de nieuwe standplaats en de oude standplaats volledig te ontruimen, op kosten van [A];
met veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert de gemeente, samengevat, het volgende aan. Nu de levering van de nieuwe standplaats op 22 januari 2014 heeft plaatsgevonden, dient [A] ingevolge de vaststellingsovereenkomst en de brief van 25 juli 2013 de oude standplaats uiterlijk op 22 juni 2014 leeg en ontruimd aan de gemeente op te leveren. Deze datum is bijna verstreken, maar de woonwagen van [A] staat nog steeds op de oude standplaats, als enige woonwagen op het [straatnaam]. De herinrichtingswerkzaamheden worden daardoor opgehouden, hetgeen leidt tot schade voor de gemeente en voor bewoners die in aanmerking komen voor een nieuwe standplaats daar. [A] heeft desgevraagd niet uitdrukkelijk bevestigd dat hij de oude standplaats tijdig leeg en ontruimd aan de gemeente zal opleveren en hij dreigt daardoor wanprestatie te leveren. De gemeente wil aan haar verplichting tot betaling van het op grond van de vaststellingsovereenkomst aan [A] verschuldigde bedrag voldoen. Zij heeft daaraan tot op heden echter niet kunnen voldoen, omdat [A] geen bankrekeningnummer opgeeft. De gemeente is een bedrag aan [A] verschuldigd van € 19.140,-, zijnde het bedrag dat [X] heeft geoffreerd. In de gevoerde selectieprocedure is door de gemeente terecht geen bedrijf geselecteerd, nu de uitgebrachte offertes alle hoger waren dan het door de gemeente vastgestelde maximumbedrag en de offertes ook om andere redenen niet aan de selectiecriteria voldeden. De situatie is ook fraudegevoelig en door de hoogtes van de offertes, die dicht bij elkaar liggen en alle bijna drie keer zo hoog zijn dan het geraamde bedrag, is niet uit te sluiten dat vooroverleg heeft plaatsgevonden.
3.3.
[A] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[A] vordert, zakelijk weergegeven, de gemeente te veroordelen om als voorschot op het aan hem verschuldigde bedrag tegen kwijting te betalen een bedrag van € 33.477,- dan wel € 30.000,- dan wel € 19.140,- dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2014 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure.
3.5.
Daartoe voert [A], samengevat, het volgende aan. Om zijn woonwagen tijdig te kunnen verplaatsen, heeft hij dringend geld nodig. Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst een regeling getroffen, die erop neerkomt dat de gemeente een bedrag aan hem dient te betalen ter hoogte van één van de in het kader van de selectieprocedure uitgebrachte offertes. Dat is een bedrag dat ver uitstijgt boven het door de gemeente aangeboden bedrag van € 19.140,-. Nu [A] niet over voldoende informatie beschikt dienaangaande, vordert hij een bedrag van € 33.477,35 zijnde het bedrag dat volgt uit een rechtstreeks door [Y] (een van de bedrijven die aan de selectieprocedure hebben meegedaan) aan hem uitgebrachte offerte. [A] heeft begrepen dat dit een lager bedrag is dan de bedragen van de drie in de selectieprocedure uitgebrachte offertes. De gemeente heeft diverse malen aan [A] te kennen gegeven – en dit staat ook in een nieuwsbrief van de gemeente vermeld – dat het bedrag naar aanleiding van de selectieprocedure hoger en lager zou kunnen worden, maar zij heeft nooit gemeld dat hieraan een maximum gebonden zou zijn. De gemeente kan dus niet ineens een prijscriterium, dat nooit aan [A] bekend is gemaakt, hanteren om alle offertes af te wijzen en zich vervolgens op het standpunt stellen dat hij slechts recht heeft op een lager bedrag. Van dit bedrag kan [A] ook niet alle kosten betalen. De btw en de verhuis- en inrichtingskosten komen al voor zijn rekening en het door [X] geoffreerde bedrag bevat voorts niet alle werkzaamheden die moeten worden verricht. Er is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met een ruimte voor luchtverwarming, waarvoor in een andere offerte een bedrag van ruim € 8.500,- is opgenomen, en evenmin met het demonteren van de oude afzetting en de plaatsing van een nieuwe afzetting, waarvoor in een andere offerte meer dan € 6.000,- is opgenomen.
3.6.
