ECLI:NL:RBDHA:2014:12020
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mogelijkheid tot gedwongen uitzetting naar Somalië en de rechtsgeldigheid van de vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man. Eiser was op 13 september 2014 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Hij heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 september 2014, waarbij eiser in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds december 2013 geen reguliere gedwongen uitzettingen naar Somalië meer hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen duidelijke informatie is verstrekt over de standpunten van de Somalische autoriteiten met betrekking tot gedwongen uitzetting, noch over de termijn waarop resultaten van onderhandelingen tussen de Somalische en Nederlandse autoriteiten te verwachten zijn. Ondanks toezeggingen in april 2014 is er geen voortgang geboekt, en het voorgenomen vervolggesprek met de Somalische minister-president in september 2014 heeft geen doorgang gevonden.
De rechtbank concludeert dat er op het moment van toetsing geen concreet zicht op uitzetting van eiser naar Somalië binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring en kent eiser een schadevergoeding toe van € 1.115,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed tot een bedrag van € 974,--.