ECLI:NL:RBDHA:2014:12946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
09-852134-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke benadeling van de gezondheid door toevoeging van MDMA aan wijn

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk benadelen van de gezondheid van een slachtoffer door MDMA aan een glas wijn toe te voegen. Het slachtoffer, dat op 20 augustus 2012 in de woning van de verdachte was, heeft een glas wijn gedronken waaraan de verdachte MDMA had toegevoegd. Direct na het drinken van de wijn voelde het slachtoffer zich onwel, met symptomen zoals duizeligheid, misselijkheid en angst voor hartproblemen. Deze symptomen leidden tot een telefoontje naar de huisartsenpost, waar het slachtoffer herhaaldelijk aangaf dat de symptomen niet normaal waren en dat ze nog nooit zoiets had meegemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de gezondheid van het slachtoffer heeft benadeeld door haar te dwingen de wijn te drinken, waarvan hij wist dat deze MDMA bevatte.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de medische gegevens in overweging genomen. Er zijn sporen van MDMA aangetroffen in het bloed van het slachtoffer en in het glas wijn dat door de verdachte was ingeschonken. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat het slachtoffer zelf de MDMA had ingenomen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de MDMA in het glas had gedaan en dat hij opzettelijk handelde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks was toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft ook de vordering tot teruggave van inbeslaggenomen goederen afgewezen, omdat het strafvorderlijk belang zich daartegen verzet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/852134-14
Datum uitspraak: 21 oktober 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.A.C. Banning en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. E. Tamas, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2012 te [plaats], in elk geval in Nederland, opzettelijk de gezondheid van een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft benadeeld en/of die persoon heeft mishandeld, hebbende hij, verdachte, opzettelijk:
- een hoeveelheid MDMA en/of MDA aan een glas wijn toegevoegd en/of
- ( vervolgens) dat glas wijn aan die [slachtoffer] aangeboden en/of
- ( vervolgens) er op aangedrongen dat die [slachtoffer] van de (aangeboden) wijn zou drinken,
althans een hoeveelheid wijn gecombineerd met (een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of MDA aangeboden aan die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] bewogen tot het drinken van die wijn (waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 21 augustus 2012 is [slachtoffer], aangeefster, kortstondig opgenomen geweest in een ziekenhuis in [plaats]. Blijkens een bloedonderzoek zijn er MDMA-sporen in haar bloed aangetroffen. Ook in een glas wijn uit de woning van aangeefster zijn MDMA-sporen aangetroffen. Aangeefster beschuldigt verdachte ervan dat hij haar zou hebben gedrogeerd. Volgens aangeefster heeft verdachte een fles wijn meegenomen naar haar huis, deze ingeschonken en haar op een dringende wijze aangeboden. Verdachte ontkent het feit en beschuldigt aangeefster van het doen van een valse aangifte wegens een verbroken relatie dan wel wegens een financieel motief. Verdachte wordt verweten dat hij de gezondheid van [slachtoffer] heeft benadeeld, althans dat hij haar heeft mishandeld.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van het tenlastegelegde feit, te weten het opzettelijk benadelen van de gezondheid.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat vrijspraak moet volgen. Daartoe heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat aangeefster verdachte valselijk beschuldigt. Volgens de verdediging heeft aangeefster de MDMA zelf ingenomen en in het glas gedaan, hetgeen zou worden ondersteund door het telefoongesprek dat aangeefster had met de huisartsenpost. Volgens de verdediging volgt uit de inhoud van dat gesprek dat aangeefster dronken was en dat zij reeds op de hoogte was van de symptomen die MDMA-inname met zich meebrengt. Naar het standpunt van de verdediging heeft aangeefster dan ook vooraf informatie ingewonnen over de symptomen van MDMA-inname en was zij zodoende in staat valselijk over die symptomen te verklaren.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte geen enkel motief had om aangeefster te drogeren, terwijl aangeefster naast een emotioneel motief ook nog een financieel motief heeft gehad. Verdachte had immers op een eerder moment de seksuele relatie die hij had met aangeefster verbroken, wilde niet toegeven aan haar wens om wraak te nemen op een moeder van een vriendin van haar dochter en aangeefster heeft voorts een aanzienlijke schadevergoeding gevorderd. Daarnaast blijkt uit e-mailcorrespondentie tussen aangeefster en derden dat zij mensen bedreigt met het inschakelen van instanties om zodoende haar zin te krijgen. Daaruit blijkt volgens de verdediging dat aangeefster een valse beschuldiging niet zal schuwen om haar zin te krijgen dan wel om wraak te nemen.
