In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontheffing van het ouderlijk gezag van de vrouw over haar minderjarige kind, alsook de schorsing van het gezag van de man. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw ongeschikt is om haar zorg- en opvoedingsplicht te vervullen, mede door haar eigen problematiek, waaronder vermoedelijke verslavingsproblematiek. De minderjarige is sinds zijn geboorte uit huis geplaatst en verblijft momenteel bij pleegouders. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de man, de juridische vader van de minderjarige, sinds maart 2012 met onbekende woon- of verblijfplaats is geëmigreerd, waardoor zijn gezag is geschorst. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ontheffing van het gezag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen de ontheffing van de vrouw en heeft besloten haar van het gezag te ontheffen. Tevens is Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden benoemd tot voogdes over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.