ECLI:NL:RBDHA:2014:13539
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een Italiaans strafvonnis in kort geding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2014, is een kort geding aan de orde waarin eiseres, thans verblijvende in PI Zuid-Oost, een vordering heeft ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een Italiaans strafvonnis. De voorzieningenrechter heeft in het tussenvonnis van 11 september 2014 overwogen dat eiseres alleen als 'voortvluchtig' kan worden aangemerkt indien zij, terwijl zij op de hoogte was van een mogelijke veroordeling, vanuit Italië naar Nederland is gereisd. Eiseres heeft gesteld dat zij Italië heeft verlaten vóór het uitvaardigen van het arrestatiebevel op 22 november 2001. In haar bewijsvoering heeft zij onder andere een GBA-uittreksel en verklaringen van haar moeder en een oud-werkgever overgelegd, maar de Staat heeft betwist dat eiseres Italië vóór de genoemde datum heeft verlaten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de door eiseres overgelegde documenten niet voldoende harde bewijzen bevatten om haar stellingen te onderbouwen. De Staat heeft aangevoerd dat eiseres zich door haar vertrek uit Italië aan een verwachte arrestatie heeft onttrokken, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen formele belemmering was voor eiseres om Italië te verlaten. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat eiseres op basis van de beschikbare informatie niet kan worden aangemerkt als 'voortvluchtig' in de zin van de relevante artikelen van het Aanvullend Protocol bij het VOGP.
Daarom heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van het arrest van 16 januari 2007 geschorst. De schorsing verliest haar werking indien later blijkt dat eiseres wel degelijk zich heeft onttrokken aan een veroordeling. De Staat is veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 970,52, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.H.I.J. Hage.