In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2014 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Somalische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had eerder meerdere asielaanvragen ingediend, die telkens waren afgewezen op basis van de verantwoordelijkheid van Italië voor haar aanvraag en het ontbreken van bewijs voor haar reisverhaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar asielrelaas. Eiseres had tijdens haar gehoren tegenstrijdige verklaringen afgelegd over haar huwelijksdatum, vertrek uit Somalië en verblijf in Italië, waardoor haar relaas ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte het individualiseringsvereiste had gesteld en dat er een motiveringsgebrek was ten aanzien van de terugkeer naar Somalië, waar eiseres mogelijk in een door Al-Shabaab gecontroleerd gebied terecht zou komen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de proceskosten van eiseres werden vergoed.