ECLI:NL:RBDHA:2014:1144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
458013/ FT RK 14/45+14/46
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde toepassing schuldsaneringsregeling bij verbindend worden slotuitdelingslijst

Op 30 januari 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de schuldsaneringsregeling van twee verzoekers. De verzoekers hadden op 9 januari 2014 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Uit het Centraal Insolventieregister bleek dat eerder de schuldsaneringsregeling op hen van toepassing was geweest, met een verbindend geworden slotuitdelingslijst op 15 maart 2007. Volgens artikel 356, tweede lid, van de Faillissementswet eindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling van rechtswege zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Tevens bepaalt artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d Fw. dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt afgewezen indien minder dan tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze regels rechtvaardigen. De grammaticale uitleg van de wet leidde tot de conclusie dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigde met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Er was een aanzienlijke tijd verstreken tussen het einde van de verplichtingen op 29 november 2003, het schoneleivonnis van 3 maart 2005 en het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De rechtbank oordeelde dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet eerder beëindigd kon worden geacht dan op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend werd.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen, omdat er sinds het einde van de regeling nog geen tien jaar waren verstreken. De beslissing werd genomen door mr. G.H.M. Smelt en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij griffier C.A.F. Commandeur aanwezig was.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/458013 / FT RK 14/45+14/46
nummer verklaring: CDS1300125128
uitspraakdatum: 30 januari 2014
[verzoeker 1],
en
[verzoeker 2],
beiden wonende te [adres],
[postcode en woonplaats],
verzoeker,
hebben op 9 januari 2014 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Uit het Centraal Insolventieregister is gebleken dat op verzoekers eerder de schuldsanerings-regeling van toepassing is geweest. De slotuitdelingslijst is verbindend geworden op 15 maart 2007.
In artikel 356, tweede lid, van de Faillissementswet is bepaald: “De toepassing van de schuldsaneringsregeling is van rechtswege beëindigd zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden […]”
Ingevolge artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d Fw. is bepaald dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt afgewezen “indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest […]”.
Van de verder in die artikelen genoemde situaties en omstandigheden is in dit geval geen sprake, zodat bezien moet worden op welk moment de schuldsaneringsregeling niet langer van toepassing was ten aanzien van schuldenaren.
Reeds de grammaticale uitleg van de wet leidt tot het oordeel dat die toepassing eindigde met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst op 15 maart 2007.
Nu er tussen het einde van de verplichtingen per 29 november 2003, het vonnis als bedoeld in artikel 354, eerste lid, Fw. (het ‘schoneleivonnis’) van 3 maart 2005 en het verbindend worden van de slotuitdelingslijst geruime tijd is verstreken, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de toepassing van de schuldsaneringsregeling in dit concrete geval al reeds eerder als beëindigd moet worden beschouwd.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds het einde van – kort gezegd – de verplichtingen van de saniet en anderzijds het einde van de regeling zelf. Er is dan ook geen grond de toepassing van de regeling reeds op 29 november 2003 beëindigd te achten. Ook het dictum van het vonnis van 3 maart 2005 kan bij verzoekers geen ander vertrouwen hebben gewekt. Daarin staat opgenomen: “verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.”
Het schoneleivonnis heeft in het wettelijke systeem van toepassing en beëindiging geen rol. De gevolgen daarvan laten zich eerst, enkel en van rechtswege voelen indien de schuldsanerings-regeling is beëindigd (art. 358, eerste en tweede lid Fw.) Een afwijken van de wettelijke tienjaarstermijn vanwege het verstrijken van lange of wellicht kortere tijd tot het einde van de regeling, zou arbitrair zijn. Dat zou zich slecht verdragen met het dwingende karakter van deze termijn, op de duur waarvan de wetgever geen uitzonderingen heeft gemaakt.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen, nu sinds het einde van de regeling nog geen tien jaren zijn verstreken.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker 1]
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], NEDERLAND,
en
[verzoeker 2].
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats], NEDERLAND,
beiden wonende te [adres]
[postcode en woonplaats]
Gewezen door mr. G.H.M. Smelt, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 januari 2014 in tegenwoordigheid van C.A.F. Commandeur, griffier.