ECLI:NL:RBDHA:2014:11207
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van toegang en schorsing van bezoldiging van een PI-medewerker in verband met strafbaar feit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een medewerker van een Penitentiaire Inrichting (PI), en de minister van Veiligheid en Justitie. De eiser was ontzegd toegang tot de PI en zijn bezoldiging was geschorst en gedeeltelijk ingehouden, omdat hij werd verdacht van een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de minister, in zijn besluiten niet voldoende had gemotiveerd waarom deze disciplinaire maatregelen waren opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de schorsing en inhouding van de bezoldiging niet op een deugdelijke wijze waren onderbouwd en dat er strijd was met het gelijkheidsbeginsel en de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om de gebreken in het besluit te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft daarom het bestreden besluit vernietigd voor zover het de schorsing en inhouding van de bezoldiging betreft, en het bezwaar van de eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft de primaire besluiten herroepen en bepaald dat de eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.