Ten slotte heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet onomstotelijk volgt dat de MDMA-inname de symptomen bij aangeefster heeft veroorzaakt. Volgens de verdediging kunnen de symptomen (daarnaast) ook zijn veroorzaakt door de combinatie van de ingenomen antibiotica (die aangeefster de dagen ervoor had ingenomen) met de genuttigde alcohol.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank gaat uit van de volgende door haar vastgestelde feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Op 21 augustus 2012 omstreeks 3.15 uur is in het Reinier de Graaf Gasthuis te Delft een lichamelijk onderzoek uitgevoerd op [slachtoffer], aangeefster. Zij is kort opgenomen geweest op de hartbewaking ter observatie bij een verdenking op intoxicatie met een anticholinergicum (bijvoorbeeld amfetamine). [2] Uit onderzoek van het NFI volgt dat er sporen van MDMA in het bloed van [slachtoffer] zijn aangetroffen. [3] Ook zijn sporen van MDMA aangetroffen in één van de twee wijnglazen die, samen met een fles wijn, in de woning van [slachtoffer] door de politie in beslag zijn genomen. [4] Voorts staat vast dat verdachte op 20 augustus 2012 op bezoek is geweest in de woning van [slachtoffer] in [plaats] en dat hij toen een gesloten fles wijn had meegenomen naar die woning. Er is wijn uit die fles in twee glazen geschonken en die is genuttigd door zowel verdachte alsmede [slachtoffer]. [5]
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de MDMA in het wijnglas moet hebben gedaan toen zij even kort – op aangeven van verdachte – de woonkamer van de woning had verlaten. Hij zou degene zijn geweest die de wijn had ingeschonken, haar de wijn had aangeboden en bij haar had aangedrongen de wijn te drinken. [6] De wijn zou vies hebben gesmaakt. [7]
Verdachte ontkent dat. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] hem valselijk beschuldigt en dat zij zelf de MDMA tot zich heeft genomen en in het wijnglas heeft gedaan.
De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag wie de MDMA in het wijnglas heeft gedaan en dit zodoende aan [slachtoffer] heeft toegediend. Zij overweegt daartoe het volgende.
Anders dan de verdediging heeft betoogd is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte degene is geweest die de MDMA in het wijnglas van [slachtoffer] heeft gedaan.
Daartoe overweegt de rechtbank dat het verdachte was die op eigen initiatief een fles wijn had meegenomen naar [slachtoffer] en zij samen die wijn hadden genuttigd. [8] Na het drinken van de wijn heeft [slachtoffer] een huisartsenpost gebeld. [9] Aldaar heeft zij melding gedaan van de symptomen die zij volgens haar verklaringen kreeg direct na de inname van de wijn. [10] Na dit telefoongesprek heeft verdachte de woning verlaten. [11] In één van de wijnglazen en in het bloed van [slachtoffer] zijn sporen van MDMA aangetroffen.
Het scenario van de verdediging dat [slachtoffer] zelf de MDMA in het glas zou hebben gedaan en zou hebben ingenomen, kan niet blijken uit het dossier. De door de verdediging overgelegde stukken bieden evenmin steun aan het scenario dat [slachtoffer] verdachte valselijk heeft willen beschuldigen naar aanleiding van een financieel dan wel emotioneel motief.
