ECLI:NL:RBDHA:2014:1199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
C-09-427465 - HA ZA 12-1125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op ontbindingsclausule in koopovereenkomst vanwege bodemverontreiniging gerechtvaardigd?

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers [A] c.s. een beroep gedaan op de ontbindingsclausule in een koopovereenkomst vanwege bodemverontreiniging. De rechtbank heeft op 29 januari 2014 een vonnis gewezen waarin zij de benoeming van een deskundige heeft bevolen om de overgelegde rapporten te beoordelen. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 7 augustus 2013, waarin de rechtbank partijen de gelegenheid heeft gegeven om suggesties te doen voor de benoeming van deskundigen en vragen te formuleren die aan hen voorgelegd moeten worden. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een fout was in de datum van ondertekening van de koopovereenkomst, die ambtshalve is hersteld. De deskundige, de heer J. Tempelman van TNO-ACE, is benoemd om onderzoek te verrichten naar de bodemverontreiniging en om schriftelijk verslag uit te brengen over de gestelde vragen. De rechtbank heeft ook bepaald dat [A] c.s. een voorschot van € 4.000,- op de kosten van de deskundige moet betalen. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de deskundige zijn werkzaamheden pas kan aanvangen nadat het voorschot is ontvangen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/427465 / HA ZA 12-1125
Vonnis van 29 januari 2014
in de zaak van

