ECLI:NL:RBDHA:2014:13182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
14/14149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening en beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep inzake de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 16 juni 2014 een aanvraag ingediend, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 2 juli 2014 zijn zowel eiser als zijn advocaat, mr. P.J. Wapperom, niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De advocaat heeft verklaard dat hij gevolmachtigd was om het verzoek in te dienen, maar uit het rapport bleek dat eiser niet was verschenen voor zijn gehoor en dat er geen contact was geweest tussen eiser en zijn advocaat. De voorzieningenrechter heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met het kantoor van Wapperom, waar mr. A.W.J. van der Meer, kantoorgenoot van Wapperom, bevestigde dat er geen contact met eiser was geweest en dat zij niet wisten waar eiser zich bevond. Dit leidde tot de conclusie dat eiser Wapperom en Van der Meer niet had gevolmachtigd voor het indienen van het verzoek.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de toewijzing van de zaak door de raad voor rechtsbijstand niet gelijkgesteld kan worden met een machtiging door eiser. Hierdoor werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit gold ook voor het beroep, waarbij de voorzieningenrechter op basis van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak deed en ook dit niet-ontvankelijk verklaarde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers:AWB 14/14149 (voorlopige voorziening) en AWB 14/14148 (beroep),
[nummer]
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 juli 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening, tevens uitspraak op het beroep, in de zaken tussen
[eiser]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. E. Söylemez.
Procesverloop
Bij besluit van 16 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2014. De indiener van het verzoekschrift, mr. P.J. Wapperom (Wapperom), advocaat te Dordrecht, noch eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Wapperom heeft in het verzoekschrift verklaard bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het indienen van het verzoek. Omdat uit het rapport van niet verschijnen voor het gehoor van 10 juni 2014 bleek dat eiser niet voor zijn gehoor is verschenen en dat het kantoor van Wapperom geen contact had met eiser, heeft de griffier, mede gezien de mededeling van Wapperom in de gronden van het verzoek dat hij en eiser niet ter zitting zullen verschijnen, op verzoek van de voorzieningenrechter telefonisch contact opgenomen met het kantoor van Wapperom. Mr. A.W.J. van der Meer (Van der Meer), kantoorgenoot van Wapperom en indiener van de zienswijze in deze procedure, heeft daarbij te kennen gegeven dat zij en Wapperom nimmer contact hebben gehad met eiser, dat hun niet bekend is waar eiser zich bevindt en dat zij ervan zijn uitgegaan dat zij als gemachtigde van eiser konden optreden omdat de raad voor rechtsbijstand hun (kantoor) de zaak van eiser had toegewezen.
2.
Gezien het voorgaande staat vast dat eiser Wapperom noch Van der Meer (bepaaldelijk) heeft gevolmachtigd tot het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening. Dat hun (kantoor) de zaak van eiser door de raad voor rechtsbijstand is toegewezen, kan niet met een machtiging door eiser worden gelijkgesteld. Gelet hierop is het verzoek niet‑ontvankelijk.
3.
Omdat het vorenstaande ook geldt voor het beroep en nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, wordt met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak gedaan op het beroep gedaan en wordt dit ook niet-ontvankelijk verklaard.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek en het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.F.J. van Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak, voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan binnen een week na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.