Daarnaast volgt de authenticiteit van de verklaring van aangeefster naar het oordeel van de rechtbank uit de paniekerige en emotionele toestand van [slachtoffer] in het gesprek met de huisartsenpost. Van dit telefoongesprek met een medewerkster van de huisartsenpost bevindt zich in het dossier een schriftelijk uitwerking en blijkens de ter terechtzitting beluisterde bandopname van dit gesprek is deze uitwerking naar het oordeel van de rechtbank voldoende representatief. [slachtoffer] herhaalde in dat gesprek meermalen de symptomen die zij ondervond, verzocht om een huisbezoek van een huisarts en was zelfs bang dat zij hartproblemen zou krijgen. Ook bleef zij herhalen dat wat haar overkwam niet normaal was en dat zij nog nooit zoiets had meegemaakt. [12] Voorts heeft zij de symptomen en het verhaal dat zij onwel werd direct na het drinken van de wijn herhaald bij het ziekenhuis en aan hulp biedende kennissen. [13] Dat [slachtoffer] deze emoties heeft gefingeerd en dusdanig bedrieglijk heeft weten te uiten waardoor zij zelfs de artsen in het ziekenhuis heeft weten te bewegen haar bij de hartbewaking te observeren, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Voorts ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de MDMA-inname de gezondheid van [slachtoffer] heeft benadeeld. Zij overweegt daartoe het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door aangeefster aangegeven symptomen worden aangemerkt als benadeling van de gezondheid. Daartoe overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij direct na het drinken van de wijn zich rot en verschrikkelijk voelde, en duizelig werd. Haar hoofd tintelde, ze had het erg warm, ze kon niet zitten en voelde zich misselijk. Ook was zij bang dat zij hartproblemen zou krijgen. Ze gaf meermalen aan dat de symptomen niet normaal waren en dat ze zoiets nog nooit had meegemaakt. [14] Deze symptomen hebben er dan ook voor gezorgd dat [slachtoffer] op een negatieve wijze veranderingen bemerkte in haar lichamelijke gesteldheid en deze negatieve veranderingen hebben daardoor haar gezondheid – alhoewel tijdelijk – benadeeld.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de MDMA-inname de oorzaak is geweest van voornoemde symptomen. Daartoe overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat MDMA effect heeft op de lichamelijke en psychische toestand van degene die het middel inneemt en dat deze effecten ook schadelijk kunnen zijn. Die effecten (waar onder stijging van de hartslag en bloeddruk, verhoogde temperatuur) zijn beschreven in het rapport van het NFI. [15] Daarbij komt dat [slachtoffer] meermalen voor haar verklaringen bij de politie aan derden heeft aangegeven dat de symptomen waren ontstaan direct nadat zij van de wijn had gedronken. Daarnaast volgt op geen enkele wijze uit de medische gegevens dat de artsen de symptomen bij [slachtoffer] in verband hebben gebracht met de inname van antibiotica (Azitromyv) in combinatie met alcohol door [slachtoffer], welke informatie blijkens de medische gegevens bij de opname van [slachtoffer] bekend was bij die artsen. [16] Voor zover er over een mogelijke oorzaak is gerapporteerd hebben de artsen slechts gewezen op de verdenking van een intoxicatie, in de zin van de inname van bijvoorbeeld katemine, cocaïne, amfetamine of GHB. [17] Na het oordeel van de rechtbank past dit – achteraf – bij de geconstateerde MDMA-inname en voorts vindt een andere oorzaak van de benadeling van de gezondheid geen steun in het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met voornoemd handelen in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de gezondheid van [slachtoffer] heeft kunnen benadelen.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 augustus 2012 te [plaats] aan een glas wijn MDMA heeft toegevoegd, deze heeft aangeboden aan [slachtoffer] en haar heeft bewogen deze wijn te drinken, waardoor hij haar gezondheid opzettelijk heeft benadeeld.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 20 augustus 2012 te [plaats] opzettelijk de gezondheid van een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft benadeeld en, hebbende hij, verdachte, opzettelijk:
- een hoeveelheid MDMA aan een glas wijn toegevoegd en
- vervolgens dat glas wijn aan die [slachtoffer] aangeboden en
- vervolgens er op aangedrongen dat die [slachtoffer] van de aangeboden wijn zou drinken
en die [slachtoffer] bewogen tot het drinken van die wijn.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf voor de duur van 180 dagen, subsidiair 90 dagen hechtenis en
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke benadeling van de gezondheid van het slachtoffer door haar te bewegen MDMA in te laten nemen, zonder haar medeweten en toestemming. Het slachtoffer heeft door deze MDMA-inname verschillende negatieve lichamelijke symptomen ondervonden die dermate hevig en niet normaal waren dat zij daarvoor midden in de nacht in paniek een huisartsenpost heeft gebeld. Zelfs in het ziekenhuis hebben artsen gemeend dat observatie op de hartbewaking uit voorzorg nodig was. Het slachtoffer heeft geenszins deze MDMA-inname gewenst. Welk doel verdachte met deze intoxicatie voor ogen had is de rechtbank niet duidelijk geworden doch dat neemt niets weg van de ernst van het feit. Dat verdachte de gezondheid van het slachtoffer, die op dat moment ook nog de zorg droeg voor haar slapende minderjarige dochter, heeft benadeeld rekent de rechtbank verdachte dan ook aan.
Verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister d.d. 12 september 2014 – niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld,.
Alhoewel er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn waar binnen de behandeling van een strafzaak ter berechting dient te zijn afgerond houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop van de strafzaak. Het heeft namelijk meer dan een jaar geduurd voordat onderhavige zaak inhoudelijk is afgedaan na verdachtes eerste verhoor. Tevens rechtvaardigt de geringe omvang van het dossier en de geringe complexiteit van het onderzoek geenszins voornoemd tijdsverloop.
De rechtbank ziet in al het vorenstaande geen aanleiding om een voorwaardelijk(e) straf(deel) opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf van nader te noemen duur passend en geboden is.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.000,00.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat er geen causaal verband bestaat tussen het tenlastegelegde feit en de gevorderde schade.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de gevorderde schade niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 4 genummerde voorwerpen zullen worden geretourneerd aan de aangeefster. Desalniettemin heeft de officier van justitie te kennen gegeven dat het strafvorderlijk belang zich eigenlijk verzet tegen teruggave en dat het beslag niet ter beoordeling van de rechtbank had moeten worden gebracht in dit stadium.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering omtrent het beslag dient te worden afgewezen gelet op het strafvorderlijk belang van de voortzetting van het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard van het beslag – stukken van overtuiging die een wezenlijk belang dienen bij de bewijsvraag – het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave aan het slachtoffer. De rechtbank zal dan ook de vordering van de officier van justitie afwijzen waardoor het beslag beschikbaar kan blijven voor nader onderzoek in een eventueel hoger beroep.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijke benadeling van de gezondheid;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN;
bepaalt dat de
benadeelde partij niet ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vorderingbetreffende
het beslag af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs. M.M. Meijers en I.J.K. van der Meer, rechters
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014.
Mrs. M.M. Meijers en I.J.K. van der Meer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1581-2012178224, van de regiopolitie Haaglanden (doorgenummerd blz. 1 t/m 69).
2.Geschrift, te weten brief Reinier de Graaf Groep, opgesteld door [naam 1] en dr. [naam 2], blz. 23; Geschrift, te weten medisch dossier betreffende [slachtoffer], p. 24 t/m 26.
3.NFI rapport “Toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van een slachtoffer, p. 45; Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 37.
4.NFI Rapport “Toxicologisch onderzoek in twee wijnglazen”, p. 49; Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 37; Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 15 en 16; Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 oktober 2014.
6.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 15 en 16.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], p. 12.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2014.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2014.
10.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 16; Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], p. 12.
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 16.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58.
13.Geschrift, te weten medisch dossier betreffende [slachtoffer], p. 24 en 26.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58; Geschrift, te weten medisch dossier betreffende [slachtoffer], p. 24.
15.NFI rapport “Toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van een slachtoffer, p. 44 en 45.
16.Geschrift, te weten medisch dossier betreffende [slachtoffer], p. 24 en 25.
17.Geschrift, te weten medisch dossier betreffende [slachtoffer], p. 25 en 26.