ECLI:NL:RBDHA:2014:11244
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de vordering tot ontruiming van het pand 'Huis Ter Horst' in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A], eiser in conventie, en de gedaagden in conventie, die zich in het pand 'Huis Ter Horst' bevinden. [A] vorderde de ontruiming van het pand, dat door de gedaagden was gekraakt. De voorzieningenrechter overwoog dat de gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven, wat in strijd is met artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht. De voorzieningenrechter erkende dat de gedaagden zich beroepen op het huisrecht, maar oordeelde dat de inmenging in hun huisrecht door [A] proportioneel was, gezien de omstandigheden van de zaak. De bank had de hypotheek van [A] opgezegd en wenste het pand onderhands te verkopen, wat vereiste dat het pand ontruimd werd om noodzakelijke opknapwerkzaamheden uit te voeren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van [A] zwaarder wogen dan die van de gedaagden, en verleende de vordering tot ontruiming. De gedaagden werden veroordeeld om het pand binnen drie weken na betekening van het vonnis te ontruimen, met de bepaling dat het vonnis ook ten uitvoer kon worden gelegd tegen eenieder die zich in het pand bevond. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagden in conventie.