ECLI:NL:RBDHA:2014:13096
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeer van autistische vreemdeling en de belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een autistische vreemdeling en zijn familie, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank beoordeelde de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van de Overgangsregeling langdurig in Nederland verblijvende kinderen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiser, die autistisch is en moeite heeft met veranderingen. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris niet adequaat had gereageerd op de verklaring van de school van eiser, die de impact van een terugkeer naar het land van herkomst benadrukte. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in strijd was met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast werd het onderscheid dat de staatssecretaris maakte tussen kinderen met een asielachtergrond en kinderen zonder asielachtergrond als onvoldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat er internationaalrechtelijke verplichtingen bestonden ten aanzien van afgewezen asielzoekers. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eisers. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van verblijfsvergunningen, vooral in gevallen waarin kwetsbare groepen, zoals kinderen met een beperking, betrokken zijn. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om de belangen van eiser en zijn familie opnieuw te wegen, met inachtneming van de relevante omstandigheden.