ECLI:NL:RBDHA:2014:11942
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot onmiddellijke invrijheidsstelling van gedetineerde met Roemeense straf voor drugshandel
Op 1 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter in Den Haag uitspraak gedaan in een kort geding waarin een gedetineerde, die in Nederland zijn straf uitzit die hem in Roemenië is opgelegd voor drugshandel, vorderde om onmiddellijk in vrijheid te worden gesteld. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, oordelend dat de Staat in deze zaak niet onjuist heeft gehandeld. De gedetineerde, aangeduid als '[eiser]', was betrokken bij een drugstransactie waarbij xtc-pillen naar Roemenië zouden worden vervoerd. Hij werd in Roemenië veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar, welke veroordeling onherroepelijk werd op 15 januari 2010. De gedetineerde had verzocht om de tenuitvoerlegging van zijn straf in Nederland, wat door de Roemeense autoriteiten werd goedgekeurd, maar met de voorwaarde dat de straf zou worden verlaagd tot tien jaar en acht maanden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedetineerde niet onterecht was behandeld en dat de omstandigheden van zijn detentie in Roemenië niet voldoende waren om zijn vordering te onderbouwen. De rechter concludeerde dat de gedetineerde zich bewust was van de risico's van zijn handelen en dat de Staat niet onrechtmatig had gehandeld door hem in Roemenië te laten berechten. De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf werd afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding voor de gedane detentie.