De gemeente voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de conventionele en reconventionele vordering zullen beide vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. [A] heeft toegelicht waarom hij desgevraagd niet aan de gemeente heeft bevestigd dat hij de oude standplaats vóór 22 juni 2014 leeg en ontruimd aan de gemeente zal opleveren. Hij erkent echter dat hij op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden is de oude standplaats uiterlijk 22 juni 2014 leeg en ontruimd aan de gemeente op te leveren en hij wenst hieraan ook te voldoen. De gemeente heeft toegelicht waarom zij tot op heden aan [A] nog geen bedrag heeft betaald. Zij erkent echter dat zij hem op grond van de vaststellingsovereenkomst reeds een bedrag had moeten betalen en zij wenst hieraan ook te voldoen. Partijen zitten echter in een impasse, nu zij een verschillend antwoord geven op de vraag op welk bedrag [A] op grond van de vaststellingsovereenkomst recht heeft en [A] dit bedrag nodig heeft om de ontruiming te kunnen uitvoeren. Het treffen van een ordemaatregel inhoudende dat [A] uiterlijk 22 juni 2014 de oude standplaats dient te ontruimen, onder de voorwaarde dat de gemeente vóór die datum het door haar aan [A] verschuldigde bedrag betaalt, ligt derhalve voor de hand en dit is ook in het belang van en in lijn met de standpunten van beide partijen. Dan resteert de vraag wel bedrag de gemeente thans aan [A] dient te betalen. Beide partijen hebben hun standpunt in dit kader nader gemotiveerd zoals onder 3.2 en 3.5 weergegeven.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente een aantal verwijten kan worden gemaakt. De vaststellingsovereenkomst biedt onder meer onvoldoende duidelijkheid ten aanzien van de vraag welke kosten onder de door de gemeente te vergoeden verplaatsingskosten zijn begrepen. Er is daardoor thans in ieder geval verschil van mening over de kosten voor het bouwen van een bergplaats voor de verwarmingsinstallatie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden uitgesloten dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze kosten geheel of ten dele voor vergoeding in aanmerking komen. Gelet op de positie van de gemeente als professionele partij en de omstandigheid dat het initiatief voor de herinrichting en het sluiten van de overeenkomst bij de gemeente ligt, is niet onwaarschijnlijk dat de onduidelijkheid in de overeenkomst op dit punt voor rekening van de gemeente komt. Verder verdient opmerking dat de gemeente van het in de vaststellingsovereenkomst in artikel 6.3 opgenomen traject, dat hier overigens slechts zeer globaal is beschreven, is afgeweken. Zij heeft de opdracht immers niet aan één van de door haar voor het uitbrengen van een offerte geselecteerde bedrijven gegund, maar aan een bedrijf dat na de beëindiging van de selectieprocedure desgevraagd een offerte aan de gemeente heeft uitgebracht. De redenen die de gemeente hiervoor aanvoert zijn op zichzelf bezien valabel, maar in de overeenkomst zijn geen omstandigheden opgenomen die aanleiding kunnen zijn voor het volgen van een dergelijke gewijzigde procedure. Voorts heeft de gemeente niet vóór het sluiten van de overeenkomst aan [A] kenbaar gemaakt dat zij bij de selectieprocedure een maximumbedrag voor de offertes zou hanteren. De gemeente heeft tegen alle bewoners juist beklemtoond dat de keuze voor het laten vaststellen van de verplaatsingskosten volgens artikel 6.3 van de vaststellingsovereenkomst zou kunnen leiden zowel tot hogere als tot lagere kosten, zonder daarbij melding te maken van een maximumbedrag. Dit is onmiskenbaar een belangrijk gegeven bij de keuze die [A] kon maken voor verschillende financiële tegemoetkomingen. De voorzieningenrechter acht verder aan de gemeente verwijtbaar dat zij, al lange tijd wetende van het verschil van mening over de verplaatsingskosten, eerst op 3 juni 2014 dit kort geding heeft aangespannen voor het treffen van een voorziening voor de ontruiming vóór 22 juni 2014. Het had op haar weg gelegen om eerder om een voorziening te vragen om de ontstane tijdnood te voorkomen.
4.4.
In het licht van voormelde omstandigheden kan allerminst worden uitgesloten dat de bodemrechter zal bepalen dat de gemeente een hoger bedrag dan € 19.140,- aan [A] verschuldigd is. Weliswaar dient bij de toewijzing van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid te worden betracht, maar voormelde omstandigheden maken tevens dat het niet redelijk is om het risico voor het verkrijgen van een bedrag boven € 19.140,- volledig bij [A] te leggen, terwijl hij reeds aan zijn verplichting tot ontruiming heeft voldaan. Het door [A] gevorderde bedrag van € 33.477,- is in dit geding echter niet toewijsbaar, nu niet met de hier vereiste mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat een dergelijk bedrag in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Niet kan worden uitgesloten dat de inschrijvingen in de selectieprocedure op andere gronden niet aan de selectiecriteria voldeden, zoals door de gemeente is gesteld, en dat er een nadere kostenbepaling moet komen. De voorzieningenrechter zal gelet op al het vorenstaande als ordemaatregel een voorziening treffen naar billijkheid en, in aanmerking nemende al hetgeen in deze procedure over de diverse kosten is gesteld, een door de gemeente te betalen bedrag van € 25.000,- vaststellen. Bij de veroordeling tot betaling wordt het betaalschema van artikel 6.3 van de vaststellingsovereenkomst tot uitgangspunt genomen en dit leidt tot een beslissing zoals hierna vermeld.
4.5.
De gemeente zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, zowel in conventie als in reconventie, welke kosten tezamen zullen worden begroot zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
- veroordeelt de gemeente om aan [A] een bedrag van € 25.000,- te betalen op een door hem aan de gemeente door te geven rekeningnummer, van welk bedrag 60% dient te zijn betaald vóór 22 juni 2014, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf die datum tot de dag der algehele voldoening, en 40% binnen veertien dagen nadat [A] de in deze zaak bedoelde woonwagen heeft verplaatst naar de nieuwe standplaats aan de [adres 2] te ([postcode]) [woonplaats] en de oude standplaats aan het [adres 1] te ([postcode]) [woonplaats] leeg en ontruimd aan de gemeente heeft opgeleverd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag nadat voormelde verplaatsing, ontruiming en oplevering hebben plaatsgevonden tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [A] om, als de gemeente tijdig heeft voldaan aan het hiervoor bepaalde ten aanzien van de betaling aan hem van 60% van € 25.000,-, voormelde oude standplaats uiterlijk op 22 juni 2014 leeg en ontruimd aan de gemeente op te leveren;
- bepaalt dat de gemeente, indien [A] niet (tijdig) aan die veroordeling heeft voldaan, gerechtigd is diens woonwagen zelf te verplaatsen naar voormelde nieuwe standplaats en voormelde oude standplaats volledig te ontruimen, een en ander op kosten van [A];
- veroordeelt de gemeente in de kosten van beide gedingen, tot dusverre aan de zijde van [A] begroot op € 1.098,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 282,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014.
ts