1.[A],

wonende te [woonplaats],
2.
[B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.J. van der Gouw te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. W.T. Braams te Den Haag.
Partijen zullen hierna [A] c.s. (in mannelijk enkelvoud) en BBL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 augustus 2013 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte houdende uitlating van [A] c.s. van 2 oktober 2013, met producties;
  • de antwoordakte na tussenvonnis, houdende uitlating benoeming deskundige(n), met producties;
  • de akte houdende uitlating van [A] c.s. van 13 november 2013;
  • de antwoordakte van BBL;
  • de correspondentie per e-mail van de rechtbank met partijen over de door de deskundige gewenste voorwaarden.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in het tussenvonnis onder 4.8 als datum waarop BBL de koopovereenkomst heeft ondertekend abusievelijk is vermeld 23 december 2009. Deze datum dient gelet op 2.2 van het tussenvonnis 23 december 2008 te zijn. Deze omissie wordt hierbij ambtshalve hersteld.
2.2.
In het tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld suggesties te doen voor de persoon of personen van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
2.3.
Beide partijen kunnen ermee instemmen dat de heer J. Tempelman, werkzaam bij TNO-ACE te Utrecht als deskundige wordt benoemd. De rechtbank heeft met de heer Tempelman contact opgenomen. Hij heeft zich bereid en in staat verklaard om als deskundige op te treden. De rechtbank zal hem dan ook als (enige) deskundige benoemen.
2.4
De deskundige heeft de rechtbank meegedeeld dat op een eventuele werkzaamheid van hem als deskundige de "Algemene voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO” van september 2010 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn. Na overleg met partijen aanvaardt de rechtbank dit voorbehoud voor zover het betreft de in de artikel 15 van de algemene voorwaarden opgenomen aansprakelijkheidsbeperking. De publiekrechtelijke aard van de rechtsverhouding tussen de rechtbank en een deskundige, zoals geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verzet zich tegen integrale toepassing van algemene voorwaarden. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat deze aansprakelijkheidsbeperking van toepassing is in de verhouding tussen de deskundige en partijen. Daarom heeft de rechtbank partijen op voorhand verzocht met deze beperking in te stemmen. Zij hebben in de onder 1.1 vermelde correspondentie te kennen gegeven de beperking te aanvaarden.
2.5.
Met betrekking tot de door de deskundige te beantwoorden vragen wordt het volgende overwogen.
2.6.
Volgens [A] c.s. dienen de volgende vragen te worden voorgelegd:
“1. Hebt u kennis genomen van genoemde onderzoeken van ATKB?
2. Hebt u kennis genomen van genoemde second opinion van DHV?
3. Zijn bij de onderzoeken die de rechtbank noemt alle normen en onderzoeksprotocollen van het normblad NEN 5707 zuiver toegepast? Licht uw antwoord toe.
4. Voor zover de second opinion betrekking heeft op de onderzoeken die de rechtbank noemt: deelt u de daarin getrokken conclusies c.q. de daarin geconstateerde tekortkomingen? Licht uw antwoord toe.
5. Signaleert u overigens gebreken aan de onderzoeken die de rechtbank noemt? Licht uw antwoord toe.
6. Is het, indachtig de normen en onderzoeksprotocollen van het normblad NEN 5707 en de in de praktijk gangbare kwaliteitseisen:
a. aan onderzoek naar verontreiniging van de bodem met asbest, en
b. aan de wijze waarop een geval van ernstige verontreiniging van de bodem met asbest wordt bepaald,
methodologisch verantwoord om op basis van de onderzoeken die de rechtbank noemt onomstotelijk vast te stellen dat sprake is van een of meer gevallen van ernstige verontreiniging van de bodem met asbest op de percelen waarop die onderzoeken betrekking hebben? Licht uw antwoord toe.”
2.7.
BBL stelt voor de volgende vraag door de deskundige te laten beantwoorden:
“Kan op basis van de in de rechtsoverwegingen 2.16 en 2.18 van het (tussen)vonnis
van de Rechtbank Den Haag van 7 augustus 2013 bedoelde rapporten van ATKB,
mede gezien tegen de achtergrond van de Second Opinion bodemverontreinigingssituatie zaak [A] versus DLG, 2011, DHV B.V., Dossier: BA1249-100-101, Registratienummer: MD-AF20110053-BO, Versie: 02, Biologisch Landbouwbedrijf Meulwaeter, Februari 2011, en de Reactie op “Second Opinion bodem verontreinigingssituatie zaak [A] versus DLG”, ATKB, Kenmerk: 20121009/Rap01, Definitief, 26 oktober 2012, worden beoordeeld of ter
plaatse van de in deze rapporten genoemde percelen sprake is van een ernstige
bodemverontreiniging met asbest?”
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat de door BBL voorgestelde vraag het beste aansluit op hetgeen in het tussenvonnis, in het bijzonder onder 4.9 en 4.10, is overwogen met betrekking tot het door de deskundige te verrichten onderzoek. De door BBL voorgestelde vraag neemt de rechtbank dan ook over, met dien verstande dat de formulering enigszins is aangepast. Hieraan wordt de gebruikelijke slotvraag toegevoegd.
2.9.
In aansluiting op de hoofdregel van artikel 195 Rv dient [A] c.s. het ten behoeve van de deskundige te betalen voorschot op zijn honorarium en kosten te storten.
2.10.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige;
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer J. Tempelman,
werkzaam bij TNO-ACE
Princetonlaan 6
3584 CB Utrecht
tel: 088-8662079/06-20332118
e-mail: jan.tempelman@tno.nl,
teneinde een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de volgende vragen:
1) Kan op basis van de in de rechtsoverwegingen 2.16 en 2.18 van het tussenvonnis van de rechtbank Den Haag van 7 augustus 2013 bedoelde rapporten van ATKB (producties 14-17 bij dagvaarding), mede gezien tegen de achtergrond van de Second opinion (productie 19 bij dagvaarding), en de reactie hierop van ATKB (productie 10 bij conclusie van antwoord), op goede gronden worden geoordeeld dat ter plaatse van de in deze rapporten genoemde percelen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met asbest?
2) Hebt u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
3.3.
bepaalt dat [A] c.s. als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van € 4.000,-, inclusief BTW, ter griffie van de rechtbank dient te deponeren door overmaking op rekening NL31RBOS0569990580, ten name van Ministerie van Veiligheid en Justitie Arrondissement Den Haag, onder vermelding van zaak- en rolnummer C/09/427465 / HA ZA 12-1125;
3.4.
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra hem in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
3.5.
bepaalt dat het voorschot
uiterlijk 14 februari 2014dient te zijn bijgeschreven op de hiervoor vermelde rekening en in voorkomend geval het nadere voorschot binnen de termijn die door griffier schriftelijk wordt medegedeeld;
3.6.
bepaalt voorts dat indien de bedoelde voorschotten niet tijdig worden voldaan, de zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.7.
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeft aan te vangen, nadat de griffier van deze rechtbank de deskundige zal hebben bevestigd dat het voormelde voorschot ter griffie is ontvangen;
3.8.
bepaalt dat de advocaat van [A] c.s.
binnen twee weken na de datum van dit vonniseen kopie van alle gedingstukken aan de rechtbank ter beschikking zal stellen, welke stukken de griffier zal doorzenden aan de deskundige;
3.9.
bepaalt voorts dat, indien bedoelde kopie van alle gedingstukken niet tijdig aan de rechtbank ter beschikking is gesteld, de zaak na sommatie door de rechtbank, waarbij [A] c.s. een termijn van twee weken zal worden gegund om de stukken alsnog ter beschikking te stellen, wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.10.
bepaalt dat de deskundige, met kennisgeving aan de rechtbank, uiterlijk 7 maart 2014 met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor het tijdstip van het te verrichten onderzoek en bepaalt dat een verzoek tot uitstel van (het maken van de afspraak voor) het tijdstip van het te verrichten onderzoek met opgave van redenen aan de rechtbank dient te worden gedaan;
3.11.
bepaalt dat de deskundige het
conceptvan zijn schriftelijke en gemotiveerde rapport, uiterlijk twee maanden nadat de griffier heeft meegedeeld dat het voorschot is voldaan, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer en het rolnummer van deze zaak;
3.12.
bepaalt dat de griffier de concept-rapportage aan partijen zal zenden en dat partijen uiterlijk zich binnen drie weken na ontvangst bij akte kunnen uitspreken over deze concept-rapportage;
3.13.
bepaalt dat de griffier de hiervoor bedoelde akten aan de deskundige zal toezenden en dat de deskundige, uiterlijk drie weken na ontvangst van deze akten, zijn schriftelijke, gemotiveerde en ondertekende rapport, met een gespecificeerde declaratie, zal doen toekomen aan de civiele griffie van deze rechtbank, Prins Clauslaan 60 (postbus 20302, 2500 EH) te Den Haag, met vermelding van het zaaknummer en het rolnummer van deze zaak;
3.14.
bepaalt dat de deskundige zijn onderzoek zelfstandig zal verrichten, ter plaatse en ten tijde als hem goeddunkt en dat hij in zijn rapport zal vermelden op welke wijze hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen alsmede of van die gelegenheid gebruik is gemaakt en, zo ja, wat dergelijke opmerkingen en verzoeken hebben ingehouden;
3.15.
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis aan de deskundige zal zenden;
3.16.
bepaalt dat twee weken nadat het deskundigenbericht bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd en nadat de griffier exemplaren daarvan heeft toegezonden aan partijen de zaak op de rol wordt gebracht voor uitlaten partijen over conclusie na deskundigenbericht c.q. vonnis vragen. Indien partijen opteren voor conclusie na deskundigenbericht zal [A] c.s. als eerste de conclusie nemen;
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 1554