Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
BESLISSING
30 januari 2014 in tegenwoordigheid van C.A.F. Commandeur, griffier.
Rechtbank Den Haag
Op 30 januari 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de schuldsaneringsregeling van twee verzoekers. De verzoekers hadden op 9 januari 2014 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Uit het Centraal Insolventieregister bleek dat eerder de schuldsaneringsregeling op hen van toepassing was geweest, met een verbindend geworden slotuitdelingslijst op 15 maart 2007. Volgens artikel 356, tweede lid, van de Faillissementswet eindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Tevens bepaalt artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d Fw. dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regels rechtvaardigen. De grammaticale uitleg van de wet leidde tot de conclusie dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigde met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Er was een aanzienlijke tijd verstreken tussen het einde van de verplichtingen op 29 november 2003, het schoneleivonnis van 3 maart 2005 en het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet eerder beëindigd kon worden geacht dan op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend werd.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen, omdat er sinds het einde van de regeling nog geen tien jaar waren verstreken. De beslissing werd genomen door mr. G.H.M. Smelt en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij griffier C.A.F. Commandeur aanwezig was.