Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
[aangever 1]) van het leven te beroven, opzettelijk met een mes, éénmaal in de rug van die
[aangever 1]heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.De strafbaarheid van het feit
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
8.De toepasselijke wetsartikelen
9.De beslissing
42 (tweeënveertig) MAANDEN;
6 (zes) MAANDEN,niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
[aangever 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 862,83, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 mei 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
[aangever 1]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
[aangever 1]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
[aangever 1];
[aangever 1]de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij
[aangever 1]in zoverre doet vervallen.